ECLI:NL:RBNNE:2023:2414

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
LEE 22/3738
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag langdurige zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser, een 62-jarige man met psychische klachten en somatische problematiek, had op 3 maart 2022 een aanvraag ingediend bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor langdurige zorg. CIZ heeft deze aanvraag op 14 april 2022 afgewezen, en na bezwaar bleef CIZ bij deze afwijzing. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 23 februari 2023, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van CIZ aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat CIZ zich bij de afwijzing van de aanvraag heeft gebaseerd op dossieronderzoek en medisch advies. De medisch adviseur van CIZ had geconcludeerd dat er geen noodzaak was voor 24 uur zorg in de nabijheid of permanent toezicht, omdat de zorgbehoefte van eiser planbaar was en niet voldeed aan de strikte criteria voor Wlz-zorg. Eiser voerde aan dat er wel degelijk sprake was van een psychische stoornis en een slaapstoornis, maar de rechtbank volgde deze argumenten niet. Er waren geen recente medische gegevens die de claims van eiser ondersteunden.

De rechtbank concludeerde dat CIZ terecht had vastgesteld dat eiser geen recht had op zorg vanuit de Wlz, omdat niet was gebleken van een blijvende zorgbehoefte die voldeed aan de criteria. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen vergoeding van proceskosten of griffierecht terug. Deze uitspraak benadrukt de strikte criteria die gelden voor Wlz-zorg en de noodzaak voor medische onderbouwing van zorgbehoeften.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/3738

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.M.J. Oosterhuis - Putter),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

(gemachtigde: mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.1.
CIZ heeft deze aanvraag met het besluit van 14 april 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is CIZ bij de afwijzing gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep tegen het bestreden besluit ingesteld. CIZ heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de zoon van eiser, mr. R. Kaya als waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van CIZ deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is 62 jaar en is bekend met onder meer psychische klachten en somatische problematiek, waaronder diabetes en hoge bloeddruk. Daarnaast heeft hij depressieve klachten. Eiser heeft op 3 maart 2022 bij CIZ een aanvraag ingediend voor langdurige zorg vanuit de Wlz.
2.1.
In het kader van de aanvraag heeft op 12 april 2022 een huisbezoek door de indicatiesteller van CIZ plaatsgevonden. Vervolgens heeft de indicatiesteller op 12 april 2022 een indicatierapportage opgesteld. CIZ heeft in navolging van de indicatierapportage de aanvraag afgewezen. CIZ stelt dat in de situatie van eiser geen sprake is van een noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid dan wel permanent toezicht, zodat hij niet voldoet aan de toegangscriteria voor zorg vanuit de Wlz.
2.2.
CIZ heeft met het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd en zich daarbij gebaseerd op het medisch advies van zijn medisch adviseur P. Pel van 9 augustus 2022 en de aanvullingen daarop van 6 en 26 september 2022. CIZ heeft overwogen dat op basis van de diabetes de grondslag somatiek bij eiser aan de orde is. Over de grondslag psychische stoornis stelt CIZ dat deze er zeer waarschijnlijk ook is, echter dat niet uit de stukken is te halen met welke diagnose. Er is alleen geprobeerd te behandelen met medicatie die eiser eigenlijk niet wilde en die niet werkten. Klinische behandeling en andere vormen van behandeling zijn door eiser afgehouden of kwamen niet van de grond. Met antidepressiva is hij niet te behandelen omdat het de vraag is of er sprake is van een depressie. Activerende begeleiding en zinvolle dagbesteding via een multidisciplinaire benadering is volgens de medisch adviseur van CIZ de juiste behandeling om eiser uit zijn zeer zorgzame omgeving te krijgen en om weer tot zelfregie te komen. Er is geen slaapstoornis vastgesteld. Er zal nadere diagnostiek moeten plaatsvinden naar het hoofdbonken. De aandoening diabetes leidt niet tot een noodzaak voor 24 uur zorg per dag in de nabijheid en/of toezicht om medische redenen. CIZ stelt dat er bij eiser geen sprake is van een (blijvende) zorgbehoefte omdat mogelijkheden voor (functionele) verbetering, met passende behandeling, aanwezig worden geacht. Een eindsituatie kan niet worden vastgesteld. CIZ concludeert dat eiser niet in aanmerking kan worden gebracht voor zorg vanuit de Wlz.
2.3.
Eiser voert in beroep aan dat CIZ op basis van de medische informatie de grondslag psychische stoornis had kunnen en moeten aannemen. Verder stelt eiser dat bij hem sprake is van een slaapstoornis. Activering is niet de oplossing voor zijn problematiek. De medisch adviseur heeft niet gemotiveerd uit welke behandelingen het multidisciplinair onderzoek zou moeten bestaan, wat daarmee gewonnen kan worden en binnen welk tijdsbestek resultaat wordt verwacht. Uit het CIZ dossier blijkt van ernstig nadeel en regieproblemen. Eiser vindt dat hij daarom recht heeft op zorg vanuit de Wlz. CIZ heeft bovendien ten onrechte enkel artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wlz getoetst bij zijn aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser kampt met meerdere medische problemen en dat hij is aangewezen op medische zorg. Het geschil concentreert zich er op of de medische problematiek van eiser van een dusdanige aard en ernst is dat wordt voldaan aan de strikte criteria voor zorg vanuit de Wlz. Daarbij gaat het om de vraag of bij eiser sprake is van de grondslag psychische stoornis en een blijvende noodzaak van permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid. De rechtbank beoordeelt die vraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiser niet slaagt. Hierna bespreekt de rechtbank de beroepsgronden van eiser en legt de rechtbank uit hoe zij tot haar oordeel komt. Tot slot wordt aangegeven welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De rechtbank stelt voorop dat Wlz-zorg een vergaande vorm van zorg is waarop strikte criteria van toepassing zijn. Zo moet er een noodzaak zijn tot permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid om ernstig nadeel [1] te voorkomen. Dit moet bovendien blijvend zijn, zonder mogelijkheden tot verbetering. De zorgbehoefte moet er dus voor de rest van het leven zijn. [2] De noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid moet zijn gelegen in het niet zelf in staat zijn op relevante momenten hulp in te roepen en ernstig nadeel te voorkomen. Dit laatste vanwege fysieke problemen of zware regieproblemen. [3]
6. De rechtbank stelt vast dat CIZ zich bij de beoordeling van de aanvraag om Wlz-zorg gebaseerd heeft op dossieronderzoek, medische stukken van de behandelend sector en adviezen van de medisch adviseur. [4] Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) [5] , mag een bestuursorgaan dat bij de besluitvorming gebruik maakt van een advies van een medisch adviseur in het algemeen afgaan op dat advies, mits is gebleken dat dit advies volledig is en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het ligt op de weg van eiser om medische stukken te overleggen die aan het medisch advies doen twijfelen.
7.1.
Eiser voert aan dat de grondslag psychische stoornis wel door CIZ vastgesteld en aangenomen had kunnen en moeten worden. Bij eiser is sprake van een psychotische depressie en een depressieve stoornis, recidiverend, ernstig met psychotische kenmerken als hoofddiagnose. Hij heeft in dat verband verwezen naar de medische informatie.
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de medisch adviseur in haar medisch advies van 9 augustus 2022 aannemelijk vindt dat in de situatie van eiser de grondslag psychische stoornis er zeer waarschijnlijk ook is, echter dat niet duidelijk is op basis van welke psychische/psychiatrische diagnose. Hierdoor kunnen ook niet alle genoemde stoornissen en beperkingen worden geobjectiveerd als passend bij de aandoening. Daarbij heeft de medisch adviseur erop gewezen dat klinische behandeling en andere vormen van behandeling zijn afgehouden en dat eiser niet met antidepressiva is te behandelen, omdat het de vraag is of er sprake is van een depressie. Hoewel uit de medische gegevens van de psychiater blijkt dat bij eiser al vele jaren sprake is van depressieve klachten met psychotische symptomen, zijn er geen recente medische gegevens waaruit blijkt dat bij eiser sprake is van een psychische stoornis. Daarbij heeft diagnostiek plaatsgevonden door gesprekken waarbij de familie van eiser altijd als tolk op trad. Klinische diagnostiek is in 2016 afgewezen en sinds 2016 is er ook geen psychiatrische instantie meer betrokken. Naar het hoofdbonken zou nadere diagnostiek moeten worden gedaan.
7.3.
De beroepsgrond dat de medisch adviseur van CIZ ten onrechte geen slaapstoornis bij eiser heeft aangenomen, slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat uit de medische informatie naar voren komt dat eiser gedurende vele jaren ervaart dat hij erg slecht slaapt. In 2016 is hij daarom verwezen naar een slaapcentrum. CIZ stelt terecht vast, onder verwijzing naar het medisch advies van de medisch adviseur, dat in 2016 onderzoek is gedaan naar de slaapklachten van eiser en dat blijkt dat hij een misperceptie heeft over de hoeveelheid slaap die hij krijgt. Een slaapstoornis is niet vastgesteld. Daarbij heeft de medisch adviseur erop gewezen dat na 2016 geen onderzoek meer is gedaan naar de slaapklachten van eiser. De stelling van eiser dat eerder in een slaapcentrum is vastgesteld dat hij soms wel 40 keer per nacht wakker wordt, is onvoldoende voor het aannemen van een slaapstoornis, nu deze informatie bij het vaststellen van de misperceptie omtrent het slapen is meegenomen. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat bij hem sprake is van een slaapstoornis. Ook is geen informatie van het slaapcentrum overgelegd.
7.4.
De beroepsgrond dat bij eiser sprake is van ernstig nadeel en regieproblematiek, slaagt niet. De rechtbank volgt CIZ in haar standpunt dat er geen sprake is van ernstig nadeel als bedoeld in artikel 3.2.1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wlz. Eiser stelt dat het ernstig nadeel bestaat uit agressief probleemgedrag en verwaarlozing. In het kader van de Wlz is echter pas sprake van ernstig nadeel indien er zonder permanent toezicht of 24 uur zorg medische complicaties, levensbedreigende situaties of verwaarlozing dreigt. Dat dusdanig ernstig nadeel dreigt, is onvoldoende gebleken. CIZ stelt in dat verband terecht dat de benodigde zorg voor eiser planbaar is en voor zover dat niet zo is, de zorg kan worden ingeroepen dan wel kan worden afgewacht, zonder dat voor eiser ernstig nadeel optreedt. Niet gebleken is dat dat in het geval van eiser niet mogelijk is. Tot slot is het de rechtbank niet gebleken dat CIZ enkel heeft gekeken of er een noodzaak is tot 24 uur zorg.
7.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft CIZ terecht vastgesteld dat niet is gebleken dat eiser op basis van de grondslag somatiek vanwege diabetes Wlz zorg nodig heeft. De zorg die in het kader van diabetes nodig is, betreft regelmatig eten en het innemen van medicatie. CIZ heeft terecht vastgesteld dat deze zorg planbaar is en niet tot een blijvende noodzaak voor 24 uur zorg in de nabijheid of permanent toezicht leidt. In het verweerschrift merkt CIZ op dat ook los van de aanwezigheid van de grondslag psychische stoornis, niet is gebleken van een blijvende noodzaak voor 24 uur zorg in de nabijheid, omdat er geen sprake is van een eindsituatie. De beroepsgrond dat activering niet de oplossing is voor de problematiek van eiser, slaagt niet. Hiertoe overweegt de rechtbank dat CIZ terecht stelt dat uit de bevindingen van het onderzoek naar voren komt dat eiser inactief is, dat hij nauwelijks buiten komt en veel op bed ligt. Daarbij is van belang dat de medisch adviseur aangeeft dat eiser juist vanwege deze inactiviteit somber wordt en gaat piekeren. Verder geeft zij aan dat activerende begeleiding, zinvolle dagbesteding via een multidisciplinaire benadering de juiste behandeling is om eiser uit zijn zorgzame omgeving te krijgen en weer tot zelfregie te komen. De rechtbank kan dit standpunt van de medisch adviseur volgen. Dat de huisarts in zijn brief van 18 januari 2023 schrijft dat hij geen meerwaarde voor een multidisciplinaire benadering ziet, maakt het voorgaande niet anders. Daarbij is van belang dat de huisarts dit niet nader motiveert, anders dan dat behandelingen in het verleden de situatie niet hebben verbeterd. De medisch adviseur geeft aan dat multidisciplinaire behandeling individueel wordt afgestemd bij specialistische centra en dat om te bepalen welke behandeling het beste bij eiser past, een uitgebreide intake in een centrum nodig is. Dat de psychiatrische behandelingen (nog los van de vraag in hoeverre die behandelingen afdoende van de grond zijn gekomen) in het verleden niet tot enige verbetering in de situatie van eiser hebben geleid, maakt – zonder daaraan af te willen doen – niet dat uitgegaan zou moeten worden van een (medische) eindsituatie.
7.6.
Uit 7.2. tot en met 7.5. volgt dat CIZ terecht heeft gesteld dat eiser geen recht heeft op zorg vanuit de Wlz.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat CIZ de aanvraag van eiser om zorg vanuit de Wlz op juiste gronden heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Raad vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 3.2.1, tweede lid, onder c, van de Wlz.
2.Artikel 3.2.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wlz.
3.Artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wlz.
4.Zie het advies van de medisch adviseur van 9 augustus 2022 en de aanvullende adviezen van 6 en 26 september 2022.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3266.