ECLI:NL:RBNNE:2023:4791

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
23/2355
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot toekenning van bijzondere bijstand voor griffierecht en procesbelang bij bezwaar

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen. De eiser had bijzondere bijstand aangevraagd om het griffierecht voor twee rechtszaken te kunnen betalen. De gemeente had deze bijstand toegekend, maar de eiser was van mening dat de beslissing te laat was genomen, waardoor hij schade had geleden. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht had besloten dat de eiser geen procesbelang had bij zijn bezwaar, omdat hij de bijzondere bijstand tijdig had ontvangen en het griffierecht voor beide zaken al had betaald. De rechtbank legde uit dat procesbelang alleen bestaat als de indiener van een bezwaarschrift daadwerkelijk iets kan bereiken met zijn bezwaar. In dit geval had de eiser geen recht op schadevergoeding, omdat hij geen bewijs had geleverd van geleden schade door de handelwijze van de gemeente. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2355

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2023 in de zaak tussen

[naam] , [plaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen(het college), verweerder
(gemachtigde: mr. M.E.P. van Lohuizen).

Inleiding

1.1
In deze zaak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit op
bezwaar van 17 mei 2023, waarin het college zijn bezwaar tegen een besluit van 25 april 2023 tot toekenning op grond van de Participatiewet van bijzondere bijstand voor het betalen van griffierechten niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.2
Eiser heeft beroep ingesteld en het college heeft een verweerschrift ingediend. Daarna hebben eiser en het college nog een paar keer stukken ingediend.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser deelgenomen. Het college heeft zich schriftelijk afgemeld. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Het oordeel van de rechtbank

Waarover moet de rechtbank oordelen?
2. De zaak gaat over de vraag of het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat hij geen procesbelang heeft, nu de bijzondere bijstand voor het betalen van griffierecht in de zaken 23/830 en 23/650 hem bij het besluit van 25 april 2023 tijdig is toegekend.
3.1
Eiser heeft in bezwaar en in beroep aangevoerd dat het college de bijzondere bijstand te laat heeft toegekend, namelijk na de termijn van het Landelijk Dienstencentrum Rechtspraak (LDCR) voor het betalen van de nota’s voor het griffierecht. Dit vindt hij een onrechtmatige daad van het college. Hierdoor is een fundamenteel rechtsbeginsel in het geding, namelijk de toegang tot de rechter. Volgens hem heeft het college gehandeld in strijd met diverse beginselen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser stelt verder dat niet onaannemelijk is dat hij door de handelwijze van het college schade heeft geleden. Hij vindt dat het college zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.2
Het college meent dat eiser geen belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar. Immers, hij heeft gekregen wat hij vroeg: bijzondere bijstand voor het betalen van griffierecht. Er is geen resultaat te behalen dat voor hem feitelijke betekenis heeft. Hij bestrijdt niet dat het besluit binnen de beslistermijn is genomen. Het college vindt het ten slotte niet aannemelijk dat eiser schade heeft geleden.
Wat vindt de rechtbank?
4.1
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is er pas (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaarschrift met het maken van bezwaar nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Verder kan een procesbelang ook zijn gelegen in een vordering tot schadevergoeding [1] .
4.2
Het griffierecht in de zaak 23/830 moest uiterlijk betaald worden op 26 juli 2023. Immers, de eerste nota van het LDCR (€ 50,00) is van 25 februari 2023, de eerste herinnering is van 27 maart 2023 en de tweede is van 28 juni 2023 (te betalen binnen vier weken, dus uiterlijk op 26 juli 2023). Het besluit om bijzondere bijstand te verlenen voor dit griffierecht is van 25 april 2023. Dit betekent dat eiser op de datum dat hij de bijzondere bijstand toegekend kreeg, nog ruimschoots de tijd had om het griffierecht in de zaak 23/830 te betalen. Bovendien heeft hij op de zitting gezegd dat hij dat heeft gedaan en is die zaak inmiddels bij de rechtbank in behandeling.
4.3
Verder heeft het LDCR eiser in de zaak 23/650 een eerste nota (€ 136,00) gestuurd op
25 februari 2023 en een herinnering op 28 maart 2023 (te betalen binnen vier weken, dus uiterlijk op 25 april 2023). Het college had op grond van de Awb een beslistermijn van maximaal acht weken; het heeft op 25 april 2023 beslist, binnen zeven weken na de ontvangst op 10 maart 2023 van eisers aanvraag. Dat betekent dat het college de bijzondere bijstand op tijd heeft verleend, echter op dezelfde dag dat het griffierecht in de zaak 23/650 uiterlijk moest zijn betaald. Maar eiser heeft hiervan geen feitelijk nadeel ondervonden: op de zitting heeft hij gezegd dat hij in de zaak 23/650 het griffierecht zelf al had betaald en dat die zaak door de CRvB verder inhoudelijk wordt behandeld.
4.4
Dit alles betekent dat eiser geen procesbelang had bij zijn bezwaar tegen het besluit van 25 april 2023: met dat bezwaar kon hij niet, al dan niet financieel, in een gunstiger positie komen. Hij heeft de gevraagde bijzondere bijstand voor het betalen van het griffierecht gekregen. Verder heeft hij toegang tot de rechter gekregen, nu de zaken waarvoor hij bijzondere bijstand voor het griffierecht vroeg bij de rechtbank en bij de CRvB in behandeling zijn. Het college heeft niet in strijd met de Awb gehandeld. Verder heeft eiser niet met concrete argumenten of overtuigende stukken onderbouwd dat hij enige schade heeft geleden door de handelwijze van het college; zijn enkele stelling op de zitting dat het op voorhand niet onaannemelijk was dat hij schade zou kunnen lijden, is onvoldoende. Het college heeft eisers bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en eisers verzoek om schadevergoeding afwijzen. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hij krijgt het griffierecht niet terug. Ook heeft hij geen recht op een vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van
J.A.B. Peterse-Verver, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
15 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.