ECLI:NL:RBNNE:2024:3653

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
23/2867
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH). De minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de aanvraag op 6 januari 2023 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 22 mei 2023 bevestigd. Eiser heeft op 16 november 2022 subsidie aangevraagd voor gevelisolatie en de aanschaf van tripleglas en kozijnen, maar de minister heeft de aanvraag afgewezen omdat de werkzaamheden na 31 maart 2022 zijn uitgevoerd, wat in strijd is met de voorwaarden van de regeling. De rechtbank heeft op 2 mei 2024 de zaak behandeld en partijen hebben toestemming gegeven voor uitspraak zonder nadere zitting. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de maatregelen na de inwerkingtreding van de regeling zijn uitgevoerd. De rechtbank oordeelt dat de minister de subsidieaanvraag op goede gronden heeft afgewezen, en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2867

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. O.M.M. Philips),
en

de minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister

(gemachtigde: C. Daniels).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (de Subsidieregeling SVOH).
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 6 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 mei 2023 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 2 mei 2024 geschorst en het vooronderzoek hervat.
1.5.
Partijen hebben aanvullende stukken overgelegd en elkaar over en weer voorzien van een reactie op de aan de rechtbank overgelegde stukken.
1.6.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend om uitspraak te doen zonder nadere zitting. Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 16 november 2022 subsidie aangevraagd voor twee maatregelen in de zin van de Subsidieregeling SVOH, te weten gevelisolatie van totaal 75 m2 en tripleglas en kozijnen van totaal 22 m2. Eiser heeft voor deze maatregelen een subsidie aangevraagd ter hoogte van € 6.150,-.
2.1.
Met het bestreden besluit van 22 mei 2023 is de minister bij de afwijzing van de subsidieaanvraag gebleven omdat eiser de werkzaamheden waarvoor hij subsidie heeft aangevraagd heeft uitgevoerd na 31 maart 2022. Dit is volgens de minister in strijd met artikel 8, derde lid, van de Subsidieregeling.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de subsidieaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Kon de minister de subsidieaanvraag afwijzen?
5. Eiser stelt dat de minister de subsidieaanvraag ten onrechte heeft afgewezen op de grond dat de maatregelen waarvoor subsidie is aangevraagd zijn uitgevoerd voor 1 april 2022. In de eerste plaats voert eiser daartoe aan dat de Subsidieregeling geen bepalingen bevat ten aanzien van het vereiste van een stimulerend effect. De minister stelt enkel dat een zodanig vereiste gebruikelijk is in soortgelijke regelingen. Voorts zijn de maatregelen waarvoor subsidie is aangevraagd, aldus eiser, uitgevoerd in mei en september van het jaar 2022.
5.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat hij de subsidieaanvraag terecht heeft geweigerd omdat eiser de maatregelen waarvoor hij de subsidieaanvraag heeft ingediend heeft laten uitvoeren voor de datum van inwerkingtreding van de Subsidieregeling. Volgens de minister is van belang dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in mei en september 2022 isolatie- en glaswerkzaamheden hebben plaatsgevonden.
5.2.
De rechtbank overweegt dat de Subsidieregeling SVOH ingevolge artikel 2 tot doel heeft energiebesparing en onderhoud te stimuleren in bestaande gereguleerde huurwoningen. Subsidie voor twee of meer maatregelen wordt op grond van artikel 8, derde lid, van de Subsidieregeling SVOH slechts verstrekt voor maatregelen die zijn uitgevoerd na 1 april 2022, te weten de datum van inwerkingtreding van de Subsidieregeling SVOH. Een maatregel is in de Subsidieregeling SVOH gedefinieerd als een energiebesparende- of een onderhoudsmaatregel.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat de minister gelet op het bepaalde in artikel 8, derde lid, van de Subsidieregeling SVOH de bevoegdheid toekomt om een subsidieaanvraag te weigeren voor zover subsidie is aangevraagd voor maatregelen die niet zijn uitgevoerd na 1 april 2022. Om die reden kan het betoog van eiser dat de minister de aanvraag niet kon weigeren omdat de Subsidieregeling SVOH geen bepaling kent over het vereiste van een stimulerend effect reeds niet slagen.
Tripleglas en kozijnen
6. Eiser heeft in de eerste plaats subsidie aangevraagd voor de aanschaf en het plaatsen van tripleglas en kozijnen. Ter onderbouwing van zijn aanvraag heeft eiser een factuur overgelegd van [onderneming] welke is gedateerd op 30 september 2022 voor 10 kunststof kozijnen met tripleglas. Op de factuur staat vermeld dat de kozijnen op 5 augustus 2022 zijn geleverd. Als onderdeel van de aanvraag heeft eiser voorts afbeeldingen overgelegd waarop is weergeven dat werkzaamheden aan de woning plaatsvinden. Ook wijst eiser in beroep op een e-mail van 2 juni 2022 waarin hij akkoord gaat met de offerte van de kozijnen. Eiser brengt verder naar voren dat in een korte tijd tweemaal werkzaamheden hebben plaatsgevonden aan het glaswerk. In het jaar 2021 zijn, voorafgaand aan de subsidieaanvraag, onder meer kozijnen met enkelglas geplaatst. Hiervoor is echter geen subsidie aangevraagd. In augustus van het jaar 2022, na het moment van indienen van de subsidieaanvraag, is vervolgens het tripleglas glas aangeschaft en geplaatst. Voor deze maatregel is de subsidie (mede) aangevraagd.
6.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat tripleglas en kozijnen zijn geplaatst na 1 april 2022. Daartoe is volgens de minister van belang dat eiser reeds op 5 november 2021 een offerte heeft ontvangen voor tripleglas en kozijnen. Niet gebleken is dat in afwijking van deze offerte alsnog is overgegaan tot het plaatsen van enkelglas. Voorts wijst de minister op de gelijkenis tussen de afbeeldingen die eiser bij zijn aanvraag heeft gevoegd van het aanzicht van het pand ten tijde van het uitvoeren van de maatregelen en het aanzicht van het pand in maart 2022 zoals blijkt uit Google Street View. Op de afbeelding die eiser bij zijn aanvraag heeft gevoegd is eveneens beplanting zichtbaar. De wijze waarop deze beplanting (niet) in het blad is gestoken komt niet overeen met de maand augustus 2022, maar juist met de maand maart 2022. Ook wijst de minister erop dat aan de door eiser overgelegde facturen van Nuovo Vastgoed minder waarde moet worden gehecht nu het adres van [onderneming], zoals weergegeven op de facturen en de website, overeenkomt met het adres dat eiser op het aanvraag formulier heeft opgegeven als zijn eigen correspondentieadres.
6.2.
De rechtbank is, met de minister, van oordeel dat eiser met de door hem overgelegde stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kozijnen met tripleglas zijn geplaatst na 1 april 2022. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
6.2.1.
Eiser heeft in beroep gesteld dat de door hem bij zijn aanvraag gevoegde afbeeldingen zien op het plaatsen van het enkelglas in het jaar 2021 en dat voor deze werkzaamheden geen subsidie is aangevraagd. In dit verband overweegt de rechtbank dat uit de door eiser op 4 juni 2024 overgelegde factuur van 8 februari 2022 niet volgt dat in het jaar 2021 kozijnen met enkelglas in de woning zijn geplaatst. Op de factuur is enkel vermeld dat op 7 februari 2022 kozijnen zijn geleverd. Zodat daarmee niet is gebleken dat in 2021 kozijnen met enkelglas zijn geplaatst in de woning. De rechtbank overweegt voorts dat de minister in de reactie van 10 mei 2022 naar voren heeft kunnen brengen dat de kozijnen zoals weergegeven op de bij de aanvraag gevoegde afbeeldingen overeenkomen met de offerte voor tripleglas en kozijnen zoals op 5 november 2021 reeds aan eiser is gestuurd. Op grond van de door eiser overgelegde afbeeldingen van de binnenzijde van de woning kan, volgens een voor de minister werkzame EPA-adviseur, worden uitgesloten dat op de afbeeldingen enkelglas is weergegeven. Daartoe is van belang dat de opbouw van kozijn met meerdere horizontale en verticale lijnen en het kleurverschil wijzen op de aanwezigheid van afstandhouders en dat de diepte van het kozijn eveneens uitsluit dat op de afbeelding enkelglas is weergegeven. De minister heeft er verder op kunnen wijzen dat de door eiser gestelde factuur voor het plaatsen van enkelglas niet veel minder bedraagt (€ 9.153,65 tegenover € 9.801,-) dan de kosten voor de kozijnen en het tripleglas zoals blijkt uit de offerte van 5 november 2021 voor het plaatsen van tripleglas. Terwijl eiser ter zitting heeft gesteld dat de hoogte van de kosten van het plaatsen van het tripleglas redengevend waren om over te gaan tot het plaatsen van enkelglas in het jaar 2021. Voorts heeft de minister aangevoerd dat het plaatsen van het door eiser gestelde enkelglas in het jaar 2021 in strijd zou zijn geweest met het Bouwbesluit. Dit is door eiser niet gemotiveerd bestreden. Dat betekent dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in het jaar 2021 kozijnen met enkelglas zijn geplaatst. Deze conclusie leidt er ook toe dat eiser niet gevolgd kan worden in zijn stelling dat er eerst kozijnen met enkelglas zijn geplaatst en een jaar later (in september 2022) die kozijnen zijn vervangen voor kozijnen met tripleglas (waarvoor de subsidie is aangevraagd).
6.2.2.
Ook verder heeft eiser, naar het oordeel van de rechtbank, met de door hem overgelegde facturen van [onderneming]niet aannemelijk gemaakt dat na 1 april 2022 kozijnen met tripleglas zijn geplaatst. In dit verband heeft de minister er terecht op gewezen dat eiser kennelijke banden heeft met het bedrijf waarvan de facturen afkomstig zijn. Dit is door eiser ook niet bestreden. Om die reden zijn de factuur van 30 september 2022, het afschrift van de betaling daarvan, evenals de door eiser gestelde bevestiging van de daaronder gelegen offerte van 2 juni 2022 op zichzelf bezien niet voldoende voor de vaststelling dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat na 1 april 2022 kozijnen en tripleglas zijn geplaatst. Door eiser zijn voorts geen aanvullende stukken overgelegd waaruit het plaatsen van de kozijnen en het tripleglas na 1 april 2022 kan worden afgeleid.
6.3.
Het betoog van eiser slaagt niet.
Gevelisolatie
7. Eiser heeft ten tweede subsidie aangevraagd voor de aanschaf en het plaatsen van gevelisolatie. Ter onderbouwing van zijn aanvraag heeft eiser een factuur overgelegd van [onderneming] welke is gedateerd op 27 mei 2022 voor de aanschaf en het plaatsen van isolatie. Verder heeft eiser bij de aanvraag afbeeldingen bijgevoegd met een aanzicht van de binnenzijde van de woning.
7.1.
De rechtbank is voorts, met de minister, van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gevelisolatie is geplaatst na 1 april 2022. Nu door eiser in beroep is gesteld dat op de bij de aanvraag gevoegde afbeeldingen van de binnenzijde van de woning het plaatsen van enkelglas in het jaar 2021 is weergegeven, kunnen die afbeeldingen naar het oordeel van de rechtbank niet dienen ter onderbouwing van het standpunt van eiser. Voorts is de factuur van [onderneming] van 27 mei 2022 alsmede het afschrift van de betaling van die factuur, om dezelfde redenen zoals onder 6.2.2. reeds zijn weergegeven, op zichzelf bezien niet voldoende voor de vaststelling dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat na 1 april 2022 gevelisolatie is geplaatst. Ook verder is niet gebleken dat na 1 april 2022 gevelisolatie is geplaatst in de woning.
7.2.
Het betoog van eiser slaagt niet.
Conclusie
8. De rechtbank komt met het voorgaande tot het oordeel dat de minister de subsidieaanvraag op goede gronden heeft afgewezen. De minister heeft zich daartoe op het standpunt kunnen stellen dat het op de weg van eiser ligt om aannemelijk dat de maatregelen waarvoor subsidie is aangevraagd zijn uitgevoerd na 1 april 2022 en dat eiser daarin niet is geslaagd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister aan eiser geen subsidie hoeft te verlenen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.A. Bekking, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.