Op 26 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak is aanhangig gemaakt door het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (GI) te Leeuwarden, die verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader, hoewel hij geen gezag heeft over [de minderjarige], als belanghebbende moet worden aangemerkt in deze procedure. Dit is gebaseerd op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2021:9351), waarin is overwogen dat een persoon die aanspraak kan maken op bescherming van zijn familie- en gezinsleven, ook recht heeft op betrokkenheid bij het besluitvormingsproces dat zijn gezinsleven kan beïnvloeden.
De kinderrechter heeft in haar beoordeling de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] in aanmerking genomen. De moeder is belast met het ouderlijk gezag en [de minderjarige] woont bij haar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een gebrek aan contact is tussen [de minderjarige] en zijn vader, wat een van de redenen is voor de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de belangen van [de minderjarige] te waarborgen en om de statusvoorlichting te faciliteren, zodat [de minderjarige] meer inzicht krijgt in zijn vader en de relatie met hem kan worden hersteld.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 23 november 2024 en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, J. Dijkstra. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijn.