In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren op 9 november 1997, heeft op 22 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 13 februari 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, onder verwijzing naar artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelt dat hij problemen heeft met zijn ooms in Marokko en dat hij vreest voor zijn veiligheid vanwege een schuld van 20 miljoen dirham. Hij betoogt dat hij geen bescherming kan verwachten van de Marokkaanse autoriteiten.
De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2023 behandeld en vastgesteld dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig achtte, maar de gestelde problemen onvoldoende zwaarwegend vond. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Marokko problemen zal ondervinden. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd dat Marokko in het algemeen kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst, en eiser valt niet onder de uitzonderingscategorieën die bescherming zouden rechtvaardigen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.