ECLI:NL:RBNNE:2024:399

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
10781528 \ VV EXPL 23-127
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schorsing van concurrentie- en relatiebeding in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser sub 1] en Encor B.V. [eiser sub 1] vorderde schorsing van het concurrentie- en relatiebeding uit zijn arbeidsovereenkomst met Encor, zodat hij vrijelijk binnen de aardwarmtebranche kon werken. De kantonrechter oordeelde dat Encor een zwaarwegend belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding, omdat [eiser sub 1] essentiële commerciële kennis heeft die het bedrijfsdebiet van Encor kan aantasten. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van [eiser sub 1] niet spoedeisend genoeg was om schorsing van het beding te rechtvaardigen. De rechter stelde vast dat het concurrentie- en relatiebeding rechtsgeldig was en dat [eiser sub 1] niet onbillijk werd benadeeld in verhouding tot het belang van Encor. De vordering werd afgewezen, en [eiser sub 1] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: 10781528 \ VV EXPL 23-127
Vonnis in kort geding van 9 januari 2024
in de zaak van
[eiser sub 1],
te [woonplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser sub 1] ,
gemachtigde: mr. E. Bosscher,
tegen
ENCOR B.V.,
te Marum,
gedaagde,
hierna te noemen: Encor,
gemachtigde: mrs. J. Stolk en V.M. van Erpers Roijaards.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties, ingediend door [eiser sub 2] (hierna te noemen: [eiser sub 2] ) en [eiser sub 1] ;
- de akte overlegging producties van de zijde van Encor d.d. 4 december 2023;
- de akte overlegging producties van de zijde van [eiser sub 2] en [eiser sub 1] d.d. 5 december 2023;
- de mondelinge behandeling van 6 december 2023, waar [eiser sub 2] en [eiser sub 1] zijn verschenen, bijgestaan door mr. E. Bosscher. Namens Encor zijn verschenen [HR-manager] , [algemeen directeur] en [CEO van Delvest B.V.] , bijgestaan door mrs. J. Stolk en V.M. van Erpers Roijaards. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht;
- de procedure is aangehouden tot 20 december 2023 voor uitlating partijen;
- de akte van mr. E. Bosscher waarin namens [eiser sub 2] , in verband met een bereikt onderhandelingsresultaat, om aanhouding van de procedure wordt gevraagd en waarin namens [eiser sub 1] wordt gevraagd om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het volgende staat tussen partijen vast en acht de kantonrechter van belang.
2.2.
Encor is een organisatie die gespecialiseerd is in grondboringen en het aanleggen van aardwarmtesystemen. Encor heette voorheen Remon Aardwarmte B.V. en is eind 2020 overgenomen door Avedon Capital Partners. Door de overname is Encor onderdeel geworden van Delvest B.V.
2.3.
[eiser sub 1] is per 16 september 2019 via Remon Personeelsdiensten B.V. ingezet bij de toenmalige Remon Aardwarmte B.V. in de functie van accountmanager. Per 1 oktober 2022 is [eiser sub 1] bij Encor in dienst getreden in dezelfde functie op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.4.
In de functie van accountmanager onderhoudt [eiser sub 1] het contact met klanten, maakt hij berekeningen voor het aanleggen van aardwarmtesystemen en stelt hij offertes op voor klanten.
2.5.
In artikel 12 van de arbeidsovereenkomst die, na onderhandelingen tussen partijen, tot stand is gekomen tussen Encor en [eiser sub 1] is het volgende bepaald:
Artikel 12 – Concurrentie- en relatiebeding
Het is de werknemer verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever gedurende het bestaan der dienstbetrekking en, na beëindiging van de dienstbetrekking binnen een tijdvak van één jaar, in enigerlei vorm een zaak gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van de werkgever vestigen, drijven, mede drijven of doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook in of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam zijn, al dan niet in dienstbetrekking, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook hebben.
Eveneens moet de medewerker voorafgaand schriftelijke toestemming vragen aan de werkgever gedurende één jaar na het eindigen van de arbeidsovereenkomst om werkzaam te zijn voor -dan wel zakelijke contacten te hebben met- relaties van de werkgever, te weten bedrijven, instanties en personen, welke op het moment van het eindigen van deze arbeidsovereenkomst als klant c.q. relatie van de werkgever kunnen worden aangemerkt, waarbij het onverschillig is of het initiatief daardoor uitgaat van bedoelde relatie van de werkgever dan wel van de werknemer. Werkgever zal dit alleen weigeren indien hij aan kan tonen dat dit in zwaarwegend belang is voor de organisatie.”
2.6.
Nadien hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] op 12 juli 2023 een e-mail verzonden aan Encor. In de e-mail hebben zij gevraagd of het mogelijk is om het concurrentiebeding te laten vervallen, of het beding te beperken tot een bepaalde regio.
2.7.
Tussen [eiser sub 1] en Encor en hun gemachtigden heeft nadien meermaals contact plaatsgevonden, wat ertoe heeft geleid dat de gemachtigde van Encor een gewijzigd concurrentie- en relatiebeding heeft opgesteld. [eiser sub 1] heeft niet ingestemd met de wijziging van het concurrentie- en relatiebeding.
2.8.
[eiser sub 1] heeft zich op 1 oktober 2023 ziekgemeld.
2.9.
Op 16 november 2023 heeft de bedrijfsarts een probleemanalyse opgesteld voor [eiser sub 1] .
De bedrijfsarts heeft in deze analyse onder meer aangegeven dat hij constateert dat sprake is van ziekte, maar dat ook sprake is van spanning/problemen in de arbeidsverhouding tussen [eiser sub 1] en Encor.

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] vordert in deze procedure op de in de dagvaarding genoemde gronden om, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, het concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te schorsen, zodat het [eiser sub 1] vrijstaat om binnen de branche voor aardwarmte te werken, onder veroordeling van Encor in de kosten van deze procedure.
3.2.
Uit de dagvaarding en op grond van het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling, leidt de kantonrechter af dat [eiser sub 1] heeft bedoeld te vorderen om zowel het concurrentiebeding (artikel 12 lid 1) als het relatiebeding (artikel 12 lid 2) te schorsen. Uit de pleitaantekeningen van Encor blijkt dat zij deze vordering ook als zodanig heeft opgevat, gezien haar stellingen zowel zien op het concurrentiebeding als het relatiebeding. De kantonrechter zal de vordering dan ook als zodanig opvatten.
3.3.
Encor voert verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de eerste plaats dient beoordeeld te worden of de ingestelde vordering dermate spoedeisend is dat een voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. [eiser sub 1] heeft hiertoe aangevoerd dat sprake is van een arbeidsconflict en dat hij denkt dat zijn toekomst bij een andere organisatie ligt. Hij wil daarom bij een andere organisatie kunnen gaan werken en wil hiervoor geen bodemprocedure hoeven af te wachten. Naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee voldoende gebleken dat sprake is van een spoedeisend belang.
4.2.
In dit kort geding moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering van [eiser sub 1] tot (gehele of gedeeltelijke) vernietiging van het concurrentie- en relatiebeding in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop schorsing van het concurrentie- en relatiebeding reeds nu gerechtvaardigd is.
4.3.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat tussen partijen niet ter discussie staat dat het concurrentie- en relatiebeding rechtsgeldig tussen partijen is overeengekomen. [eiser sub 1] stelt echter dat het beding hem in verhouding tot het te beschermen belang van Encor onbillijk benadeelt en vordert daarom schorsing van het beding. De kantonrechter overweegt hiertoe als volgt.
4.4.
Een beding tussen werkgever en werknemer, waarbij deze laatste wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, kan op grond van artikel 7:653 lid 3 onder b Burgerlijk Wetboek (BW) door de rechter geheel of gedeeltelijk worden vernietigd indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld.
Een vordering tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een dergelijk beding kan niet in kort geding worden toegewezen. In kort geding kan wel een vordering tot schorsing van een dergelijk beding worden toegewezen. Bij de beoordeling van deze vordering dient de voorzieningenrechter zich een voorlopig oordeel te vormen over de op grond van art. 7:653 lid 3 aanhef en onder b BW te maken belangenafweging.
4.5.
Een concurrentiebeding is (net als een relatiebeding) bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever - de opgebouwde knowhow en goodwill - te beschermen. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, en ook niet bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet is aangetast. Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring die is opgedaan bij zijn werkgever ‘meeneemt’, is inherent aan zijn vertrek. Dat de nieuwe werkgever profijt heeft van de kennis en ervaring van de werknemer is inherent aan het in dienst nemen van een werknemer met kennis en ervaring. Het concurrentiebeding biedt dus geen bescherming tegen het vertrek van een ervaren werknemer en tegen de indiensttreding van die werknemer bij een concurrent van de oude werkgever, maar alleen tegen de aantasting van het bedrijfsdebiet door zo’n overstap. Van zo’n aantasting zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn functie op de hoogte is van essentiële relevante (commerciële en technische) informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar zijn nieuwe werkgever. [1] Het concurrentiebeding is ook niet bedoeld om – al dan niet in een krappe arbeidsmarkt – werknemers te binden. Het belang van de werkgever om een werknemer nog een zekere tijd in dienst te houden, speelt dan ook geen rol in de belangenafweging [2] , ook niet indien de werkgever tijd nodig heeft om in een krappe arbeidsmarkt vervangend personeel te vinden.
4.6.
Tegen die achtergrond zal de kantonrechter allereerst beoordelen of voldoende aannemelijk is gemaakt dat van een aantasting van het bedrijfsdebiet aan de zijde van Encor sprake kan zijn.
4.7.
[eiser sub 1] stelt dat van een dergelijke aantasting geen sprake is. [eiser sub 1] stelt dat hij niet op de hoogte is van essentiële relevante informatie of van unieke werkprocessen en strategieën. Hij stelt dat hij wel door middel van het programma Earth Energy Designer kan komen tot bepaling van het aantal boringen, de diepte daarvan en daaraan gekoppeld de prijs voor een aardwarmtesysteem, maar dat hiervoor geen unieke kennis is vereist. Volgens [eiser sub 1] is de speelruimte bij het opstellen van offertes ook beperkt doordat er richtlijnen (BRL 11000 en 2100) voor bestaan. [eiser sub 1] stelt dat de kennis over prijzen ook nooit actueel is, mede gezien het feit dat per project de prijs wordt bepaald aan de hand van de specifieke situatie, de bodemopbouw en de diepte waarop geboord moet worden. [eiser sub 1] heeft verder naar voren gebracht dat hij niet begrijpt waarom hij niet in dienst zou mogen treden bij een opdrachtgever, omdat dit op geen enkele wijze het bedrijfsdebiet van Encor kan aantasten. Voorts heeft [eiser sub 1] aangevoerd dat Encor bij twee andere oud-medewerkers het concurrentie- en relatiebeding heeft laten vervallen. [eiser sub 1] stelt dat wanneer de beoordeling voor hen is geweest dat er geen afbreuk van het bedrijfsdebiet plaatsvindt, dit in een nog sterkere mate voor hem geldt.
4.8.
Encor betwist dat de prijs (voornamelijk) wordt bepaald door het programma Earth Energy Designer en de richtlijnen en dat hiervoor geen unieke kennis is vereist. Encor voert aan dat weliswaar het juiste aardwarmtesysteem wordt bepaald aan de hand van dit programma en de richtlijnen, maar dat de prijs vervolgens door de accountmanagers aan de hand van het CRM-bestand en kostprijsmodel wordt bepaald, welke bestanden door Encor zijn overgelegd. Deze bestanden bevatten alle informatie over klanten, prijsstellingen, inkoopprijzen, marges en overhead percentages. Volgens Encor bepalen het programma en de richtlijnen dan ook niet zelfstandig de prijs en heeft [eiser sub 1] daar een wezenlijke invloed op. [eiser sub 1] heeft daardoor ook veel informatie tot zijn beschikking. Hoewel de prijs mettertijd wel zal veranderen en per project ook zal verschillen, verandert volgens Encor niet de wijze van bepaling van de prijs. Volgens Encor heeft [eiser sub 1] dan ook essentiële commerciële kennis die ervoor zou kunnen zorgen dat, wanneer hij voor een andere of soortgelijke maatschappij zou gaan werken, hij aan opdrachtgevers de aardwarmtesystemen tegen een net iets lagere prijs kan aanbieden. Daarnaast kennen de opdrachtgevers [eiser sub 1] al vanuit zijn huidige functie en is dit ook in het voordeel van die organisatie. Hiermee kunnen klanten voor Encor worden weggekaapt en dit levert dan ook een aantasting van het bedrijfsdebiet op. Ook kan [eiser sub 1] , indien hij voor een opdrachtgever zou gaan werken de prijs drukken, omdat hij wetenschap heeft van de marges. Voorts voert Encor aan dat bij één oud-medewerker waarbij het concurrentie- en relatiebeding niet gehandhaafd is, dit verkeerd heeft uitgepakt en diegene nu een concurrerend bedrijf runt. Volgens Encor had zij dit toentertijd niet voorzien. Voor de andere oud-medewerker geldt dat geen sprake is van een vergelijkbare functie, omdat sprake is van een tekenaar en dit een uitvoerende functie betreft.
4.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voorshands voldoende gebleken dat sprake kan zijn van een aantasting van het bedrijfsdebiet van Encor indien [eiser sub 1] zou overstappen naar een soortgelijke of aanverwante organisatie. [eiser sub 1] heeft niet betwist dat hij beschikt over informatie over klanten, prijsstellingen, overhead percentages en marges en dat hij gebruik maakt van het kostprijsmodel en het CRM-bestand. Naar het oordeel van de kantonrechter is, gelet op de overgelegde documenten en de betwisting van de zijde van Encor, daarnaast ook niet vast komen te staan dat de prijs voornamelijk wordt bepaald aan de hand van het programma Earth Energy Designer en richtlijnen. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat [eiser sub 1] een wezenlijke invloed heeft op de bepaling van de prijs. Zijn kennis op dit gebied, zoals zijn kennis over klanten, prijsstellingen, overhead percentages en marges, betreft naar het oordeel van de kantonrechter essentiële commerciële kennis. [eiser sub 1] kan met die kennis, indien hij in dienst komt bij een soortgelijke of aanverwante organisatie, aardwarmtesystemen voor een net iets lagere prijs aanbieden aan opdrachtgevers en daarbij heeft de nieuwe werkgever het voordeel dat de opdrachtgevers hem al kennen. Hierdoor zal die betreffende organisatie in de concurrentieslag met Encor in het voordeel kunnen zijn en is in dat geval niet uit te sluiten dat het bedrijfsdebiet van Encor zal worden aangetast. Hoewel niet duidelijk is waar [eiser sub 1] in dienst zou willen treden, is voorshands niet uit te sluiten dat dit ook geldt voor de organisatie waar hij in dienst zou willen treden. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter kan [eiser sub 1] niet zonder meer rechten ontlenen aan het gegeven dat Encor voor twee oud-medewerkers het concurrentie- en relatiebeding heeft laten vervallen. Dit geldt te meer nu Encor voldoende heeft toegelicht dat bij die oud-medewerkers sprake was van een andere of niet voorziene situatie.
4.10.
Ook indien het risico bestaat op aantasting van het bedrijfsdebiet, kan een vordering tot vernietiging (en daarmee ook een vordering tot schorsing) van het concurrentie- en relatiebeding worden toegewezen indien de werknemer door het beding in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever onbillijk wordt benadeeld.
4.11.
[eiser sub 1] heeft aangevoerd dat hij arbeidsongeschikt is en dat deze arbeidsongeschiktheid (mede) wordt veroorzaakt door de werksituatie bij Encor. Volgens hem is de bedrijfscultuur na de overname veranderd, is de kwaliteit van het werk verminderd en worden afspraken met klanten niet nagekomen. Ook heerst er volgens hem veel ontevredenheid onder de medewerkers en zijn veel medewerkers al vertrokken. Hij wil daarom bij Encor vertrekken, maar hij wil zijn kennis wel kunnen toepassen in dezelfde branche en volgens hem levert het ook minder inkomsten op om in een andere branche als accountmanager aan de slag te gaan. Volgens [eiser sub 1] verbiedt het concurrentie- en relatiebeding hem echter om globaal in wat voor functie dan ook werkzaam te zijn in de aardwarmtebranche en alles wat gelijksoortig is of aanverwant. Hij wordt daardoor aanzienlijk in zijn vrijheid van arbeidskeuze beperkt. Volgens [eiser sub 1] is het daarnaast niet werkbaar om op voorhand toestemming te moeten vragen om ergens werkzaam te kunnen zijn en levert dit ook een grote beperking op van zijn vrijheid van arbeidskeuze. [eiser sub 1] wil de vrijheid hebben om te kunnen solliciteren waar hij dat zou willen zonder dat hij daarvoor toestemming hoeft te vragen van Encor.
4.12.
Encor stelt dat zij een zwaarwegend belang heeft bij handhaving van het concurrentie- en relatiebeding gelet op de essentiële commerciële kennis die [eiser sub 1] heeft. Encor voert ook aan dat geen sprake is van een absoluut verbod om werkzaam te zijn in de aardwarmtebranche. Encor heeft naar voren gebracht dat zij, wanneer er voor [eiser sub 1] uitzicht bestaat op een andere baan, in overleg wil gaan om in redelijkheid te bekijken of ontheffing of beperking van het beding mogelijk is. Daarnaast belet het concurrentie- en relatiebeding [eiser sub 1] niet om in een andere branche als accountmanager aan de slag te gaan en staan daar ook veel vacatures uit. Verder stelt Encor dat zij heeft geïnvesteerd in [eiser sub 1] doordat zij heeft voorzien in een-op-een begeleiding, een interne opleiding en een opleiding bodemenergie, hetgeen door [eiser sub 1] overigens is betwist. Tot slot brengt Encor naar voren dat bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst expliciet is onderhandeld over het concurrentie- en relatiebeding en dat hierna de laatste zin van lid 2 is toegevoegd. Volgens haar is het concurrentie- en relatiebeding dan ook welbewust geaccepteerd en dient dit mee te wegen bij de belangenafweging.
4.13.
De belangen van partijen tegen elkaar afwegend, is de kantonrechter voorshands van oordeel dat geen sprake is van een zodanige kans van slagen dat in een bodemzaak zal worden geoordeeld dat het beding (geheel of gedeeltelijk) zal worden vernietigd, dat vooruitlopend daarop reeds nu schorsing van het beding gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de kantonrechter is thans onvoldoende gebleken dat [eiser sub 1] door het concurrentie- en relatiebeding in verhouding tot het te beschermen belang van Encor onbillijk wordt benadeeld. [eiser sub 1] wordt wel beperkt in zijn vrijheid van arbeidskeuze, maar deze beperking is niet absoluut. In zowel het concurrentiebeding als het relatiebeding is opgenomen dat toestemming kan worden verkregen en ten aanzien van het relatiebeding is zelfs opgenomen dat dit enkel kan worden geweigerd indien dit in zwaarwegend belang is voor Encor. Ook heeft Encor toegezegd in overleg te willen treden over het verlenen van ontheffing wanneer uitzicht bestaat op een andere baan. [eiser sub 1] kan ook in een andere branche als accountmanager werkzaam zijn, zij het dat dit wellicht minder salaris in het vooruitzicht stelt. Verder acht de kantonrechter het van belang dat circa een jaar geleden, bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst, is onderhandeld over het beding en dat het beding naar aanleiding daarvan - zo is niet weersproken - enigszins is gewijzigd. [eiser sub 1] was dan ook op de hoogte van de beperkingen van het beding, maar is daar – nadat deze gewijzigd was – welbewust mee akkoord gegaan. Dat [eiser sub 1] daartoe geen vrijheid zou hebben gehad omdat hij anders niet zou worden aangenomen, zoals door hem is gesteld, is thans onvoldoende gebleken. Dat [eiser sub 1] nadien heeft verzocht om het concurrentiebeding alsnog te schrappen, maakt een en ander ook niet anders. Zoals reeds overwogen beschikt [eiser sub 1] over essentiële commerciële kennis die bij een soortgelijke of aanverwante organisatie gebruikt kan worden om de concurrentieslag voor te zijn. Encor heeft dan ook een zwaarwegend belang bij handhaving van het beding. Dat het concurrentie- en relatiebeding in een bodemprocedure zal worden vernietigd acht de kantonrechter gelet op dit voorgaande thans onvoldoende aannemelijk.
4.14.
Gelet op het voorgaande, zal de vordering van [eiser sub 1] tot schorsing van het concurrentie- en relatiebeding worden afgewezen.
4.15.
[eiser sub 1] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten en nakosten. De proceskosten aan de zijde van Encor worden vastgesteld op € 793,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van Encor vastgesteld op € 793,00;
5.3.
veroordeelt [eiser sub 1] in de nakosten, die worden begroot op een bedrag van € 132,00, te vermeerderen met de explootkosten als [eiser sub 1] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden;
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2024.
52952

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden 29 maart 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2395.
2.Hoge Raad 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:894.