ECLI:NL:RBNNE:2023:4277

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
LEE 22/3372
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningsluiting op grond van artikel 13b Opiumwet na aantreffen hennepplantage

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het opleggen van een last onder bestuursdwang, inhoudende dat zijn woning voor een periode van drie maanden wordt gesloten. De burgemeester van Leeuwarden had op 3 augustus 2022 besloten om de woning te sluiten na het aantreffen van een hennepkwekerij. De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en vertegenwoordigers van de burgemeester aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de sluiting van de woning noodzakelijk was, gezien de ernst van de situatie en het feit dat de woning betrokken was bij drugshandel. De rechtbank oordeelt dat de gekozen maatregel van sluiting evenwichtig is en in overeenstemming met het beleid van de burgemeester. Eiser had aangevoerd dat hij niet in zijn woning kon verblijven en dat dit nadelige gevolgen had voor zijn bedrijfsvoering, maar de rechtbank oordeelt dat deze gevolgen inherent zijn aan de maatregel van sluiting. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van de burgemeester in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/3372

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2023 in de zaak tussen

[Naam] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K.E. Wielenga),
en

De burgemeester van de gemeente Leeuwarden, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Verdoorn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het opleggen van een last onder bestuursdwang, inhoudende dat zijn woning op het [adres] (hierna: de woning) voor een periode van drie maanden wordt gesloten.
1.1.
Met het bestreden besluit van 3 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en A. Brouwer en M.R.A. Schellingerhout namens verweerder.
1.4.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht uiterlijk zes weken later uitspraak te doen.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser is eigenaar en bewoner van de woning. Het betreft een rijtjeshuis met een begane grond en een verdieping.
2.2.
In oktober 2021 is de politie Noord-Nederland een onderzoek begonnen naar een verdachte van betrokkenheid bij Opiumwetdelicten. Deze verdachte bleek veel op pad te zijn en locaties te bezoeken waar (mogelijk) een hennepkwekerij aanwezig was. De verdachte kwam ook in de woning van eiser.
2.3.
Op 17 maart 2022 heeft de politie in de woning van eiser een hennepkwekerij aangetroffen. De bestuurlijke rapportage van de politie vermeldt dat een ruimte ingericht was voor het telen van hennep. In deze ruimte werden aangetroffen 90 hennepplanten en 9 voorgeschakelde assimilatielampen (720 watt) inclusief transformator, 1 opticlimate, 4 ventilatoren, 1 schakelbord, 1 CO²-booster, 1 temperatuurventilatieregelaar en 1 koolstoffilter. In een andere ruimte waren verzorgingsproducten opgeslagen, te weten 1 ventilatiecomputer, 2 voedingscomputers, 4 maatbekers, 1 can groeimiddel (0,5 liter), 3 cans groeimiddel (1 liter), 2 cans groeimiddel (5 liter), 2 cans groeimiddel (10 liter) en 1 dompelpomp. Voorts heeft de politie vastgesteld dat de elektriciteitsstroom werd afgetapt voordat deze door de meter zou worden geregistreerd.
2.4.
De in 2.2 genoemde verdachte heeft tegenover de politie onder meer verklaard dat hij eiser heeft geholpen met de installatie van de hennepkwekerij en dat hij de hennepstekken heeft geleverd.
2.5.
In het primaire besluit van 11 mei 2022 heeft verweerder de last onder bestuursdwang opgelegd. Bij uitspraak van 9 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek van eiser om de last onder bestuursdwang op te heffen, afgewezen.
2.6.
De sluiting van de woning is ingegaan op 23 juni 2022.
2.7.
Na het houden van een hoorzitting heeft de Adviescommissie bezwaarschriften geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren. Met overneming van dit advies heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
3.1.
Ingevolge artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
3.2.
Hennep is opgenomen in lijst II van de Opiumwet.
3.3.
Verweerder voert beleid dat is neergelegd in de Beleidsregels Opiumwet 13b van 16 januari 2020 (beleid). Volgens de beleidsregels wordt een maatregel om een woning te sluiten alleen ingezet in ernstige situaties in het kader van de aanpak van georganiseerde drugshandel. Als uitgangspunt geldt dat bij het aantreffen van meer dan 20 hennepplanten in beginsel altijd sprake is van een ernstige situatie. In paragraaf 5 is opgenomen dat de sluitingsperiode in beginsel zes maanden beslaat, maar dat in geval van het aantreffen van uitsluitend een handelshoeveelheid hennep een uitzondering wordt gemaakt in die zin dat in beginsel wordt uitgegaan van een sluitingsperiode van drie maanden. Uitgangspunt is dat maatwerk wordt geleverd passend bij de ernst van de situatie.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser de bevoegdheid van verweerder tot sluiting niet bestrijdt. Evenmin bestrijdt eiser de redelijkheid van het beleid.
4.2.
In geschil is of de maatregel van sluiting in dit geval evenredig is. Eiser stelt dat verweerder had behoren af te zien van sluiting, al dan niet met een keuze voor een lichter middel.
5. De rechtbank zal zich bij de beoordeling van de gronden baseren op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 28 augustus 2019 [1] (overzichtsuitspraak) en van 2 februari 2022 [2] (evenredigheidsuitspraak). In de evenredigheidsuitspraak heeft de AbRS overwogen dat het bestreden besluit geschikt en noodzakelijk moet zijn om de beoogde doelen te bereiken en dat de genomen maatregel evenwichtig moet zijn.
Geschiktheidheid
6. In de woning was een volledig ingerichte en professionele hennepplantage aanwezig. In de woning werd softdrugs geproduceerd die vervolgens naar elders werd vervoerd om verkocht te worden aan gebruikers. Bij de inrichting en bij het verhandelen was de hoofdverdachte (zie 2.2. en 2.4.) betrokken. Uit het onderzoek van de politie komt naar voren dat deze verdachte zich regelmatig met dergelijke werkzaamheden bezighield. Uit dit onderzoek blijkt verder dat er al een oogst heeft plaatsgevonden. De hennepkwekerij was daarom voor een langere periode in gebruik. Dit tezamen betekent dat de woning een rol vervulde in de keten van drugshandel. De rechtbank overweegt dat het middel van sluiting in het algemeen geschikt is om de betreffende woning aan het drugscircuit te onttrekken. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen. Dit sluit niet uit dat een lichtere maatregel ook geschikt kan zijn om de beleidsdoelen van het beëindigen van een verboden situatie en het voorkomen van herhaling te bereiken. Of verweerder voor een lichtere maatregel had moeten kiezen, komt bij de bespreking van de noodzaak en de evenwichtigheid aan de orde.
Noodzaak
7. Aan de orde is of verweerder voldoende heeft onderbouwd dat in deze zaak de noodzaak tot sluiting van de woning zich voordeed en dat daarom niet is gekozen voor een lichter middel zoals een last onder dwangsom (die verbeurd zou worden bij herhaling van de overtreding) of zoals een waarschuwing (met nadere gevolgen bij herhaling van de overtreding).
De AbRS heeft in uitspraken van 6 juli 2022 [3] overwogen dat aan de hand van ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Met sluiting wordt beoogd het pand aan het drugscircuit te onttrekken door de bekendheid als drugspand weg te nemen en de loop eruit te halen. Voor beoordeling van de ernst en omvang is van belang of de drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Als er geen aanwijzing is van handel, het niet harddrugs betreft, zich geen recidivesituatie voordoet en er geen sprake is van ligging in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, dan is er niet zonder meer noodzaak om het pand te sluiten.
7.1.
Zoals eiser terecht heeft aangevoerd, is niet gebleken dat er vanuit de woning sprake was van handel in de zin van verkoop van drugs aan gebruikers daarvan. Verder is geen sprake van recidive.
7.2.
Eerdergenoemde verdachte bezocht wel de woning met een volledig ingerichte en professionele hennepplantage. De woning stond dus bekend in het criminele circuit als productielocatie. Dit vergroot de kans dat conflicten in het criminele circuit zich potentieel in of rond de woning afspelen.
7.3.
In het primaire besluit, dat met het bestreden besluit is gehandhaafd, komt het bovenstaande ook aan de orde. Daarnaast heeft verweerder in dit besluit naar voren gebracht dat de woning in de kwetsbare wijk Oud-Oost ligt waar verweerder in de afgelopen jaren meerdere woningen heeft gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verder merkt verweerder in het primaire besluit op dat sprake was van het illegaal aftappen van stroom, met gebruikmaking van een elektriciteitsinstallatie die niet voldeed aan NEN1010, zodat sprake was van brandgevaar.
7.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende onderbouwd dat sprake was van een ernstige situatie. Verweerder stelt terecht dat de sluiting noodzakelijk was. Dat met de sluiting onder meer doelen worden bereikt die deels generaal preventief van aard zijn, gericht op het voorkomen van overtredingen door anderen, doet niet af aan de noodzaak van sluiting.
Evenwichtigheid
8. Ten slotte komt aan de orde of verweerder uit het oogpunt van evenwichtigheid had behoren te kiezen voor een lichtere maatregel.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat de gekozen maatregel van sluiting in overeenstemming is met het beleid (zie 3.3.). Wat betreft de duur van de sluiting heeft verweerder gekozen voor drie maanden, al gaat het in dit geval niet om het aantreffen van alleen een handelshoeveelheid maar ook van een hennepkwekerij.
8.2.
Wat betreft de evenwichtigheid is onder meer de verwijtbaarheid van de betrokkene van belang. In dit geval heeft eiser toegestaan dat een kamer van zijn woning werd ingericht als hennepkwekerij, dat de stroom illegaal werd afgetapt en dat er voor onbepaalde tijd een proces van productie en afvoer van drugs voor verdere handel zou plaatsvinden. Naar het oordeel van de rechtbank staat de verwijtbaarheid van eiser daarmee vast.
8.3.
Een doel van verweerders beleid is de kenbaarheid van het optreden tegen drugshandel voor omwonenden. Een woningsluiting is bij uitstek voor de wijkbewoners zichtbaar. In dit geval maakt het bovendien voor de bewoners van de nabijgelegen vestiging ‘beschermd wonen’ van VNN duidelijk dat drugshandel in de wijk niet wordt getolereerd.
Dit in combinatie met de hierboven besproken noodzaak maakt dat er in beginsel geen reden is voor een lichter middel.
8.4.
Eiser heeft aangevoerd dat hij drie maanden niet in zijn eigen woning heeft kunnen verblijven, met extra woonkosten tot gevolg, en dat dit ook nadelig is geweest voor de bedrijfsvoering van zijn eigen bedrijf die deels vanuit de woning plaatsvindt. De rechtbank overweegt dat eiser hiermee duidelijk heeft gemaakt dat de sluiting ingrijpend voor hem is geweest, maar dat dergelijke gevolgen inherent zijn aan het middel van sluiting. Het gaat om het soort omstandigheden dat zich in het algemeen voordoet bij een woningsluiting. Deze kunnen niet worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden.
8.5.1.
Eiser heeft verwezen naar het beleid van de burgemeester van Almere en naar een besluit van de burgemeester van Waadhoeke die in een vergelijkbaar geval ervoor heeft gekozen niet tot woningsluiting over te gaan.
8.5.2.
Zoals de voorzieningenrechter al heeft overwogen in de uitspraak van 9 juni 2022, heeft elke burgemeester een eigen beleidsruimte bij het bepalen welke maatregel noodzakelijk is. Daardoor is het beleid af te stemmen op lokale problematiek. Eiser heeft aangetoond dat de burgemeester van Almere op 19 januari 2021 een beleid heeft vastgesteld waarbij in een geval als hier aan de orde overgegaan zou worden tot het opleggen van een last onder dwangsom en niet van een last onder bestuursdwang. De rechtbank overweegt dat de tekst van artikel 13b van de Opiumwet de mogelijkheid geeft voor de beleidskeuze van zowel de burgemeester van Leeuwarden als van de burgemeester van Almere. Dat de burgemeester van Almere in sommige gevallen voor de mogelijkheid kiest om een last on der dwangsom op te leggen, betekent niet dat verweerder zijn bevoegdheid op dezelfde manier dient te gebruiken.
8.5.3.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat, zoals ter zitting is besproken, zich in de zaak in de gemeente Waadhoeke andere omstandigheden voordeden, onder meer het lange tijdsverloop tussen het constateren van de overtreding en het opleggen van de maatregel. Daarnaast had de gemeente Waadhoeke op dat moment geen beleid waarop de burgemeester kon terugvallen. Van een vergelijkbaar geval is daarom geen sprake.
8.6.
Naar het oordeel van de rechter heeft verweerder de belangen van eiser voldoende meegewogen en heeft verweerder aan het algemeen belang bij sluiting in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen. De maatregel van sluiting van de woning is evenwichtig.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:31d
Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:32
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2. Voor een last onder dwangsom wordt niet gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.
Opiumwet
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.