In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 12 april 2024, worden de beroepen van eisers tegen de intrekking van hun recht op een persoonsgebonden budget (pgb) voor beschermd wonen en de terugvordering van uitbetaalde pgb-gelden beoordeeld. Eiser ontving van 1 januari 2015 tot 20 april 2021 een pgb op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen heeft op 9 juni 2022 het recht op pgb ingetrokken en de uitbetaalde pgb-gelden teruggevorderd over de periode van 1 januari 2015 tot 1 juni 2021. Na bezwaar van eisers heeft het college de intrekking en terugvordering beperkt tot de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2021, met een terugvordering van € 150.908,30.
De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende feitelijke onderbouwing heeft gegeven voor de conclusie dat eiser in de relevante periode niet op het adres van eiseres woonachtig was. De rechtbank constateert een motiveringsgebrek in de besluiten van het college en verklaart de beroepen gegrond. De rechtbank draagt het college op om nieuwe besluiten op bezwaar te nemen, waarbij de eerdere besluiten worden vernietigd. Tevens worden de proceskosten van eisers vergoed en het griffierecht terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het college en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren voor intrekking en terugvordering van pgb-gelden.