ECLI:NL:RBNNE:2023:3199

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
22/2372
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor een bed & breakfast en de privacy van omwonenden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiseres, een inwoner van Drachten, tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bed & breakfast aan de vergunninghouder. De vergunninghouder had een aanvraag ingediend voor het gebruik van een perceel in strijd met het bestemmingsplan. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland verleende op 24 mei 2020 de gevraagde vergunning, maar dit besluit werd later door de rechtbank vernietigd, omdat het college onvoldoende had gemotiveerd in hoeverre de privacy van eiseres werd geschaad.

Na een nieuw besluit van het college op 31 mei 2022, waarin de vergunning opnieuw werd verleend, heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar echtgenoot aanwezig waren, maar de vergunninghouder niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de privacy van eiseres en haar echtgenoot door de vergunning niet onevenredig wordt geschaad, ondanks enige inkijk vanuit de bed & breakfast. De rechtbank oordeelt dat het college zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de vergunningverlening en dat de privacy-aantasting niet onevenredig is.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het college niet verplicht was om eiseres persoonlijk te informeren over de vergunningverlening, aangezien de publicatie in het gemeenteblad voldeed aan de wettelijke vereisten. Eiseres' bezwaren over de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) van de vergunninghouder en de vrees voor overlast van honden werden ook afgewezen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2372

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit Drachten, eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland, hierna te noemen het college
(gemachtigde: mr. J. Boersma, P.J. Wijbenga en B.J.W. van der Molen).
Als
derde-partijneemt aan de zaak deel:
[derde belanghebbende]uit Drachten (vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bed & breakfast aan vergunninghouder. Vergunninghouder heeft een aanvraag ingediend voor het gebruiken van een perceel in strijd met de regels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Met het besluit van 24 mei 2020 heeft het college de gevraagde vergunning verleend.
1.1.
Het college is in het besluit op bezwaar van 16 december 2020 bij de vergunningverlening gebleven. De rechtbank Noord-Nederland heeft in de uitspraak van 3 december 2021 (LEE 21/578) dit besluit op bezwaar vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen en daarin nader te motiveren in hoeverre eiseres in hun privacy worden geschaad door de verleende omgevingsvergunning.
1.2.
Met het bestreden besluit van 31 mei 2022 is het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebleven.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder en eiseres hebben nog schriftelijk gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiseres, vergezeld van haar echtgenoot A.P.J. Michels, en de gemachtigden van het college. Vergunninghouder is niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres woont op het perceel [adres 1] in Drachten.
2.1.
Op 27 april 2020 heeft de vergunninghouder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor een bed & breakfast (voor twee kamers) voor het adres [adres 2] in Drachten, voor de activiteit handelen in strijd met de regels van ruimtelijke ordening. Een van de twee kamers bevindt zich aan de noordzijde van het huis, aan de kant van het perceel van eiseres.
2.2.
Het college heeft bij besluit van 24 mei 2020 de omgevingsvergunning verleend.
2.3.
Het college heeft een mededeling van de verleende omgevingsvergunning in het gemeenteblad gepubliceerd. Ook is de verleende omgevingsvergunning in het weekblad ‘De Actief’ gepubliceerd, op 3 juni 2020.
2.4.
Eiseres en haar echtgenoot hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 mei 2020.
2.5.
Het college heeft in het besluit op bezwaar van 16 december 2020 het besluit van 24 mei 2020 ongewijzigd in stand gelaten.
2.6.
Eiseres en haar echtgenoot hebben beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van 16 december 2020.
2.7.
De rechtbank Noord-Nederland heeft in de uitspraak van 3 december 2021 (LEE 21/578) het besluit op bezwaar van 16 december 2020 vernietigd en bepaalt dat het college een nieuw besluit op bezwaar moet nemen.
2.8.
Het college heeft op 5 april 2022 nader onderzoek gedaan. Daartoe is de situatie opgenomen en zijn op verschillende plekken in en vanuit de kamer foto’s gemaakt van het perceel van eiseres en haar echtgenoot, om zodoende te kunnen beoordelen wat het zichtperspectief is vanuit de bed & breakfast op het perceel van eiseres.
2.9.
In het bestreden besluit van 31 mei 2022 is het college bij de verleende omgevingsvergunning gebleven onder aanvulling van twee voorwaarden aan de verleende omgevingsvergunning.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning voor een bed & breakfast. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Omvang van het geschil
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres de beroepsgrond die is gericht tegen het onderdeel parkeren ter zitting hebben ingetrokken. Het geschil spitst zich daarom toe tot de vraag of eiseres onevenredig in hun (privacy)belangen worden geschaad. Verder is in geschil of het college procedurele normen, publicatie van de mededeling in het gemeenteblad en in het huis-aan-huis-blad ‘De Actief’, heeft geschonden en of de inschrijving in de BRP op een ander adres, ten tijde van de aanvraag, het verlenen van de omgevingsvergunning in de weg zou staan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de wetgever het college bij het verlenen van een omgevingsvergunning bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2 van de Wabo een bevoegdheid met beleidsruimte heeft toegekend bij de beslissing om af te wijken van het bestemmingsplan. Bij de beslissing om toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, moet het college de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of een aanvraag om een omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot het verlenen van de vergunning in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de weigering van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Aantasting privacy
7. Eiseres betoogt dat de privacy van haar en haar echtgenoot door de verleende omgevingsvergunning onevenredig wordt geschaad. Volgens eiseres kijken toeristen vanuit hun kamer veelal eerst naar buiten. Zij hebben dan vanuit het raam zicht op de binnenplaats van eiseres, de serre en woonkamer van eiseres. De foto’s die in het onderzoek van 5 april 2022 zijn gemaakt zijn volgens eiseres onvoldoende voor de conclusie dat geen sprake is van schending van de privacy. Op basis van de foto’s die aan de achterkant van de kamer zijn genomen, kan de inkijk niet worden bepaald, omdat de vensterbank het zicht belemmert. Ook had de bed & breakfast beter in een andere kamer toegestaan kunnen worden, bijvoorbeeld een kamer aan de zuidkant van de woning van de vergunninghouder.
7.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat, hoewel enige aantasting van privacy vanuit de kamer die zal worden gebruik voor het bed & breakfast niet valt uit te sluiten, deze aantasting niet onevenredig nadelig is voor eiseres. Het college wijst erop dat zij door het uitgevoerde onderzoek van 5 april 2022 een goed beeld heeft gekregen vanuit welke posities in de kamer van de bed & breakfast zicht is op het perceel van eiseres. Volgens het college is de inkijk gering.
7.2.
De rechtbank stelt vast dat het college in het kader van de voorbereiding van het bestreden besluit onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de vergunningverlening voor eiseres en haar echtgenoot. Daarbij is uitdrukkelijk ook het zicht vanuit één van de kamers waar de bed & breakfast mogelijk wordt gemaakt op het perceel van eiseres en haar echtgenote in beeld gebracht en beoordeeld. Het is de rechtbank niet gebleken dat het onderzoek van 5 april 2022 niet op een zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college op grond van de resultaten van dat onderzoek in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat de privacy van eiseres en haar echtgenote niet onevenredig wordt geschaad. Het college heeft vastgesteld dat er enig zicht is op het perceel van eiseres en heeft dat ook betrokken in de beoordeling. De rechtbank kan het standpunt van het college volgen dat uit het foto-onderzoek kan worden afgeleid dat alleen een beperkt deel van de tuin, het terras en de woonkamer vanuit de kamer van de bed & breakfast zichtbaar is. Daarbij heeft het college van belang kunnen achten dat de genoemde delen van het perceel van eiseres en haar echtgenoot vanuit een positie nabij het raam, maar niet in andere delen van de kamer, waarneembaar is. Bij de afweging van de belangen heeft het college bovendien relevant mogen achten dat het zicht vanuit de kamer ook al bestond in de situatie dat er nog geen bed & breakfast was toegelaten. Het college heeft daarbij ook mogen betrekken dat het gaat om een kleinschalig bed & breakfast [1] en dat enige aantasting van privacy inherent is aan het wonen in een bebouwde omgeving. [2] Gelet op dit alles komt de rechtbank tot het oordeel dat het college de gevolgen van de vergunning voor de privacy van eiseres en haar echtgenoot niet onevenredig heeft hoeven achten. Dat eiseres vanwege haar medische problematiek buiten moet zitten, zoals zij stelt, doet daar niet aan af. Gelet op voorgaande kan deze beroepsgrond niet slagen.
7.3.
Over op het standpunt van eiseres dat de omgevingsvergunning voor de bed & breakfast beter verleend had kunnen worden voor een andere kamer die geen zicht had op het perceel van eiseres, overweegt de rechtbank dat het college dient te beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning zoals deze is ingediend. Hiervoor is uiteengezet dat het college het project waarvoor een afwijking van het bestemmingsplan is verleend aanvaardbaar heeft mogen vinden. Dan kan het bestaan van alternatieven slechts tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door de verwezenlijking van die alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Het ligt op de weg van eiseres om dat aannemelijk te maken. Op grond van wat eiseres heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het college de aanvraag om deze reden had moeten weigeren.
Publicatie omgevingsvergunning en communicatie
8. Eiseres betoogt dat zij door het college geïnformeerd hadden moeten worden over het verlenen van de omgevingsvergunning. Het college heeft de omgevingsvergunning in het huis-aan-huisblad ‘De Actief’ gepubliceerd, maar volgens eiseres krijgt niemand in de buurt deze krant.
8.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat er geen wettelijke plicht is om omwonenden persoonlijk te benaderen en te informeren. Het besluit tot vergunningverlening is gepubliceerd in het gemeenteblad. Dat is voldoende.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank hadden eiseres niet persoonlijk geïnformeerd hoeven te worden en heeft het college aan haar publicatieverplichting voldaan. De mededeling tot vergunningverlening is gepubliceerd in het gemeenteblad (nr.133762). Daarmee is aan het publicatievereiste uit artikel 3.9, eerste lid, onder a Wabo voldaan.
Een publicatie in weekblad ‘De Actief’ is daardoor niet meer nodig en deze is ook niet wettelijk verplicht. Daarbij komt dat het college, naast de publicatie in het gemeenteblad, bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet ook wettelijk verplicht is tot het doen van (persoonlijke) mededelingen aan omwonenden. In dit kader is bij dit alles nog relevant dat eiseres niet in hun belangen zijn geschaad, aangezien zij tijdig bezwaar hebben kunnen aantekenen tegen de verleende vergunning. Het betoog slaagt niet.
Inschrijving BRP
9. Eiseres betogen dat de vergunninghouder ten tijde van de aanvraag niet stond ingeschreven in de BRP. Ook was zij volgens eiseres nog geen eigenaar van de woning.
9.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de vergunninghouder ten tijde van de aanvraag op het adres Slinge 72 stond ingeschreven. Over de eigendom betoogt het college dat de vergunninghouder, voordat de beslissing op bezwaar is genomen, eigenaar is geworden van de woning.
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt dit betoog van eiseres niet. Niet aannemelijk is geworden dat vergunninghouder ten tijde van de aanvraag, de verlening van de bestreden omgevingsvergunning of ten tijde van het bestreden besluit niet over het perceel kon beschikken. Niet in geschil is bovendien dat de vergunninghouder al voordat de (eerste, vernietigde) beslissing op het bezwaar van eiseres en haar echtgenote eigenaar is geworden van het perceel. Hierdoor was er voor het college geen aanleiding om aan te kunnen nemen dat het plan niet kon worden verwezenlijkt. [3] Ook anderszins had het college naar het oordeel geen reden hoeven zien om de aanvraag niet in behandeling te nemen of af te wijzen.
B&B met honden
10. Eiseres heeft in het beroepschrift en ter zitting nog de vrees geuit voor de omstandigheid dat de vergunninghouder van honden houdt. Zij vreest zij overlast zal ervaren van honden, vooral vanuit de bed & breakfast.
10.1.
Het college zet in het verweerschrift uiteen dat enkel het hobbymatig houden van honden is toegestaan. Binnen- en buitenkennels, waarbij een aantal honden wordt gehouden, is niet toegestaan vanwege geluidsoverlast.
10.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de enkele vrees voor overlast van honden niet tot de conclusie leiden dat het college niet in redelijkheid tot vergunningverlening over heeft kunnen gaan. Zoals hiervoor is overwogen is de omgevingsvergunning enkel verleend voor een bed & breakfast. Alleen het hobbymatig houden van honden is daarbij toegestaan. Het college heeft ter zitting toegelicht dat, als er in de toekomst geen sprake meer zou zijn van enkel hobbymatig gebruik maar honden bedrijfsmatig worden gehouden, zij over zal gaan tot handhaving. Het betoog slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgen daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.vgl. ABRvS 6 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO0205, r.o. 2.6.1.
2.vgl. ABRvS17 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1936, r.o. 9.2.
3.vgl. ABRvS 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2717, r.o. 2.2.