ECLI:NL:RBNNE:2023:716

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
21/3602
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor een vergaderlocatie en de impact op het ondernemersklimaat

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor een vergaderlocatie, expositie- en cursusruimte beoordeeld. Eiseres, eigenaar van een nabijgelegen vergader- en trainingscentrum, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning die is verleend aan vergunninghouder, die een bedrijf wil starten gericht op (aanstaande) verpleegkundigen. De rechtbank behandelt het beroep op 25 januari 2023 en concludeert dat het beroep ongegrond is. De rechtbank overweegt dat de vergunninghouder een aanvraag heeft ingediend voor een locatie die niet passend is binnen de bestemming 'Wonen', maar dat het college op basis van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid de vergunning heeft verleend. Eiseres stelt dat de komst van de nieuwe locatie haar ondernemersbelangen schaadt, maar de rechtbank oordeelt dat er geen relevante leegstand zal optreden en dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims. De rechtbank wijst erop dat het relativiteitsvereiste in de Algemene wet bestuursrecht niet is voldaan, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat de vergunning leidt tot een schending van haar belangen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de verleende vergunning in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3602

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden

(gemachtigde: J. Hulst).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [woonplaats] (vergunninghouder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verleende omgevingsvergunning voor een vergaderlocatie, expositie- en cursusruimte.
1.1
Met het bestreden besluit van 11 oktober 2021 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van het college en vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de verleende vergunning.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten. Vergunninghouder heeft op 14 januari 2021 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van een vergaderlocatie, expositie- en cursusruimte in een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw dat tegenwoordig als bijgebouw bij de woning aan de [adres] in [woonplaats] dient. Vergunninghouder wil zich met zijn bedrijf, het Buitengasthuis, met name richten op (aanstaande) verpleegkundigen en voor deze doelgroep onder andere cursussen en exposities organiseren.
4.1.
Op deze locatie geldt krachtens het bestemmingsplan ‘Kernen’ de enkelbestemming ‘Wonen’. Het exploiteren van een vergaderlocatie, expositie- en cursusruimte is niet passend binnen deze bestemming.
4.2.
Het college heeft op 21 april 2021 een omgevingsvergunning verleend waarbij het op grond van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid heeft afgeweken van het bestemmingsplan.
4.3.
Eiseres is eigenaar van het pand aan de [adres] . Op deze locatie exploiteert zij een vergader- en traingingscentrum genaamd ‘De Bakkershoeve’. Zij heeft op 26 mei 2021 bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning.
4.4.
Het college heeft, onder overname van het advies van de bezwaaradviescommissie van 8 september 2021, het bezwaar met het bestreden besluit van 11 oktober 2021 gegrond verklaard en de vergunning in stand gelaten met een aanvulling van de motivering.
Ontbreken van op de zaak betrekking hebbende stukken
5.1.
Eiseres voert aan dat diverse op de zaak betrekking hebbende stukken tijdens de bezwaarprocedure niet aan eiseres verstrekt. Zij heeft dus niet voldoende op deze stukken kunnen reageren. Dit kan bovendien in strijd zijn met de goede procesorde gelet op artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.2.
Het college heeft toegelicht dat volgens zijn werkwijze alle stukken naar de bezwaaradviescommissie worden verzonden en dat de bezwaaradviescommissie de stukken vervolgens naar de betrokken partijen stuurt. Deze werkwijze zou ook in dit dossier zijn gevolgd.
5.3.
De rechtbank overweegt dat achteraf niet goed is na te gaan of alle op de zaak betrekking hebbende stukken eiseres ook daadwerkelijk hebben bereikt. Wat hier ook van zij, alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn in het kader van de beroepsprocedure (alsnog) aan eiseres toegestuurd, geruime tijd voorafgaand aan de zitting. Eiseres heeft dus naar het oordeel van de rechtbank voldoende gelegenheid gehad om op deze stukken te reageren. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Bezoek toezichthouders
6.1.
Eiseres stelt dat er een inbreuk is gemaakt op haar privacy omdat twee toezichthouders van de gemeente onaangekondigd bij de Bakkershoeve op de stoep stonden. Het was eiseres niet duidelijk waarom zij een bezoek brachten aan de Bakkershoeve. Daarnaast hebben de toezichthouders zonder toestemming foto’s gemaakt van de Bakkershoeve waardoor inbreuk is gemaakt op de privacy van eiseres. Volgens eiseres kunnen de foto’s niet worden gebruikt voor de beroepsprocedure.
6.2.
De rechtbank overweegt dat uit de toelichting van het college volgt dat de toezichthouders bij zowel het bedrijfspand van eiseres als het bedrijfspand van vergunninghouder zijn langs geweest om een beter beeld van de overeenkomsten en verschillen tussen de ondernemingen te verkrijgen. Verder overweegt de rechtbank dat, zoals ook door het college is gesteld, toezichthouders op grond van artikel 5:15, eerste lid van de Awb bevoegd zijn elke plaats te betreden met uitzondering van de woning en op grond van artikel 5:16 van de Awb inlichtingen mogen vorderen. Ook het maken van foto’s valt op grond van artikel 5:18 van de Awb onder de bevoegdheid van toezichthouders. Bovendien blijkt uit het rapport van de toezichthouders dat de man van eiseres de toezichthouders heeft uitgenodigd voor een rondleiding door het pand. Voorts gaat het in dit geval om een bedrijfspand waarvan ook foto’s op de website van eiseres staan. Hoewel het bezoek van de toezichthouders vanuit de gemeente beter richting eiseres gecommuniceerd had kunnen worden, zijn de toezichthouders niet buiten hun bevoegdheden getreden en is er naar het oordeel van de rechtbank ook geen sprake van een inbreuk op de privacy van eiseres. Daarnaast mag een bestuursorgaan in principe uitgaan van de juistheid van een rapport van een toezichthouder [1] en ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het rapport of de foto’s daarin niet door het college in de beroepsprocedure mochten worden gebruikt.
Goed ondernemersklimaat
7.1.
Eiseres stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met haar ondernemersbelangen. Zij vreest klanten te verliezen door de komst van een ander vergadercentrum op zo’n korte afstand in een klein dorp. Zij zal hierdoor onevenredig veel schade leiden. Het college heeft verder onterecht gesteld dat de Bakkershoeve zich vooral bezighoudt met recepties en afscheidsbijeenkomsten. De helft van de klanten van de Bakkershoeve voor de coronacrisis bestond uit klanten uit de zorgsector, zoals ziekenhuizen, GGZ Drenthe, huisartsen etc. Het college heeft onterecht geconcludeerd dat de activiteiten van het Buitengasthuis en de Bakkershoeve erg van elkaar verschillen, er zit wel degelijk overlap in de activiteiten. Eiseres verwijst verder nog naar de economische visie ‘Coevorden onderneemt’, waaruit volgt dat de gemeente een actief beleid voert voor een gezond vestigingsklimaat en daarin samen optrekt met stakeholders.
7.2.
De rechtbank vat het beroep van eiser op als een beroep op het goed ondernemersklimaat.
7.2.1.
De rechtbank moet eerst toetsen of wat eiseres aanvoert tot een gegrond beroep kan leiden gelet op het relativiteitsvereiste. Op grond van het relativiteitsvereiste, vervat in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht, moet een verband bestaan tussen de beroepsgrond en het belang waarin eiseres door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in beroep komt.
7.2.2.
Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [2] dient bij de beoordeling of voldaan wordt aan het relativiteitsvereiste, bij beroepsgronden die zien op het aspect van een goed ondernemersklimaat, aannemelijk te worden gemaakt dat het vergunde project kan leiden tot relevante leegstand in de omgeving. Relevante leegstand wordt niet reeds aangenomen als de voorziene ontwikkeling leidt of kan leiden tot een verminderde vraag naar producten of diensten en daardoor tot daling van omzet en inkomsten van de eigen onderneming of de desbetreffende vestiging. Het enkele feit dat de voorziene ontwikkeling kan leiden tot beëindiging van de eigen bedrijfsactiviteiten ter plaatse en daardoor tot leegstand van het in gebruik zijnde bedrijfsgebouw is op zichzelf ook onvoldoende om te concluderen dat zich relevante leegstand zal voordoen. Dit kan anders zijn indien het bedrijfsgebouw dermate bijzondere bouwkundige of locatiespecifieke eigenschappen heeft, dat andersoortig gebruik, al dan niet door transformatie, niet of onder zeer bezwarende omstandigheden tot de mogelijkheden behoort. Relevante leegstand kan zich wel voordoen als aannemelijk is dat het project kan leiden tot leegstand van omliggende bedrijfspanden en die leegstand relevant kan zijn voor het ondernemersklimaat in de directe omgeving van de onderneming of vestiging. [3]
7.2.3.
De rechtbank overweegt ten eerste, dat eiseres niet met financiële stukken of cijfers heeft onderbouwd dat de komst van het Buitengasthuis zal leiden tot een daling van haar omzet of de beëindiging van haar bedrijfsvoering. Daarnaast heeft eiseres niet aangevoerd dat haar bedrijfsgebouw bijzondere bouwkundige of locatiespecifieke omstandigheden heeft dat het pand niet andersoortig gebruikt kan worden. De rechtbank ziet op grond van de stukken die eiseres heeft overgelegd ook geen aanleiding tot die conclusie. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze beroepsgrond op grond van het relativiteitsvereiste niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verleende vergunning in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van mr. E.T. de Boer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:15
1. Een toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.
2. Zo nodig verschaft hij zich toegang met behulp van de sterke arm.
3. Hij is bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen.
Artikel 5:16
Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen.
Artikel 5:18
1. Een toezichthouder is bevoegd zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
(…)
Bestemmingsplan ‘Kernen’
38.1
Bestemmingsomschrijving ‘’
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf;
kleinschalige kinderopvang waaronder gastouderopvang;
een rietdekkersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf';
ter plaatse van de aanduiding 'rijwielhandel'; is tevens een rijwielhandel toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling'; woningen uitsluitend in combinatie met zorg;
ter plaatse van de aanduiding ‘bovenwoning’ is één bovenwoning toegestaan;
terras, ter plaatse van de aanduiding 'terras';
kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
ter plaatse van de aanduiding 'vakantiewoning'; is één vakantiewoning toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - verblijfsrecreatie' tevens verblijfsrecreatie, in vorm van kleinschalig kamperen;
een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;
met de daarbij behorende:
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen;
speelvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
verkeer- en verblijfsdoeleinden;
nutsvoorzieningen;
tuinen, erven en verhardingen.
Artikel 60.2 Voormalige agrarische bedrijfsbebouwing
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het gebruiken van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing voor de functies wonen, bedrijf, recreatie en zorg, mits:
de functie/activiteiten uitsluitend worden uitgeoefend in combinatie met de woonfunctie;
de functie/activiteiten uitsluitend plaatsvinden binnen de (bestaande) gebouwen;
er voldoende parkeercapaciteit op het erf aanwezig is.
e functie/activiteiten geen betrekking hebben op de (tijdelijke of permanente) huisvesting van arbeidsmigranten;
De functie/activiteiten niet tot gevolg hebben dat er een onevenredige toename van:
1. van het aantal verkeersbewegingen en/of;
2. een dusdanig zwaar verkeer wordt aangetrokken waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend;
de nieuwe functie/activiteiten niet conflicteert met de in de Omgevingsvisie Drenthe genoemde kernkwaliteiten van natuur, landschap, stilte en duisternis, aardkundig waardevol gebied, archeologie, cultuurhistorie of milieu- en leefomgevingskwaliteit;
alleen ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven zoals omschreven in de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 18 worden uitgeoefend;
het onbebouwde erf niet voor (statische en/of productiegebonden) opslag van goederen, materieel, materialen en/of het stallen van voertuigen/machines wordt gebruikt.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld AbRvS 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1247.
2.Zie ABRvS 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1086, onder 5.1.
3.ABRvS 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3106, en meer recent ABRvS 13 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2271.