ECLI:NL:RBNNE:2023:818

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
18/174262-22 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wegens onvoldoende bewijs van wederrechtelijk voordeel

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in de Noordelijke Fraudekamer, uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 18/174262-22. De officier van justitie had op 31 augustus 2022 een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij een bedrag van € 9.569,49 werd gevorderd. Dit bedrag was gebaseerd op vier bewezen verklaarde oplichtingen. Tijdens de behandeling op 9 februari 2023 heeft de officier van justitie het gevorderde bedrag bijgesteld naar € 9.099,49, conform een schriftelijke toelichting van 6 december 2022. Veroordeelde, bijgestaan door zijn advocaat mr. D. Jakobs, heeft verweer gevoerd tegen de vordering.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gevorderde bedragen onvoldoende onderbouwd zijn. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voordeel, voor zover dit al kan worden vastgesteld, in het vermogen van een derde, [bedrijf 7], is gevloeid en niet ten gunste van veroordeelde is gekomen. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. H. Brouwer als voorzitter, en mr. F. Sieders en mr. T.M.L. Wolters als leden van de meervoudige kamer, met mr. B.E. Oosterhout als griffier. Mr. Sieders en mr. Wolters waren buiten staat om de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/174262-22
beslissing van de meervoudige kamer, Noordelijke Fraudekamer d.d. 7 maart 2023 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

hierna te noemen: veroordeelde, geboren op [geboortedatum] 1952 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 31 augustus 2022 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 9.569,49 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/174262-22 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel. Op 6 december 2022 heeft de officier van justitie een schriftelijke toelichting aan de rechtbank doen toekomen, waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 9.099,49.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 9 februari 2023. Veroordeelde is verschenen, bijgestaan door mr. D. Jakobs, advocaat te Emmen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat het bedrag wordt geschat op
€ 9.099,49 conform de schriftelijke toelichting van 6 december 2022 en dat de rechtbank een betalingsverplichting van gelijke hoogte zal opleggen.

Standpunt verdediging

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 7 maart 2023 in de zaak met parketnummer 18/174262-22 veroordeeld ter zake van vier oplichtingen.
Uit de schriftelijke toelichting van de officier van justitie volgt dat het gevorderde bedrag is gebaseerd op de bewezen verklaarde oplichtingen, alsmede de oplichtingen die niet ten laste zijn gelegd ten aanzien van [bedrijf 5] en [bedrijf 6] . Het gevorderde bedrag is als volgt opgebouwd:
[bedrijf 1] : € 4.840
[bedrijf 2] : € 2.420
[bedrijf 3] : € 3.569,50
[bedrijf 4] : € 4.452,80
[bedrijf 5] : € 2.463
[bedrijf 6] : € 19.299,50
Bruto voordeel (inclusief BTW): € 37.044,80
Gelet op het aandeel van medeveroordeelde Ramdhan wordt het totaal door 2 gedeeld:
€ 37.044,80 / 2 = € 18.522,40
Minus loonkosten p.p: € 9.452,91
Totaal voordeel: € 9.099,49
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de gevorderde bedragen die zien op [bedrijf 5] en [bedrijf 6] uit het dossier onvoldoende aanwijzingen blijken dat in die gevallen sprake is van oplichting van SNN.
Ten aanzien van de overige bedragen, die zien op de bewezen verklaarde oplichtingen, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van deze feiten. Voor zover dit al kan worden vastgesteld, is het voordeel blijkens de bankafschriften in het vermogen van [bedrijf
7] gevloeid. Uit het dossier volgt niet dat het voordeel vervolgens ten gunste van veroordeelde is gekomen.
De rechtbank zal derhalve de vordering van de officier van justitie afwijzen.

Beslissing

Wijst de vordering van de officier van justitie af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. T.M.L. Wolters, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 maart 2023.
Mr. Sieders en mr. Wolters zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.