ECLI:NL:CRVB:2021:1960
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in hoger beroep met betrekking tot medische rapportages
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uwv om aan appellante een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich ziek had gemeld met diverse lichamelijke en psychische klachten, was van mening dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv een bijzondere waarde toekwam. De Raad oordeelde dat de besluitvorming van het Uwv zorgvuldig was en dat de rapporten inzichtelijk en consistent waren. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Appellante voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen, waaronder fibromyalgie, PTSS en ADHD. De Raad concludeerde echter dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van appellante en dat er geen aanleiding was om een onafhankelijk deskundige te benoemen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet als medische afzakker kon worden aangemerkt. De beslissing van het Uwv om de WIA-uitkering te weigeren werd daarmee bevestigd.