ECLI:NL:RBNNE:2023:1335

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
18.168106.20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen en veroordeling voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het witwassen van een geldbedrag, maar hem wel schuldig bevonden aan het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte had in de periode van 12 februari 2020 tot en met 9 april 2020 in een pand in Zurich een hennepkwekerij opgezet met 251 hennepplanten. Daarnaast heeft hij in de periode van 29 december 2020 tot en met 5 januari 2021 in Leeuwarden een hennepkwekerij opgezet met 72 hennepplanten en 320 hennepstekken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep en diefstal van elektriciteit, waarbij hij gebruik maakte van een illegale stroomvoorziening. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand op, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 140 uur. De vordering van de benadeelde partij, Liander N.V., werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank onvoldoende informatie had om de hoogte van de schade te beoordelen. De rechtbank heeft de in beslag genomen hennep onttrokken aan het verkeer en het sealapparaat teruggegeven aan de rechthebbende.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-168106-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-062083-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 april 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboorte datum] te [geboorte plaats] , wonende [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.W. Delhaye, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-168106-20:
1
hij, in of omstreeks in de periode van 12 februari 2020 tot en met 9 april 2020, te Zurich, in de gemeente Sudwest-Fryslan, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan of bij [adres] , aldaar,) een hoeveelheid die van (in totaal) ongeveer 251, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen, in of omstreeks de periode van 12 februari 2020 tot en met 9 april 2020, te Zurich, in de gemeente Súdwest-Fryslân, met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan of bij [adres] , aldaar, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 251, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 12 februari 2020 tot en met 10 april 2020, te Zurich, in de gemeente Súdwest-Fryslân, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand te huren en/of (vervolgens) voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2
hij, in of omstreeks de periode van 2 oktober 2019 tot en met 9 april 2020, te Zurich, in de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, electriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Liander BV, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij, in of omstreeks de periode van 2 oktober 2019 tot en met 9 april 2020, althans in het jaar 2019 en/of het jaar 2020, te Zurich, in de gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland,
(van) een geldbedrag(en) (in totaal ongeveer € 41.258.07,) althans een of meer voorwerpen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; Parketnummer 18-062083-22:
hij in of omstreeks de periode van 29 december 2020 tot en met 5 januari 2021 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 72 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of 320 hennepstekken, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie Parketnummer 18-168106-20
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van feit 1 primair gelet op het op 9 april 2020 in de woning van verdachte aantreffen van een in werking zijnde hennepkwekerij. Verdachte is weliswaar vanaf 5 maart 2020 gedetineerd, maar op 6 februari 2020 blijkt al van een in werking zijnde hennepkwekerij, gelet op de uitkomsten van inzet van de warmtebeeldcamera en de verklaring van getuige [getuige 1] . Er is sprake van medeplegen gelet op de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] en de getuige [getuige 2] .
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 2, gelet op de aangetroffen in werking zijnde hennepkwekerij, de aangifte van Liander en de verklaring van verdachte dat hij het pand al jaren huurde. Gelet op de verklaring van verdachte kan het niet anders zijn dan dat hij moest hebben geweten van de illegale afname van stroom.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor feit 3, omdat er met de hennepkwekerij in Zurich een geldbedrag is verdiend dat afkomstig is uit eigen misdrijf.
Parketnummer 18-062083-22
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor dit feit, gelet op het aantreffen van een in werking zijnde hennepkwekerij en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. Er is geen sprake van medeplegen, omdat verdachte heeft verklaard dat de hennepkwekerij alleen van hem was.
Standpunt van de verdediging Parketnummer 18-168106-20
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens ontbreken van wettig en overtuigend bewijs nu verdachte betrokkenheid heeft ontkend. Verdachte was immers gedetineerd op het moment van aantreffen van de hennepkwekerij en uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat die door een ander dan verdachte is benaderd voor het, als ware het voor verdachte, onderhouden van de hennepkwekerij. Daardoor is niet uitgesloten dat de woning van verdachte zonder zijn toestemming is gebruikt voor het opzetten van een hennepkwekerij.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van verdachte. Op het moment dat verdachte gedetineerd raakte liep er geen stroomkabel buiten de meter om. Er is voorts geen bewijs voor diefstal van stroom in de periode voor begin maart 2020 toen de kwekerij kennelijk is opgezet en niet kan worden uitgesloten dat de diefstal van stroom is mogelijk gemaakt en gestart toen verdachte zich in detentie bevond.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 3, omdat niet blijkt dat verdachte als medepleger de beschikking heeft gehad over enig geldbedrag dat afkomstig is uit de hennepkwekerij.
Parketnummer 18-062083-22
De raadsman heeft bepleit dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van het medeplegen nu daarvoor bewijs ontbreekt.

Oordeel van de rechtbank 1 Parketnummer 18-168106-20

Ten aanzien van feit 1
Op 9 april 2020 is in een pand aan [adres] te Zurich een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen
2met in totaal 251 hennepplanten.
3Deze hennepplanten zijn tenminste zeven weken oud.
4In de kweekruimtes werd stof op de assimilatielampen aangetroffen, op het bovenste gedeelte van de transformatoren lag vuil en het doek van de koolstoffilter was middelmatig verkleurd.
5Verdachte woonde in de ten laste gelegde periode tot aan zijn detentie op 5 maart 2020 op het voornoemd adres en betaalde de huur contant aan de verhuurder.
6
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij verdachte is tegengekomen in de growshop en dat hem is gevraagd om te helpen. Hem is gevraagd de hennepkwekerij op te ruimen en te onderhouden omdat [verdachte] vastzat. Toen [medeverdachte] in de woning in Zurich kwam stonden er stekken in tentjes, bakken met afgeknipte stekken in de koelkast en moederplanten in de kamer boven aan de achterkant van de woning. [medeverdachte] heeft één tot twee maal telefonisch contact gehad met verdachte. Medeverdachte [medeverdachte] was verteld dat verdachte in juni 2020 weer uit detentie zou zijn en de oogst zou dan ook klaar zijn. Dan zou [medeverdachte] wat geld krijgen en verdachte had dan ook geld. [medeverdachte] kwam daar vanaf ongeveer vier weken voor zijn aanhouding op 9 april 2020.
7
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij het pand aan [adres] te Zurich sinds 2013 verhuurt aan verdachte. Verdachte betaalt de huur normaliter per week in contanten, maar vanaf 12 maart 2020 kwam een onbekende man bij hem aan de deur die zei dat verdachte gedetineerd zat en voor verdachte de huur wilde betalen.
8
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Dat verdachte niets van de kwekerij zou weten, wordt weersproken door de bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van [medeverdachte] over zijn contacten met verdachte. Gelet op voorgaande bewijsmiddelen is de rechtbank verder van oordeel dat de hennepplanten, apparatuur en goederen ten behoeve van de hennepkwekerij al langere tijd in het pand aanwezig waren, in ieder geval vóórdat verdachte op 5 maart 2023 gedetineerd raakte. Uitgaande van de op 9 april 2020 geconstateerde zeven weken oude planten moet de teelt ongeveer zijn aangevangen op 19 februari 2020 en dat is binnen de ten laste gelegde periode en voordat verdachte gedetineerd raakte. Verdachte is voorafgaand aan 5 maart 2020 de enige bewoner en gebruiker van het pand in Zurich geweest. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat de hennepkwekerij binnen vijf dagen na zijn detentie op 5 maart 2020 (uitgaande van de verklaring van [medeverdachte] dat hij zo’n 4 weken vóór 9 april 2020 voor het eerst in de woning kwam en dat er toen planten en stekken en apparatuur stond) buiten zijn medeweten in de woning is gebracht, acht de rechtbank om die reden onaannemelijk. Daarbij komt dat [medeverdachte] heeft verklaard in de woning niet alleen stekken te hebben aangetroffen, maar ook bakken met afgeknipte planten. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat iemand die buiten medeweten van de bewoner in een woning een hennepkwekerij wil opzetten, daar afgeknipte planten neerzet. De rechtbank is van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de hennepkwekerij zelf op enig moment voor zijn detentie heeft opgezet en vanaf het moment dat hij zich in detentie bevond met hulp van anderen heeft voortgezet. In opdracht van verdachte werd door [medeverdachte] immers de huur (contant) doorbetaald en werd de hennepkwekerij opnieuw opgestart en onderhouden, zodat sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van feit 2
Namens Liander is aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit die is weggenomen ten behoeve van de hennepkwekerij in Zurich. De aangetroffen hennepplanten waren op 9 april 2020 tenminste zeven weken oud.
9Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat de situatie voor wat betreft de diefstal van stroom al zo was toen hij daar voor het eerst kwam
10
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Op 9 april 2020 is vastgesteld dat de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Uit de bewijsmiddelen en de overwegingen ten aanzien van feit 1 blijkt dat verdachte de hennepkwekerij voor 5 maart 2020 heeft opgezet en dat verdachte [medeverdachte] deze tijdens de detentie van verdachte heeft opgestart en voortgezet. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de mogelijkheid om stroom buiten de meter af te nemen reeds bestond toen [medeverdachte] voor het eerst in de woning kwam. Gelet op de omstandigheid dat [medeverdachte] door verdachte is aangezocht om de kwekerij te onderhouden tijdens zijn detentie, kan het ook niet anders dan dat de leiding buiten de meter om is aangelegd voordat verdachte gedetineerd raakte en dat verdachte daarvan wist. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad wordt elektriciteit pas weggenomen door verbruik ervan door apparaten en installaties die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet.
11Ten laste is gelegd dat er sprake is geweest van diefstal van elektriciteit in de periode van 2 oktober 2019 tot en met 9 april 2020. Hoewel er aanwijzingen zijn dat in de woning hennep werd gekweekt reeds vóór de start van de op 9 april 2020 aangetroffen kweek, en waarbij de stroom mogelijk illegaal werd afgenomen, zijn daarvoor ook contra-indicaties aanwezig, zoals de verklaring van getuige [getuige 2] . In ieder geval kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat ook in de periode van 2 oktober 2019 tot 19 februari 2020 daadwerkelijk buiten de meter om elektriciteit is afgenomen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Dat is anders voor de periode van 19 februari 2020 tot en met 9 april 2020, waarin de hennepkwekerij in werking is geweest en ten behoeve daarvan elektriciteit is verbruikt door op het net aangesloten apparatuur.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Zoals hiervoor onder feit 1 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich in de periode van 12 februari 2020 tot en met 9 april 2020 met een ander schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt. Hoewel er indicaties zijn voor het oogsten van hennep in de periode voorafgaand aan 12 februari
2020, en daarmee voor het verkrijgen van geld uit misdrijf, blijkt uit de verklaring van getuige [getuige
2] dat hij in oktober 2019 en januari 2020 in de woning is geweest en dat hij toen geen hennepkwekerij of aanwijzingen daarvoor in de woning heeft gezien of geroken. Voorts blijkt dat de aangetroffen hennepplanten op 9 april 2020 zeven weken oud waren, waardoor terugrekenend die teelt zou zijn gestart op 19 februari 2020. Een eerdere hennepteelt, waaruit geoogst zou zijn - en dus geld is gegenereerd - zou dan zijn gestart in de periode waarover de getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij geen aanwijzingen voor een hennepkwekerij in de woning heeft gezien of geroken.
De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat er een eerdere oogst is geweest waaruit verdachte inkomsten heeft gehad. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde witwassen van een geldbedrag.
Parketnummer 18-062083-22
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarbij de hennepkwekerij werd aangetroffen
12en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting
13blijkt genoegzaam dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna is bewezen verklaard.
De rechtbank spreekt verdachte (partieel) vrij, namelijk van het medeplegen van de hennepteelt. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende aanwijzingen naar voren zijn gekomen voor betrokkenheid als medepleger van een ander of anderen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde met parketnummer 18-168106-20 feit 1 primair en feit 2 en parketnummer 18-062083-22 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-168106-20
1 primair
hij in de periode van 12 februari 2020 tot en met 9 april 2020, te Zurich, in de gemeente SúdwestFryslân, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres] 251 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
hij in de periode van 12 februari 2020 tot en met 9 april 2020, te Zurich, in de gemeente SúdwestFryslân, tezamen en in vereniging met een ander elektriciteit die aan Liander NV toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 18-062083-22hij in de periode van 29 december 2020 tot en met 5 januari 2021 te Leeuwarden opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] 72 hennepplanten en 320 hennepstekken, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Parketnummer 18-168106-20:
1. primair. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod; 2. Diefstal door twee verenigde personen.
Parketnummer 18-062083-22:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van parketnummer 18-168106-20 feit 1 primair en feit 2 alsmede parketnummer 18-062083-22 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit geen gevangenisstraf op te leggen, gelet op de positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte. Rekening gehouden moet worden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) en de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM. Ten aanzien van de hoogte van een op te leggen taakstraf heeft de raadsman een taakstraf van 120 uur waarvan 60 uur voorwaardelijk voorgesteld in het geval de rechtbank zijn standpunt over het bewezenverklaarde volgt. In het geval de rechtbank ook tot een bewezenverklaring komt van de feiten in Zurich dan zal die taakstraf hoger kunnen zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Op 9 april 2020 is in een pand in Zurich een hennepkwekerij van verdachte aangetroffen met 251 hennepplanten. Daarna heeft verdachte vanaf december 2020 wederom een hennepkwekerij opgezet met 72 hennepplanten en 320 hennepstekken in Leeuwarden.
Hennepteelt is direct en indirect oorzaak van vele vormen van overlast en criminaliteit en levert schade op voor de maatschappij. Softdrugs kan immers bij langdurig gebruik leiden tot gezondheidsschade.
Daarnaast heeft verdachte voor de hennepkwekerij in Zurich gebruik gemaakt van een illegale stroomvoorziening, hetgeen naast het duperen van de energieleverancier ook grote veiligheidsrisico’s met zich brengt voor de omgeving en omwonenden. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze mogelijke gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit eigen financieel gewin.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 13 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Voorts houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies van 23 juni 2022, opgesteld door [naam 1] , reclasseringswerker van Verslavingszorg Noord Nederland te Leeuwarden, blijkt onder meer dat bij een bewezenverklaring geconcludeerd kan worden dat verdachte zich sinds 2003 tot heden bezighoudt met hennepteelt. De reclassering signaleert derhalve een patroon ten aanzien van drugsgerelateerde delicten. De factoren die hebben geleid tot zijn delictgedrag zijn problematiek op de gebieden financiën, huisvesting, sociaal netwerk, middelengebruik en houding. De reclassering constateert dat verdachte een pro-criminele houding lijkt te hebben omdat hij een negatieve attitude tegenover het justitieel systeem lijkt te hebben. Daarbij vergoelijkt verdachte het delictgedrag en wijt dit aan externe factoren. Verdachte komt over als moeilijk te sturen en hij lijkt zijn eigen gang te gaan.
Inmiddels is sprake van een positief ingezette gedragsverandering. Sinds 1 juni 2022 heeft verdachte een baan en via zijn werkgever heeft hij woonruimte gevonden.
De reclassering heeft het risico op recidive als gemiddeld-hoog ingeschat.
Geadviseerd is oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Een gevangenisstraf zou de positief ingezette gedragsverandering kunnen doorkruisen en het risico op herhaling doen verhogen. Een taakstraf wordt moeilijk uitvoerbaar geacht, omdat een werkstraf in het verleden tweemaal negatief retour is gezonden.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf het moment dat verdachte is verhoord op 24 april 2020, en gaat derhalve een termijn van twee jaren ruimschoots te boven. Deze overschrijding dient in de straf te worden verdisconteerd.
LOVS-oriëntatiepunten
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechters ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) ontwikkeld. Het oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van het telen van tussen de honderd en vijfhonderd hennepplanten is een taakstraf voor de duur van 120 uur alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand.
Conclusie
De rechtbank heeft gekeken naar de LOVS oriëntatiepunten die gelden voor een enkele hennepkwekerij. In casu is sprake van twee kwekerijen, waarbij verdachte in korte tijd als (mede)pleger betrokken is geweest. Daarbij komt nog de diefstal van stroom bij één daarvan. De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van verdachte hardleers is te noemen. Hij is verder gegaan met de hennepkwekerij in Leeuwarden terwijl ruim een halfjaar daarvoor een inwerking zijnde hennepkwekerij bij hem thuis in Zurich was aangetroffen. In strafmatigende zin spelen het tijdsverloop en de toepasselijkheid van artikel 63 Sr. een rol van betekenis.
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opleggen om de ernst van de feiten te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 140 uur opleggen.

Inbeslaggenomen goederen

Ten aanzien van parketnummer 18-062083-22 stellen de officier van justitie en de raadsman zich beide op het standpunt dat het gaspistool onttrokken kan worden aan het verkeer en dat het sealapparaat en de hennep verbeurd verklaard kunnen worden.
Het oordeel van de rechtbank Parketnummer 18-062083-22
Ten aanzien van het inbeslaggenomen gaspistool
Het gaspistool is onder verdachte inbeslaggenomen. Uit het dossier blijkt dat het inmiddels vernietigde gaspistool aan een ander toebehoort. [naam 2] heeft immers verklaard dat het gaspistool zijn eigendom is. Hierdoor wordt niet voldaan aan de vereisten van de artikelen 33a, 36b, 36c en 36d Sr, waardoor geen onttrekking aan het verkeer, noch verbeurdverklaring kan volgen. Gelet op de aard van het voorwerp wordt teruggave aan de rechthebbende door de rechtbank onwenselijk geacht. Nu de wet geen grondslag biedt voor onttrekking aan het verkeer of verbeurdverklaring zal de rechtbank zich onthouden van een beslissing ten aanzien van het inbeslaggenomen gaspistool.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen sealapparaat
Het sealapparaat is onder verdachte inbeslaggenomen en uit het dossier blijkt dat het sealapparaat aan een ander toebehoort. [naam 2] heeft immers verklaard dat het sealapparaat zijn eigendom is. Nu uit het dossier niet blijkt dat het sealapparaat voor illegale doeleinden is gebruikt, is de rechtbank van oordeel dat het voorwerp moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde [naam 2] .
Ten aanzien van de inbeslaggenomen hennep
De 221 gram hennep is onder verdachte inbeslaggenomen en de rechtbank acht de hennep vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu deze hennep door middel van het strafbare feit is verkregen en hennep van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp betreft een verboden goed en daarom is de rechtbank van oordeel dat onttrekking aan het verkeer aangewezen is.

Benadeelde partij

Liander N.V. heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een totaal bedrag van € 4.175,01, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij zonder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien het komt tot een bewezenverklaring, bepleit de vordering van Liander nietontvankelijk te verklaren, omdat onvoldoende is onderbouwd hoe Liander tot dit bedrag is gekomen. Bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing zal de zaak moeten worden aangehouden, maar de raadsman acht dit een onevenredige belasting van het strafproces en verzoekt daarom tot nietontvankelijkheid te komen.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen met een verwijzing naar ECLI:NL:GHAMS:2023:396.
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-168106-20 feit 2 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. De berekening van Liander is immers gebaseerd op de periode van 2 oktober 2019 tot en met 9 april 2020, terwijl bewezen is verklaard de periode van 12 februari 2020 tot en met 9 april 2020. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de juiste hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18-168106-20 feit 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het met parketnummer 18-168106-20 onder feit 1 primair en feit 2 en parketnummer 18-
062083-22 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Een taakstraf voor de duur van 140 uren

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 70 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen hennep.

Gelast de teruggaveaan [naam 2] , ten tijde van het politieonderzoek ingeschreven op het adres [adres] , van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven sealapparaat.

Ten aanzien van Liander parketnummer 18-168106-20, feit 2

Verklaart de vordering van Liander niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. B. Broerse, rechters, bijgestaan door M. Linde, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 04 april 2023.
Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL01002020138805, doorgenummerd 1 tot en met 562.
Pagina’s 181 tot en met 186.
Pagina 8.
Pagina 315.
Pagina’s 182, 183 en 184.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2023.
Pagina 459, 461, 466, 467 en 471 8 Pagina’s 108 en 109.
9. Pagina’s 314, 315 en 316.
10. Pagina 466.
11. Zie onder meer HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511.
12. Pagina’s 6, 7 en 8 van het proces-verbaal van bevindingen, als bijlage opgenomen bij het dossier met het nummer PL0100-2020341528, doorgenummerd 1 tot en met 75.
13. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2023.