De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van parketnummer 18-168106-20 feit 1 primair en feit 2 alsmede parketnummer 18-062083-22 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit geen gevangenisstraf op te leggen, gelet op de positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte. Rekening gehouden moet worden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) en de overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM. Ten aanzien van de hoogte van een op te leggen taakstraf heeft de raadsman een taakstraf van 120 uur waarvan 60 uur voorwaardelijk voorgesteld in het geval de rechtbank zijn standpunt over het bewezenverklaarde volgt. In het geval de rechtbank ook tot een bewezenverklaring komt van de feiten in Zurich dan zal die taakstraf hoger kunnen zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Op 9 april 2020 is in een pand in Zurich een hennepkwekerij van verdachte aangetroffen met 251 hennepplanten. Daarna heeft verdachte vanaf december 2020 wederom een hennepkwekerij opgezet met 72 hennepplanten en 320 hennepstekken in Leeuwarden.
Hennepteelt is direct en indirect oorzaak van vele vormen van overlast en criminaliteit en levert schade op voor de maatschappij. Softdrugs kan immers bij langdurig gebruik leiden tot gezondheidsschade.
Daarnaast heeft verdachte voor de hennepkwekerij in Zurich gebruik gemaakt van een illegale stroomvoorziening, hetgeen naast het duperen van de energieleverancier ook grote veiligheidsrisico’s met zich brengt voor de omgeving en omwonenden. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze mogelijke gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit eigen financieel gewin.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 13 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Voorts houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsadvies van 23 juni 2022, opgesteld door [naam 1] , reclasseringswerker van Verslavingszorg Noord Nederland te Leeuwarden, blijkt onder meer dat bij een bewezenverklaring geconcludeerd kan worden dat verdachte zich sinds 2003 tot heden bezighoudt met hennepteelt. De reclassering signaleert derhalve een patroon ten aanzien van drugsgerelateerde delicten. De factoren die hebben geleid tot zijn delictgedrag zijn problematiek op de gebieden financiën, huisvesting, sociaal netwerk, middelengebruik en houding. De reclassering constateert dat verdachte een pro-criminele houding lijkt te hebben omdat hij een negatieve attitude tegenover het justitieel systeem lijkt te hebben. Daarbij vergoelijkt verdachte het delictgedrag en wijt dit aan externe factoren. Verdachte komt over als moeilijk te sturen en hij lijkt zijn eigen gang te gaan.
Inmiddels is sprake van een positief ingezette gedragsverandering. Sinds 1 juni 2022 heeft verdachte een baan en via zijn werkgever heeft hij woonruimte gevonden.
De reclassering heeft het risico op recidive als gemiddeld-hoog ingeschat.
Geadviseerd is oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Een gevangenisstraf zou de positief ingezette gedragsverandering kunnen doorkruisen en het risico op herhaling doen verhogen. Een taakstraf wordt moeilijk uitvoerbaar geacht, omdat een werkstraf in het verleden tweemaal negatief retour is gezonden.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf het moment dat verdachte is verhoord op 24 april 2020, en gaat derhalve een termijn van twee jaren ruimschoots te boven. Deze overschrijding dient in de straf te worden verdisconteerd.
LOVS-oriëntatiepunten
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechters ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) ontwikkeld. Het oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van het telen van tussen de honderd en vijfhonderd hennepplanten is een taakstraf voor de duur van 120 uur alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand.
Conclusie
De rechtbank heeft gekeken naar de LOVS oriëntatiepunten die gelden voor een enkele hennepkwekerij. In casu is sprake van twee kwekerijen, waarbij verdachte in korte tijd als (mede)pleger betrokken is geweest. Daarbij komt nog de diefstal van stroom bij één daarvan. De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van verdachte hardleers is te noemen. Hij is verder gegaan met de hennepkwekerij in Leeuwarden terwijl ruim een halfjaar daarvoor een inwerking zijnde hennepkwekerij bij hem thuis in Zurich was aangetroffen. In strafmatigende zin spelen het tijdsverloop en de toepasselijkheid van artikel 63 Sr. een rol van betekenis.
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opleggen om de ernst van de feiten te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 140 uur opleggen.