ECLI:NL:RBNNE:2024:3919

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
23-2847
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Woo-verzoek en de niet-ontvankelijkheid van bezwaar door de burgemeester

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Groningen beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit waarin zijn Woo-verzoek (Wet open overheid) niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. De burgemeester had eerder op 10 november 2022 en 17 mei 2023 besluiten genomen met betrekking tot het Woo-verzoek van eiser, maar verklaarde het bezwaar op 8 juni 2023 niet-ontvankelijk. Eiser was van mening dat de burgemeester ten onrechte zijn bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en voerde aan dat hij meerdere Woo-verzoeken had ingediend, waarvan er maar op één was beslist. Tijdens de zitting op 15 augustus 2024 was eiser niet aanwezig, maar de gemachtigden van de burgemeester waren wel aanwezig.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had geconcludeerd dat eiser geen procesbelang had bij zijn bezwaar, omdat het bezwaar voor hem feitelijk geen betekenis had. De rechtbank benadrukte dat een bestuursorgaan alleen inhoudelijk hoeft te beoordelen als het bezwaar van betekenis is voor de beslechting van het geschil. Eiser had niet betwist dat de burgemeester met de primaire besluiten I en II had voldaan aan het Woo-verzoek dat hij had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester niet verplicht was om in één besluit te reageren op meerdere Woo-verzoeken en dat de stelling van eiser over pesterijen en discriminatie niet leidde tot de conclusie dat hij procesbelang had.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de burgemeester het bezwaar van eiser niet inhoudelijk hoeft te behandelen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast en is openbaar uitgesproken op 26 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2847

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Groningen, de burgemeester

(gemachtigden: S. van der Veen en J. Christensen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit waarin de burgemeester zijn bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
De burgemeester heeft het verzoek dat eiser heeft gedaan op grond van de Wet open overheid (Woo) met het besluit van 10 november 2022 (primair besluit I) afgewezen. Bij het herziene besluit van 17 mei 2023 (primair besluit II) heeft de burgemeester aan eiser een document verstrekt in reactie op zijn Woo-verzoek. Met het bestreden besluit van 8 juni 2023 heeft de burgemeester het bezwaar van eiser tegen het besluit van 10 november 2022 niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van een procesbelang.
1.2.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van de burgemeester deelgenomen. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het besluit waarin de burgemeester het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat de burgemeester zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het ontbreken van een procesbelang. Eiser wijst erop dat hij op 18 augustus 2022 meerdere Woo-verzoeken heeft ingediend bij de burgemeester, maar dat ten onrechte maar op één van deze verzoeken is besloten met de primaire besluiten I en II. Eiser voert ook aan dat hij pesterijen en discriminatie ervaart van de kant van de burgemeester.
4.1.
De burgemeester stelt dat hij terecht heeft geconcludeerd dat eiser geen procesbelang heeft bij zijn bezwaar, omdat dit rechtsmiddel voor hem geen feitelijke betekenis heeft. Volgens de burgemeester is met het primaire besluit II volledig tegemoet gekomen aan het Woo-verzoek dat eiser op 18 augustus 2022 met de e-mail van 13:41 uur bij de burgemeester heeft ingediend (Woo-verzoek I). Met Woo-verzoek I heeft eiser verzocht om de verstrekking van het besluit dat ten grondslag ligt aan het onderzoek dat het RIEC naar hem heeft uitgevoerd. Dit document heeft de burgemeester met het primaire besluit II aan eiser verstrekt.
4.2.
De burgemeester licht verder toe dat hij het Woo-verzoek dat eiser op 18 augustus 2022 met de e-mail van 11:59 uur heeft ingediend (Woo-verzoek II) aanvankelijk niet heeft ontvangen. De reden hiervoor heeft de burgemeester niet kunnen achterhalen. Dat met de primaire besluiten I en II niet op Woo-verzoek II is besloten, kan eiser echter geen procesbelang opleveren in de bezwaarprocedure over de primaire besluiten I en II, omdat in de Woo geen verplichting is opgenomen om in één besluit te beslissen op op dezelfde dag ingediende Woo-verzoeken. De burgemeester geeft verder aan dat hij inmiddels met het besluit van 4 juni 2024 heeft besloten op het bezwaar dat eiser heeft ingediend tegen het besluit op Woo-verzoek II.
4.3.
Tot slot voert de burgemeester aan dat hij zich niet herkent in het beeld dat eiser schetst over pesterijen en discriminatie.
4.4.
De rechtbank overweegt dat volgens vaste rechtspraak een bestuursorgaan een bezwaar alleen inhoudelijk hoeft te beoordelen als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. [1]
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser in bezwaar geen procesbelang heeft, omdat dit rechtsmiddel voor hem feitelijk geen betekenis heeft. Daartoe is van belang dat de burgemeester met de primaire besluiten I en II heeft besloten op Woo-verzoek I. De burgemeester heeft het enige document waarvan eiser met Woo-verzoek I om verstrekking heeft verzocht met het primaire besluit II openbaar gemaakt. Eiser heeft verder de inhoud van de primaire besluiten I en II in bezwaar niet betwist voor zover daarmee besloten is op het Woo-verzoek I. Hij heeft – ook in deze beroepsprocedure – enkel gesteld dat ten onrechte niet ook is besloten op Woo-verzoek II. In dit opzicht heeft de burgemeester terecht aangevoerd dat op hem niet de verplichting rust om met een enkel besluit te reageren op meerdere Woo-verzoeken. Daarbij heeft de burgemeester inmiddels ook op Woo-verzoek II besloten en is de daartegen ingestelde bezwaarprocedure afgerond.
4.6.
De stelling dat sprake is van pesterijen en discriminatie kan, wat daarvan ook zij, naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot de conclusie dat eiser in bezwaar een procesbelang heeft.
4.7.
Het betoog van eiser slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester het bezwaar van eiser niet inhoudelijk hoeft te behandelen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. D.A. Bekking, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1145.