ECLI:NL:RBNNE:2023:5063

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
LEE 22/3480
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen nul-specificatie van uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 5 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een nul-specificatie van haar uitkering, gedateerd 5 mei 2022, waarin werd vermeld dat haar uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) over een bepaalde periode € 0,00 bedroeg. Het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, stellende dat de nul-specificatie geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de nul-specificatie geen rechtsgevolg in het leven roept, aangezien het een herhaling is van een eerder besluit waarin de aanvraag voor een WW-uitkering was afgewezen. De rechtbank wijst erop dat een betaalspecificatie alleen als besluit kan worden aangemerkt als deze een wijziging in de betaling met zich meebrengt, wat hier niet het geval is. Eiseres had ook betoogd dat het Uwv geen hoor- en wederhoor had toegepast, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet relevant is, gezien de kwalificatie van de nul-specificatie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/3480

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekering (Uwv)

(gemachtigde: S.S. Wiltjer - Rienstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 23 augustus 2022, waarbij het Uwv haar bezwaar tegen de nul-specificatie van 5 mei 2022 niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het besluit
2. Eiseres heeft van het Uwv een nul-specificatie met de datum 5 mei 2022 ontvangen. Daarop staat vermeld dat haar uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) over de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 januari 2021 € 0,00 bedraagt. Eiseres heeft tegen de nul-specificatie bezwaar gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit heeft het Uwv het bezwaar van eiseres (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft het Uwv overwogen dat de nul-specificatie geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) en dat hiertegen geen bezwaar kan worden gemaakt. Hierbij heeft het Uwv aangegeven dat in het besluit van 26 april 2022 aan eiseres kenbaar is gemaakt dat de WW-uitkering is afgewezen en dat gelet hierop de nul-specificatie van 5 mei 2022 niet op rechtsgevolg is gericht.
Wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt of het bezwaar van eiseres terecht door het Uwv
niet-ontvankelijk is verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres op 20 april 2022 een aanvraag om een WW-uitkering bij het Uwv heeft ingediend. Het Uwv heeft deze aanvraag bij besluit van 26 april 2022 afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 26 april 2022 heeft het Uwv bij besluit van 23 augustus 2022 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder het nummer LEE 22/3477.
6.2.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (de CRvB) [1]
ligt aan elke (meestal: maandelijkse) betaling van salaris of uitkering een besluit tot zodanige betaling ten grondslag. Wanneer een ander daartoe strekkend geschrift van het bestuursorgaan ontbreekt, kan dit besluit zichtbaar worden in een salaris- of uitkeringsspecificatie. Daartegen staat dan in beginsel het rechtsmiddel van bezwaar open. De rechtmatigheid van een eerder genomen besluit waarbij over de grondslag van periodiek te betalen salaris of uitkering is beslist, kan niet bij elke betaling opnieuw aan de orde worden gesteld als er in de periodieke betaling geen wijziging optreedt. Dan is in het algemeen slechts sprake van een herhaling van de eerder genomen beslissing. Zo'n herhaling is niet gericht op enig rechtsgevolg dat niet reeds door de oorspronkelijke beslissing tot stand was gebracht en kan om die reden niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
6.3.
De rechtbank is met het Uwv van oordeel dat de nul-specificatie van 5 mei 2022 rechtstreeks voortvloeit uit het besluit van 26 april 2022, waarin de aanvraag van eiseres voor een WW-uitkering is afgewezen. De nul-specificatie roept dan ook geen rechtsgevolg in het leven. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiseres te volgen in het door haar ingenomen standpunt dat de nul-specificatie wel een besluit is omdat het de eerste betaalspecificatie betreft. Zoals ook overwogen in rechtsoverweging 6.2. kan een betaalspecificatie enkel als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb worden aangemerkt indien deze betaalspecificatie een wijziging in een periodieke betaling brengt ten opzichte van eerdere betaling en er geen sprake is van een herhaling van een eerder genomen besluit. Daarvan is in dit geval geen sprake. Gelet op het bovenstaande kan de nul-specificatie van 5 mei 2022 niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb worden aangemerkt. Het Uwv heeft terecht het bezwaar van eiseres hiertegen niet-ontvankelijk verklaard.
6.4.
Voor zover eiseres heeft betoogt dat het Uwv ten onrechte geen hoor- en wederhoor heeft toegepast volgt de rechtbank eiseres niet. Hiertoe overweegt de rechtbank dat het bezwaarschrift is ingediend tegen de nul-specificatie welke, zoals hierboven overwogen, niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Gelet hierop mocht het Uwv op grond van artikel 7:3, aanhef en onder a, van de Awb afzien van het horen.
6.5.
Ook hetgeen eiseres verder naar voren heeft gebracht kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
6.6.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak samenhang aan te nemen met andere zaken die op de zitting van 24 oktober 2023 zijn behandeld, waaronder LEE 22/3477. Aan deze zaken liggen aparte besluiten ten grondslag en iedere zaak vergt een aparte beoordeling. Er is geen sprake van één samenstel van feiten en omstandigheden. De anticumulatieregeling op grond van artikel 8:41, derde lid, van de Awb is daarom niet van toepassing. Er wordt dus geen vrijstelling van het betalen van griffierecht verleend. Het door eiseres in deze zaken reeds betaalde griffierecht behoeft daarom niet te worden terugbetaald.

Conclusie en gevolgen

7. Het voorgaande betekent dat het Uwv het bezwaar van eiseres tegen de nul-specificatie terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt het griffierecht daarom niet terug. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, rechter, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3337