ECLI:NL:RBNNE:2023:2741

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
18-251414-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten van rechtsbijstand in klaagschriftprocedure ex art. 552a Sv

Op 26 mei 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand, ingediend door een verzoekster die als belanghebbende een klaagschrift had ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek was ingediend op 14 maart 2022 en betrof een schadevergoeding van € 1.524,60 voor gemaakte kosten in een eerdere procedure, alsook een standaardvergoeding van € 340,- voor het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft het verzoek behandeld in een openbare zitting, waarbij de advocaat van verzoekster, mr. H.L.P. Fauser, en de officier van justitie, mr. H.J. Veen, zijn gehoord. Verzoekster was niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen.

De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek en dat het verzoek kan worden toegewezen. Dit werd onderbouwd met de stelling dat de schadevergoedingsprocedure van artikel 529, vijfde lid, Sv ook van toepassing is op klaagschriftprocedures zoals bedoeld in artikel 552a Sv. De advocaat van verzoekster heeft dit standpunt verder onderbouwd met jurisprudentie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster geen verdachte is, maar een belanghebbende in de klaagschriftprocedure. De rechtbank oordeelde dat de wetgever de schadevergoedingsregeling ook openstelt voor belanghebbenden, niet alleen voor gewezen verdachten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding toe te kennen, aangezien verzoekster geen betrokkenheid had bij de verdenking tegen haar broer. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om verzoekster een totale vergoeding van € 2.544,60 toe te kennen, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand en de standaardvergoeding voor het indienen van het verzoekschrift en de mondelinge behandelingen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Assen
parketnummer : 18-251414-21 raadkamernummer : 22-005076 datum : 26 mei 2023
beslissing van de meervoudige raadkamer d.d. 26 mei 2023 op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] 1990, wonende op het adres [adres] ,
in deze woonplaats kiezende ten kantore van haar advocaat mr. H.L.P. Fauser, Martinikerkhof 27, 9701 DB te Groningen, hierna te noemen: de verzoekster.
Advocaat: mr. H.L.P. Fauser, advocaat te Groningen.

Procesverloop

Het op 14 maart 2022 ter griffie ingekomen verzoek strekt tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die door verzoekster zijn gemaakt ten gevolge van een procedure ex art. 552a Sv tot een bedrag van € 1.524,60.
Het verzoek strekt tevens tot het toekennen van de standaardvergoeding ten bedrage van
€ 340,- ten laste van de Staat voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift, eventueel te vermeerderen in geval van een zitting.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoekschrift, het standpunt van de officier van justitie van 21 december 2022 en de reactie van de advocaat van 9 januari 2023.
Het verzoekschrift is behandeld ter openbare zitting van de enkelvoudige raadkamer van 20 februari 2023 en bij tussenbeslissing van 6 maart 2023 verwezen naar de meervoudige raadkamer.
De behandeling van het verzoekschrift is ter openbare zitting van de meervoudige raadkamer van 15 mei 2023 voortgezet. Daarbij zijn de advocaat van verzoekster mr. H.L.P. Fauser en de officier van justitie mr. H.J. Veen gehoord. Verzoekster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Standpunten

De officier van justitie heeft zich in raadkamer – anders dan in voornoemd schriftelijk standpunt – op het standpunt gesteld dat verzoekster ontvankelijk is in het verzoekschrift en dat het verzoek kan worden toegewezen. Daartoe heeft de officier van justitie – kort gezegd – aangevoerd dat de schadevergoedingsprocedure in art. 529, vijfde lid, Sv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op onder andere de klaagschriftprocedure van art. 552a Sv. Verzoekster, die geen verdachte is in een strafzaak maar als belanghebbende een klaagschrift heeft ingediend op grond van art. 552a Sv, komt derhalve in aanmerking voor een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand van die procedure.
De advocaat heeft in raadkamer haar schriftelijke standpunt dat de schadevergoedingsregeling ook van toepassing is op anderen dan de gewezen verdachte, zoals belanghebbenden bij de behandeling van klaagschriften als bedoeld in art. 552a Sv, nader onderbouwd met jurisprudentie.

Motivering

Op 7 februari 2022 heeft de rechtbank een door verzoekster ingediend klaagschrift ex art. 552a Sv gegrond verklaard en besloten tot teruggave van het inbeslaggenomen goed aan verzoekster. Verzoekster had een klaagschrift ingediend tegen voortduring van de inbeslagname van een haar toebehorende auto, inbeslaggenomen onder haar broer. Verzoekster is derhalve geen (gewezen) verdachte in een strafzaak, maar belanghebbende in een klaagschriftprocedure ex art. 552a Sv. De vraag die zich in onderhavige zaak moet worden beantwoord is of de toepassing van art. 530 Sv zich beperkt tot gewezen verdachten of zich ook uitstrekt tot belanghebbenden zoals verzoekster.
Art. 530, vierde lid, Sv in verbinding met art. 529, vijfde lid, Sv verklaren de schadevergoedingsregelingen uit genoemde artikelen van overeenkomstige toepassing op de behandeling van klaagschriften als bedoeld in de artikelen 552a tot en met 552b Sv. Daarmee wordt onder andere voorzien in de mogelijkheid van vergoeding van de kosten van een advocaat in vorenbedoelde klaagschriftprocedures. De rechtbank heeft zich afgevraagd of dit enkel een uitbreiding betekent van de procedures waarin een gewezen verdachte een kostenvergoeding kan vragen of dat hiermee de schadevergoedingsregeling wordt opengesteld voor eenieder die een klaagschrift op grond van de artikelen 552a tot en met 552b Sv kan indienen.
Nu de klaagschriftprocedures van art. 552ab en 552b Sv enkel openstaan voor “belanghebbenden, anderen dan de verdachte, gewezen verdachte of veroordeelde” respectievelijk voor
“belanghebbenden, andere dan de verdachte of veroordeelde”, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de wetgever bedoeld heeft de schadevergoedingsregeling eveneens open te stellen voor eenieder die op grond van voornoemde artikelen als belanghebbende kan worden aangemerkt en niet enkel de gewezen verdachte. De regeling van art. 529, vijfde lid, Sv roept daarmee een zelfstandige kostenvergoeding in het leven voor gevallen waarin naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in art. 552a tot en met 522b Sv de klager in het gelijk is gesteld en waarbij de beklagprocedure in zichzelf is te beschouwen als ‘zaak’ in de zin van art. 529 en 530 Sv. Verzoekster kan derhalve, als belanghebbende in een klaagschriftprocedure ex art. 552a Sv, worden ontvangen in haar verzoekschrift ex art. 530 Sv.
Vervolgens is de vraag of er gronden van billijkheid als bedoeld in artikel 534, eerste lid, Sv aanwezig zijn om een vergoeding toe te kennen. Nu door de officier van justitie niet is gesteld dat verzoekster enige betrokkenheid heeft bij de verdenking tegen haar broer en dat ook anderszins niet is gebleken, acht de rechtbank gronden van billijkheid aanwezig om een vergoeding toe te kennen. Nu ook de declaratie van de advocaat de rechtbank niet apert onredelijk voorkomt, zal het gevorderde bedrag aan kosten van rechtsbijstand worden toegewezen.
De rechtbank zal voorts, conform de LOVS-richtlijnen, een vergoeding toekennen voor het indienen van het verzoekschrift en de mondelinge behandelingen daarvan ter zitting. Nu de advocaat tweemaal op een raadkamerzitting is verschenen ter toelichting van het verzoekschrift, zal de rechtbank – naast de standaardvergoeding van € 340,- voor het indienen van het verzoekschrift – tweemaal de standaardvergoeding van € 340,- voor een mondelinge toelichting toekennen. Aldus wordt een bedrag van € 1.020,- toegekend voor het indienen en de behandeling van het verzoekschrift.

Beslissing

De rechtbank kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 2.544,60.
Deze beslissing is gegeven door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. H.M. Lenting en mr. H. Hanssen-Telman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Lamers, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van € 2.544,60 (zegge: tweeduizendvijfhonderdvierenveertig euro en zestig eurocent), over te maken op rekeningnummer [Rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden MK27 onder vermelding van “FA.22.028”.