ECLI:NL:RBNNE:2023:2239

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
22/724
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vergunningverlening voor de verbouwing van een logiesaccommodatie en de toegankelijkheid van parkeerplaatsen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 17 mei 2023, wordt het beroep van de Vereniging van eigenaren Villapark Mooi Gaasterland tegen de vergunningverlening voor de verbouwing van een logiesaccommodatie op de locatie in Rijs beoordeeld. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren had op 10 juni 2021 een omgevingsvergunning verleend aan Kloosterveste B.V. voor deze verbouwing. Eiseres, de vereniging, was van mening dat de vergunning ten onrechte was verleend, omdat er onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar zouden zijn en er sprake zou zijn van een evidente privaatrechtelijke belemmering voor het gebruik van de parkeerplaatsen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat het vergunde bouwplan een parkeerbehoefte kent van 17 parkeerplaatsen, waarvan Kloosterveste er 12 kan realiseren op het terrein van een nabijgelegen snackbar. De overige parkeerplaatsen zijn voorzien bij de voormalige zusterflat. Eiseres betwist de bereikbaarheid van deze parkeerplaatsen, maar de rechtbank concludeert dat de parkeerplaatsen feitelijk bereikbaar zijn via de wegen op het Villapark Mooi Gaasterland. De rechtbank oordeelt dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmering is voor het realiseren van het vergunde bouwplan.

De rechtbank wijst erop dat de vraag of Kloosterveste en de gebruikers van de voormalige zusterflat de parkeerplaatsen kunnen bereiken, primair door de burgerlijke rechter moet worden beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het college de 11 parkeerplaatsen voor de voormalige zusterflat terecht heeft meegenomen bij de toetsing van het bouwplan aan het bestemmingsplan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/724

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2023 in de zaak tussen

Vereniging van eigenaren Villapark Mooi Gaasterland, uit Arum, eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren

(gemachtigde: mr. S. van Hoving).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Kloosterveste B.V. uit Assen (Kloosterveste)
(gemachtigde: mr. G.J. Binnema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de vergunningverlening voor het verbouwen van een logiesaccommodatie op de locatie [adres 1] in Rijs. Met het besluit van 10 juni 2021 heeft het college aan Kloosterveste een omgevingsvergunning verleend voor deze verbouwing.
1.1.
Met het bestreden besluit van 16 december 2021 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep van eiseres gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiseres en Kloosterveste hebben nog een schriftelijke reactie en nadere stukken ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser] , vergezeld van zijn echtgenote, de gemachtigde van het college en gemachtigde van Kloosterveste, vergezeld van [derde belanghebbende].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze zaak de vergunningverlening voor de interne verbouwing van de voormalige zusterflat op het terrein Villapark Mooi Gaasterland in Rijs. Kloosterveste wil hier 10 recreatieappartementen realiseren. Het college heeft voor deze verbouwing een omgevingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.1.
Op zitting is met partijen besproken dat het college ook een omgevingsvergunning heeft verleend voor brandveilig gebruik. Dat betreft een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wabo. Eiseres heeft op zitting toegelicht dat het beroep zich niet tegen dit besluit richt. De rechtbank beoordeelt deze vergunning daarom niet.
Is het beroep van eiseres ontvankelijk?
3. Kloosterveste voert aan dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is. Zij wijst erop dat het beroep volgens de statuten van eiseres niet door de voorzitter van eiseres alleen kon worden ingediend. Er blijkt volgens Kloosterveste ook niet van een intern besluit binnen de vereniging over het instellen van beroep tegen het bestreden besluit.
3.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het beroep van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren. Voor wat betreft de ondertekening van het beroepschrift overweegt de rechtbank dat uit artikel 10 van de statuten van eiseres volgt dat het bestuur de vereniging vertegenwoordigt en dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid mede toekomt aan de voorzitter tezamen met de secretaris of de penningmeester. Het beroepschrift is ondertekend door de voorzitter van eiseres alleen. Voorafgaand aan de behandeling op zitting heeft eiseres echter een aan de voorzitter verstrekte algemene volmacht overgelegd van een medebestuurslid (secretaris). Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake (meer) van een gebrek in de vertegenwoordigingsbevoegdheid.
3.2.
Voor wat betreft het standpunt van Kloosterveste over de interne besluitvorming binnen de vereniging overweegt de rechtbank dat uit de overgelegde statuten en inschrijving in het handelsregister blijkt dat eiseres een vereniging is met volledige rechtsbevoegdheid als bedoeld in titel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en niet een vereniging van eigenaars als bedoeld in afdeling 2 van titel 9 van boek 5 van het BW. De vertegenwoordigingsbevoegdheid blijkt uit de statuten van de vereniging. Voor zover al nadere interne besluitvorming nodig zou zijn, wat niet blijkt uit de statuten, ligt dat gelet op het bepaalde in artikel 2:45, derde lid, van het BW niet ter beoordeling voor.
Wat is de omvang van het geding?
4. Voor de gronden van het vergunde bouwplan geldt het bestemmingsplan “Rijs-Mooi Gaasterland”. Deze gronden hebben de bestemming “Recreatie – Verblijfsrecreatie 1”. Partijen zijn het erover eens dat artikel van 4 van de planregels wat functie en bouwregels betreft niet in de weg staat aan vergunningverlening. Het houdt partijen alleen verdeeld of het vergunde bouwplan voorziet in voldoende parkeergelegenheid. Dat is vereist op grond van het bestemmingsplan “Paraplubestemmingsplan parkeernormen” dat eveneens geldt voor de betreffende locatie. Daarover gaat het in deze procedure.
4.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voorziet het bouwplan in voldoende parkeergelegenheid?
5. Eiseres bestrijdt niet dat het bestreden bouwplan een parkeerbehoefte kent van 17 parkeerplaatsen en dat Kloosterveste in 12 parkeerplaatsen kan voorzien op het terrein van een nabijgelegen snackbar. Het gaat eiseres in deze zaak alleen om de overige parkeerplaatsen die zijn voorzien direct bij de voormalige zusterflat. Eiseres voert aan dat deze parkeerplaatsen niet bereikbaar zullen zijn voor de gebruikers van het bestreden bouwplan omdat eiseres Kloosterveste daarvoor geen toestemming geeft. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de omgevingsvergunning ten onrechte is verleend omdat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering. Deze parkeerplaatsen mogen daarom volgens eiseres niet worden genomen bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen.
5.1.
Het college en Kloosterveste stellen zich op het standpunt dat sprake is van een gebonden beschikking en dat er daarom geen ruimte is om de vergunning te weigeren wegens de gestelde privaatrechtelijke belemmeringen. Het college stelt verder dat wordt voldaan aan het bestemmingsplan en het voor het parkeren geldende gemeentelijke beleid. Kloosterveste stelt dat van een evidente privaatrechtelijke belemmering geen sprake is.
5.2.
Deze beroepsgrond van eiseres slaagt niet. De rechtbank licht dat hierna toe.
5.3.
De regels over parkeren staan in het bestemmingsplan “Paraplubestemmingsplan Parkeernormen”. In artikel 4.1, aanhef en onder a, van de planregels is geregeld dat voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein moet worden gerealiseerd en in stand gehouden. Of sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt op grond van artikel 4.1, aanhef en onder b, van de planregels vastgesteld aan de hand van de parkeernormen in de Nota beleidsregels parkeren De Fryske Marren (Parkeernota).
5.4.
De rechtbank overweegt dat het bouwplan met de bijbehorende 11 parkeerplaatsen op gronden worden gerealiseerd waarover Kloosterveste kan beschikken. Van een (evidente) privaatrechtelijke belemmering voor het realiseren van het vergunde bouwplan is geen sprake. Eiseres stelt dat ook niet. Eiseres stelt wel dat de parkeerplaatsen niet bereikt zouden kunnen worden en daarom niet mochten worden betrokken bij de beoordeling of aan de uit de Parkeernota voortvloeiende parkeereis is voldaan. De door eiseres gestelde privaatrechtelijke belemmering heeft alleen daarop betrekking. De rechtbank zal dat standpunt hierna verder beoordelen.
5.4.1.
Uit het verhandelde op zitting blijkt dat de te realiseren parkeerplaatsen feitelijk bereikbaar zijn via de wegen die aanwezig zijn op het Villapark Mooi Gaasterland. Eiseres stelt dat deze parkeerplaatsen om juridische redenen echter niet bereikt kunnen worden. Zij wijst er in dat verband op dat Kloosterveste niet (mede)eigenaar is van de (mandelige) wegen op het terrein van Mooi Gaasterland en dat Kloosterveste geen toestemming zal krijgen voor het gebruik. Kloosterveste heeft daar het nodige tegen ingebracht. Kloosterveste wijst erop dat de wegen niet eigendom zijn van eiseres maar van de eigenaren van de woningen op het terrein. Kloosterveste voert verder aan dat de weg altijd de toegangsweg is geweest voor het gebouw van eiseres. De toegang is haar nooit ontzegd en bovendien wordt de toegang ook niet aan anderen ontzegd. Er is volgens Kloosterveste daarom geen reden dat zij de toegangsweg tot haar pand niet mag gebruiken. Tot slot stelt Kloosterveste dat zij een afdwingbaar recht heeft om van de toegangsweg gebruikt te mogen maken. Kloosterveste wijst er daartoe op dat zij, als de eigenaren van de toegangsweg geen toestemming zouden willen geven, als eigenaar van een ingesloten perceel op grond van artikel 5:57 BW het recht op noodweg heeft.
5.4.2.
De rechtbank overweegt dat uit de processtukken niet blijkt dat door de eigenaren van de toegangsweg geen toestemming zal worden verleend voor het gebruik daarvan om bij de parkeerplaatsen te komen. Maar ook als dat wel zo zou zijn, dan stelt de rechtbank vast dat eiseres en Kloosterveste van mening verschillen over de toegankelijkheid van de parkeerplaatsen en of Kloosterveste en de gebruikers van de voormalige zusterflat de parkeerplaatsen kunnen bereiken. Of Kloosterveste en de gebruikers van de voormalige zusterflat al dan niet een privaatrechtelijk recht hebben om de parkeerplaatsen te bereiken is een kwestie die primair moet worden beoordeeld door de burgerlijke rechter. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels. [1] De rechtbank stelt vast dat de burgerlijke rechter zich over die vraag nog niet heeft hoeven buigen en dat een oordeel van de burgerlijke rechter daarom ontbreekt. In wat eiseres in deze procedure naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het ten tijde van het bestreden besluit zonder meer duidelijk was dat Kloosterveste en de gebruikers van de voormalige zusterflat deze parkeerplaatsen niet zouden kunnen gaan gebruiken. De rechtbank ziet daarom ook geen grond voor het oordeel dat het college de 11 parkeerplaatsen voor de voormalige zusterflat niet in aanmerking heeft mogen nemen bij de toetsing van het bouwplan aan het bestemmingsplan “Paraplubestemmingsplan parkeernormen”.
5.5.
Eiseres heeft nog aangevoerd dat het college de Parkeernota in dit geval buiten toepassing had moeten laten omdat volgens haar in de Parkeernota ten onrechte niet is opgenomen dat een parkeerplaats bereikbaar moet zijn. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. In de Parkeernota staat weliswaar niet uitdrukkelijk dat een parkeerplaats bereikbaar moet zijn, maar het college heeft op zitting toegelicht dat bij de toepassing van de Parkeernota alleen rekening wordt gehouden met parkeerplaatsen die feitelijk bereikbaar zijn. Dat dit niet met zoveel woorden in de Parkeernota is vermeld, leidt er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat de Parkeernota niet geldig is en in dit geval niet mocht worden toegepast. Ook hierin ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het college de voor de voormalige zusterflat geplande parkeerplaatsen ten onrechte heeft meegerekend bij het aantal te realiseren parkeerplaatsen om te voldoen aan de parkeerbehoefte van het vergunde bouwplan.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de door eiseres bestreden omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2023.
Griffier
Rechter
de griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie daarvoor bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRvS van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9957. Vergelijk ook voor een uitspraak over de parkeerbeoordeling AbRvS 6 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3721, r.o. 7.1 en 6.3.