In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Groningen beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit waarin zijn Woo-verzoek (Wet open overheid) niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. De burgemeester had eerder op 10 november 2022 en 17 mei 2023 besluiten genomen met betrekking tot het Woo-verzoek van eiser, maar verklaarde het bezwaar op 8 juni 2023 niet-ontvankelijk. Eiser was van mening dat de burgemeester ten onrechte zijn bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en voerde aan dat hij meerdere Woo-verzoeken had ingediend, waarvan er maar op één was beslist. Tijdens de zitting op 15 augustus 2024 was eiser niet aanwezig, maar de gemachtigden van de burgemeester waren wel aanwezig.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had geconcludeerd dat eiser geen procesbelang had bij zijn bezwaar, omdat het bezwaar voor hem feitelijk geen betekenis had. De rechtbank benadrukte dat een bestuursorgaan alleen inhoudelijk hoeft te beoordelen als het bezwaar van betekenis is voor de beslechting van het geschil. Eiser had niet betwist dat de burgemeester met de primaire besluiten I en II had voldaan aan het Woo-verzoek dat hij had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester niet verplicht was om in één besluit te reageren op meerdere Woo-verzoeken en dat de stelling van eiser over pesterijen en discriminatie niet leidde tot de conclusie dat hij procesbelang had.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de burgemeester het bezwaar van eiser niet inhoudelijk hoeft te behandelen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast en is openbaar uitgesproken op 26 september 2024.