ECLI:NL:RBNNE:2024:3277

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
LEE 23/3272
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing subsidieaanvraag op basis van de Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag voor verduurzaming van een gebouw in het aardbevingsgebied Groningen. Eiser had een subsidie van € 10.000,- aangevraagd op basis van de Subsidieregeling, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat er eerder al een subsidie voor hetzelfde adres was verleend. De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder, het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

De rechtbank oordeelt dat verweerder de voorwaarden van de subsidieregeling onjuist heeft toegepast. Eiser stelde dat de voorwaarden afzonderlijk beoordeeld moesten worden, terwijl verweerder een samenhang tussen de voorwaarden veronderstelde. De rechtbank concludeert dat de uitleg van de subsidievoorwaarden niet correct was, omdat de woonbestemming niet aan een specifieke datum was gekoppeld. Hierdoor heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het griffierecht van € 184,- en een proceskostenvergoeding van € 1.750,- aan eiser moet betalen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman en is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3272

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: E.M. Waalkes),
en

Samenwerkingsverband Noord-Nederland, verweerder

(gemachtigde: mr. E.A.C. Sietsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag op zijn woonadres [adres].
1.1.
Eiser heeft het maximum subsidiebedrag van € 10.000,- aangevraagd op grond van de Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen (de Regeling). Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van
23 maart 2022 afgewezen, omdat er op het genoemde adres al eens een subsidie van
€ 10.000,- is toegekend. Met het bestreden besluit van 29 juni 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn echtgenote, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de subsidieaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond moet worden verklaard
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Toetsingskader
4. In deze zaak draait het geschil met name om de uitleg van de subsidievoorwaarden genoemd onder a. tot en met d. in artikel 2a, eerste lid, van de Regeling, zoals deze geldig was van 1 juli 2022 tot en met 14 november 2023:
“Artikel 2a
1 In afwijking van artikel 2 verstrekt de minister op aanvraag subsidie voor de kosten van een verduurzamingsmaatregel, voor onderhoud of voor verbetering aan de eigenaar van een gebouw gelegen in de postcodegebieden in de gemeenten, genoemd in het tweede lid, voor zover dat gebouw:
a. bestemd of mede bestemd is voor bewoning;
b. op of voor 6 november 2020 geen deel uitmaakt van het versterkingsprogramma;
c. is gebouwd en opgeleverd vóór 1 januari 2016, en
d. niet in eigendom is van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.”
Heeft verweerder de voorwaarden in artikel 2a, eerste lid, op de juiste wijze getoetst?
5.1.
Eiser voert aan dat verweerder een extra drempel heeft opgeworpen om in aanmerking te komen voor deze subsidie, door een samenhang in de voorwaarden te veronderstellen die er niet is. Volgens eiser komt aan elke voorwaarde een zelfstandige betekenis toe, zodat elke voorwaarde ook apart moet worden getoetst. Doordat verweerder de eerdere subsidieaanvraag door de toenmalige eigenaar op diezelfde wijze heeft getoetst, is die subsidie ten onrechte verleend. Eiser voert aan dat hij hiervan nu de dupe is. Eiser stelt dat hij aan alle voorwaarden voldoet en in aanmerking zou moeten komen voor de subsidie.
5.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat bij de beoordeling van de subsidieaanvraag, de onderdelen a. tot en met d. in onderlinge samenhang moeten worden beschouwd. Verweerder stelt dat dit (onder andere) betekent dat sprake moet zijn van een gebouw dat vóór 1 januari 2016 bestemd of mede bestemd was voor bewoning, om in aanmerking te komen voor de subsidie. De samenstelling van het geheel van eigenschappen in al deze voorwaarden, maken dus of een gebouw wel of niet in aanmerking komt voor subsidie, zo stelt verweerder. Omdat de eerdere subsidieaanvraag op het adres deze toets heeft doorstaan, is die subsidie op juiste gronden verleend. Verweerder stelt dat eiser daardoor niet meer in aanmerking kan komen voor een subsidieverlening.
5.3.
De beroepsgrond van eiser slaagt. Het vereiste van de woonbestemming in het betreffende onderdeel in het wetsartikel is niet gekoppeld aan een begrenzende datum. Artikel 2a, eerste lid onder a stelt immers de voorwaarde dat het gebouw bestemd of mede bestemd is voor bewoning. Er staat niet dat van die woonbestemming al sprake moet zijn vóór 1 januari 2016. Of de toelichting op de Regeling zou moeten leiden tot een andere uitleg - de rechtbank laat uitdrukkelijk in het midden of dat het geval is – is voor de rechtbank niet relevant. Nu de tekst van de Regeling duidelijk is, bestaat er voor de rechtbank geen aanleiding om de Toelichting op de Regeling te raadplegen voor de uitleg van de bepaling. Dat betekent dat verweerder artikel 2a, eerste lid onder a en c van de Regeling onjuist heeft toegepast.

Conclusie en gevolgen

6.1
Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep van eiser dan ook gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
6.2.
De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de subsidieaanvraag te nemen. Dit omdat op het betreffende adres eerder al het maximum subsidiebedrag van € 10.000,- is verleend. Op grond van artikel 8 van de Regeling dient die subsidieverlening in acht te worden genomen, wanneer op het bezwaar moet worden beslist. De beantwoording van de vraag of die subsidie toentertijd op juiste gronden is verstrekt, is nog tussen partijen in discussie. Onder die omstandigheden is er voor de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien.
6.3.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor acht weken.
6.4.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 29 juni 2023;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
K.D. Bosklopper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
7 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Subsidieregeling verduurzaming, onderhoud en verbetering gebouwen aardbevingsgebied Groningen (geldend van 1 juli 2022 t/m 14 november 2023)
Artikel 2a
1. In afwijking van artikel 2 verstrekt de minister op aanvraag subsidie voor de kosten van een verduurzamingsmaatregel, voor onderhoud of voor verbetering aan de eigenaar van een gebouw gelegen in de postcodegebieden in de gemeenten, genoemd in het tweede lid, voor zover dat gebouw:
a. bestemd of mede bestemd is voor bewoning;
b. op of voor 6 november 2020 geen deel uitmaakt van het versterkingsprogramma;
c. is gebouwd en opgeleverd vóór 1 januari 2016, en
d. niet in eigendom is van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.
(…)
Artikel 8. Hoogte van de subsidie
(…)
3 De subsidie op grond van artikel 2, derde lid, of artikel 2a bedraagt 100% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 10.000,–.