ECLI:NL:RBNNE:2023:265
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van onroerende zaak, niet gemotiveerd betwist
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, gelegen in de gemeente Súdwest-Fryslân. De eiseres, die de waarde te hoog vond, had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de waarde per 1 januari 2020 op € 594.000 had vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres in haar beroepschrift niet voldoende concrete beroepsgronden heeft aangevoerd en enkel een opsomming van niet uitgewerkte gronden heeft gepresenteerd. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiseres de waardebepaling van de verweerder niet gemotiveerd heeft betwist.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de verweerder zijn stellingen voldoende heeft onderbouwd met een taxatierapport, waarin de waarde van de onroerende zaak is vastgesteld door middel van de methode van huurwaardekapitalisatie. De rechtbank concludeert dat de verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem voorgestane waarde niet te hoog is. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en haar verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is afgewezen, omdat deze termijn niet was overschreden ten tijde van de uitspraak. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.