6.4De rechtbank oordeelt dat het rapport 4 augustus 2022 van Kummeling uitvoerig gemotiveerd en inzichtelijk is. Er staan geen tegenstrijdigheden in. Hij heeft een zorgvuldig onderzoek gedaan. Kummeling heeft goed uitgelegd waarom en hoe hij de conclusies van de deskundigen in de FML heeft verwerkt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de vragen die eiser in zijn brief van 22 augustus 2022 heeft geformuleerd, aan Horwitz en Meeuwis voor te leggen. Het is immers in eerste instantie aan Kummeling, als deskundige op het gebied van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem, om de conclusies van de deskundigen in een FML te verwerken. Daarna lag het op de weg van eiser om eerst met concrete medische gegevens als bedoeld in de jurisprudentie, twijfel te zaaien aan het standpunt van Kummeling, alvorens eventueel de rechtbank te vragen om de deskundigen nadere vragen te stellen. Die concrete medische gegevens ontbreken. Het is niet voldoende om, zoals eiser doet, het vermoeden uit te spreken dat verweerder eiser monddood wil maken en om het oordeel van Kummeling “een eigen verzekeringsgeneeskundig sausje” te noemen. De medische beroepsgronden slagen niet.
Is het arbeidskundige standpunt van verweerder juist?
7. Als arbeidskundige grond heeft eiser tegen het eerste besluit van 8 maart 2021 aangevoerd dat, gezien het onjuiste medische standpunt van verweerder, een tweetal functies niet geschikt is voor hem. Naar aanleiding van de functieduiding die mede heeft geleid tot het nieuwe besluit van 15 augustus 2022, is eiser van mening dat Röttjers ten onrechte opnieuw komt tot seriematig productiewerk, met productienormen, nu gedurende 30 uur per week.
8. Verweerder baseert zijn arbeidskundig standpunt, zoals dat is neergelegd in zijn besluit van 15 augustus 2022, op het rapport van Röttjers van 8 augustus 2022. Deze heeft op basis van de aangepaste FML geheel nieuwe functies geduid.
9. De rechtbank overweegt het volgende. Het rapport van Röttjers van 8 augustus 2022 is goed gemotiveerd, inzichtelijk en er staan geen tegenstrijdigheden in. De zogenaamde signaleringen bij de functiebelastingen heeft hij voldoende toegelicht. Daarbij verdient vermelding dat Horwitz en Meeuwis zich vanuit hun medische deskundigheid afvragen welke concentratievereisten, gezien eisers concentratieproblemen, worden gesteld aan seriematig productiewerk; zij vinden het niet aannemelijk dat voor eiser voortdurend fijn montagewerk haalbaar is en menen dat, als productienormen stressverhogend zijn, dit een negatieve invloed kan hebben op zijn functioneren. Uit de toelichting bij de signaleringen op dit punt in de nieuwe, geduide functies blijkt echter dat er (in overeenstemming met de aangepaste FML) in deze functies geen bijzondere eisen aan de concentratie worden gesteld. Ook uit de toelichting van Röttjers op de overige signaleringen blijkt voldoende dat de functies op die punten voor eiser geschikt zijn. Röttjers heeft ten slotte uitgelegd waarom hij een groot aantal functies, waarvan een lijst bij zijn rapport is gevoegd, niet heeft kunnen selecteren, omdat ze aan verschillende eisen niet voldoen. De rechtbank ziet geen reden om aan die uitleg te twijfelen. Eiser heeft geen concrete argumenten ingebracht die de rechtbank doen twijfelen aan het standpunt van Röttjers. Ook de arbeidskundige beroepsgronden slagen niet.
10. Terecht heeft verweerder besloten dat eiser ingaande 31 augustus 2020 voor 48,08% arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet WIA. De rechtbank zal het beroep tegen het besluit van 15 augustus 2022 ongegrond verklaren.
11. Omdat verweerder in beroep een nieuw besluit heeft genomen, veroordeelt de rechtbank hem in de kosten voor de door Beukema verleende rechtsbijstand van € 2.092,50 (beroepschrift één punt, verschijnen op de zitting één punt, reactie op het deskundigenrapport een halve punt, waarde per punt € 837,00, gewicht van de zaak: gemiddeld); verder veroordeelt zij verweerder in de kosten (volgens factuur) van het rapport van Niewold van € 1.328,04 en in de kosten van het opvragen van informatie bij de huisarts van € 41,80; totaal aan proceskosten: € 3.462,34. Ook zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiser het griffierecht van € 49,00 en de wettelijke rente volgens de CRvB-normen over de nabetaling vergoedt.