Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 april 2024 in de zaken tussen
[verzoekster]verzoekster), uit [woonplaats] , samen: verzoekers
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen
Inleiding
Totstandkoming van de besluiten
Beoordeling door de voorzieningenrechter
[naam begeleidster] van [naam praktijk] staat het belang van het college bij de uitvoering van de Jw. In verband met de bestaande onzekerheid van de afloop van de bezwaarschriftprocedures en gelet op wat partijen op de zitting (zie onder 4.4.1 en 4.5.1) naar voren hebben gebracht, komt naar het oordeel van de voorzieningenrechter bij afweging van de betrokken belangen een zwaarder gewicht toe aan het belang van verzoekers bij het voortzetten van de hiervoor genoemde voorzieningen in de vorm van zorg in natura dan aan het belang van het college om uitvoering aan de bestreden besluiten te geven. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoekers al een lange tijd bij [naam begeleidster] van [naam praktijk] zaten en dat op de zitting is gezegd dat het mis gaat met verzoeker indien zijn individuele begeleiding stopt. Daar komt nog bij dat [naam begeleidster] heeft aangegeven dat het zeer wenselijk is dat de hulpverlening die is ingezet door [naam praktijk] wordt voortgezet en dat sprake is van een groot afbreukrisico op het moment dat de therapeutische werkrelatie tussen ouders en [naam praktijk] / [naam begeleidster] wordt ingewisseld voor BJH. Bovendien heeft [naam begeleidster] dringend geadviseerd om de individuele begeleiding en de specialistische gezinsbegeleiding te blijven continueren.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening toe;
- schorst de bestreden besluiten tot zes weken na bekendmaking van de beslissingen op bezwaar;
- treft de voorlopige voorziening dat de voorzieningen voor individuele begeleiding en specialistische gezinsbegeleiding voor zes uur per week in de vorm van zorg in natura, uitgevoerd door J. [naam begeleidster] van [naam praktijk] , aan verzoekers per 1 april 2024 respectievelijk 1 januari 2024 ongewijzigd dienen te worden voortgezet;
- draagt het college op het griffierecht van € 102,- (2 x € 51,-) aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.750,-.