ECLI:NL:RBNNE:2024:788

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
23/3022
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de tegemoetkoming in de waardedaling van een woning door het Instituut Mijnbouwschade Groningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 24 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de toegekende tegemoetkoming in de waardedaling van zijn woning beoordeeld. Eiser, die van 17 april 2000 tot 22 oktober 2015 voor 50% eigenaar was van een woning, had een aanvraag ingediend bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen voor een tegemoetkoming op de waardedalingsvergoeding die hij van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) had ontvangen. Het Instituut kende eiser een tegemoetkoming van € 5.296,75 toe, naast € 819,56 aan wettelijke rente, maar eiser was het niet eens met de hoogte van deze vergoeding en maakte bezwaar.

De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser, die aanvoert dat het Instituut ten onrechte de verkoopprijs van de woning als uitgangspunt heeft genomen voor de berekening van de waardedaling, in plaats van de WOZ-waarde. De rechtbank overweegt dat het Instituut terecht de verkoopprijs heeft gehanteerd, aangezien deze een actuele en betrouwbare weergave van de waarde van de woning op het moment van verkoop biedt. De rechtbank concludeert dat de WOZ-waarde met peildatum 1 januari 2009 niet representatief is voor de waarde van de woning bij verkoop in 2015, en dat andere factoren, zoals de economische crisis, ook invloed hebben gehad op de waardeontwikkeling.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit van het Instituut in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de toepassing van het model van Atlas voor gemeenten door het Instituut en bevestigt dat deze methode redelijk en aanvaardbaar is voor het berekenen van de waardedaling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3022

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

Instituut Mijnbouwschade Groningen

(gemachtigde: mr. L. Sijbrandij-Leijten en mr. A.M. WennigerI).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toegekende tegemoetkoming op de vergoeding voor waardedaling die eiser van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (hierna: NAM) heeft ontvangen.
1.1.
Het Instituut heeft met het besluit van 26 januari 2023 een tegemoetkoming in de waardedalingsvergoeding aan eiser toegekend. Met het bestreden besluit van 5 juni 2023 op het bezwaar van eiser heeft het Instituut dit besluit in stand gelaten.
1.2.
Het Instituut heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van het Instituut.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser was in de periode van 17 april 2000 tot 22 oktober 2015 voor 50% eigenaar van de woning op het adres [adres] te [plaats].
2.1.
Eiser heeft op 8 december 2022 een aanvraag ingediend bij het Instituut voor een tegemoetkoming op de waardedalingsvergoeding die hij van de NAM heeft ontvangen. Eiser heeft van de NAM reeds € 9.500,- aan vergoeding voor waardedaling van de woning ontvangen.
2.2.
Het Instituut heeft eiser met het besluit van 26 januari 2023 een tegemoetkoming in de waardedalingsvergoeding toegekend van € 5.296,75. Daarnaast is een bedrag van
€ 819,56 aan wettelijke rente aan eiser toegekend. Bij de berekening van de vergoeding is de verkoopprijs uit 2015 van € 292.500,- gehanteerd als inputvariabele.
2.3.
Eiser heeft op 1 maart 2023 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Hij is het niet eens met de hoogte van het toegekende bedrag.
2.4.
Met het bestreden besluit van 5 juni 2023 heeft het Instituut het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de toegekende tegemoetkoming in de waardedalingsvergoeding. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Eiser voert aan dat het Instituut bij de berekening van de waardedalingsvergoeding ten onrechte de verkoopprijs als uitgangspunt neemt en niet de WOZ-waarde van
€ 436.000,- , met peildatum 1 januari 2009. Na die tijd is de WOZ-waarde gedaald door de bevingsproblematiek. De verkoopprijs was niet representatief voor de waarde van de woning. Uiteindelijk is de woning voor een laag bedrag verkocht, omdat eisers de woning niet verkocht kregen voor de hogere verkoopprijs waarvoor de woning eerst te koop stond. De WOZ-waarde is bovendien op verzoek van eiser naar beneden bijgesteld in verband met de aardbevingsproblematiek.
5.1.
Het Instituut stelt dat het terecht is uitgegaan van de verkoopprijs van de woning voor de berekening van de waardedaling. Deze werkwijze volgt uit artikel 3.4, vierde lid van de Procedure en Werkwijze. De WOZ-waarde met peildatum 1 januari 2015, het verkoopjaar van de woning, wijkt met € 293.000,- nauwelijks af van de verkoopprijs van de woning van eiser. De WOZ-waarden in het jaar daarvoor en daarna wijken hier ook niet sterk van af. Eiser heeft verder niet met stukken onderbouwd dat de WOZ-waarde in verband met de aardbevingsproblematiek op zijn verzoek is verlaagd. Verder stelt het Instituut dat het bij het berekenen van de vergoeding in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de methode van Atlas.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
Het Instituut heeft sinds 1 december 2022 de wettelijke bevoegdheid om bewoners die een vergoeding hebben ontvangen van de NAM voor de waardedaling van hun verkochte woning tegemoet te komen. De tegemoetkoming die door het Instituut kan worden toegekend ziet op het verschil tussen de schade door waardedaling die de benadeelde reeds van de NAM heeft ontvangen en de vergoeding die het Instituut zou hebben uitgekeerd.
6.2.
Het Instituut berekent de waardedaling van de woning aan de hand van het model van Atlas voor gemeenten (Atlas). Dit betreft een abstracte begroting. Om de waardedaling te berekenen wordt eerst de relatieve waardedaling bepaald. Die wordt vastgesteld aan de hand van twee indicatoren, het algemene imago-effect en de bevingshistorie. Daaruit volgt een waardedalingspercentage. Dit waardedalingspercentage wordt vervolgens afgezet tegen de woningwaarde.
6.3.
Uit artikel 3.4, vierde lid van de Procedure en Werkwijze volgt dat voor de woningwaarde van verkochte woningen wordt uitgegaan van de daadwerkelijke verkoopprijs. Die woningwaarde, in dit geval de verkoopprijs, wordt als inputvariabele voor de berekening van de waardedaling gebruikt. Aan de hand van het voor de woning vastgestelde waardedalingspercentage wordt vervolgens berekend wat de waarde van de woning zou zijn geweest indien geen sprake was geweest van bevingsproblematiek.
6.4.
Niet in geschil is dat het Instituut conform de onder 6.3. genoemde beleidsregels in de Procedure en Werkwijze heeft gehandeld. Eiser stelt echter dat de uitkomst van de toepassing van dit beleid in zijn geval onevenredig uitpakt, omdat de werkelijke waardedaling vele mate hoger is. De rechtbank moet daarom beoordelen of het Instituut aanleiding had moeten zien om op grond van artikel 4:84 van de Awb van de beleidsregels af te wijken.
6.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding om eiser te volgen in de stelling dat de WOZ-waarde van € 436.000,- , met peildatum 1 januari 2009, als inputvariabele voor de berekening zou moeten worden gehanteerd. De woningwaarde die voor de berekening wordt gehanteerd, betreft juist de daadwerkelijke waarde die de woning had op het moment dat er al sprake was van bevingsproblematiek. Zoals onder 6.2. en 6.3. is toegelicht wordt die woningwaarde als inputvariabele gebruikt om te berekenen wat de waarde van de woning zou zijn geweest zónder bevingsproblematiek. Het verschil tussen de waarde die de woning daadwerkelijk had en de waarde die de woning zou hebben gehad zonder bevingsproblematiek, levert de uiteindelijke waardedalingsvergoeding op. De WOZ-waarde met peildatum 1 januari 2009 biedt geen weergave van de daadwerkelijke waarde van de woning bij de verkoop van de woning in 2015. Die waarde kan daarom niet worden gebruikt als inputvariabele in het model.
6.6.
De rechtbank overweegt verder dat uit wat eiser naar voren heeft gebracht niet blijkt dat de verkoopprijs geen actuele en betrouwbare weergave was van de waarde van de woning op dat moment. Dat de WOZ-waarde van de woning ergens na 2009 en voor 2015 op verzoek van eiser naar beneden zou zijn bijgesteld, biedt daarvoor geen aanknopingspunt. Uit het feit dat de WOZ-waarde met peildatum 1 januari 2015 nagenoeg gelijk was aan de verkoopprijs en de WOZ-waarden van de omliggende jaren ook niet sterk afweek, volgt juist dat de verkoopprijs een goede indicatie is van de woningwaarde op dat moment. Zoals hiervoor reeds genoemd, gaat het daarbij om de woningwaarde die de woning op een bepaalde peildatum had mét de invloed van de bevingsproblematiek, omdat de woningwaarde als inputvariabele wordt gebruikt.
6.7.
Ook volgt de rechtbank eiser niet in de stelling dat de waardedaling van de woning door de bevingen bestaat uit het verschil tussen de WOZ-waarde met peildatum 1 januari 2009 en de verkoopprijs in 2015 (een bedrag van € 143.500,-). Uit wat eiser heeft aangevoerd blijkt namelijk niet dat die gehele daling in de woningwaarde door de bevingsproblematiek is veroorzaakt. Ook andere factoren, zoals de economische crisis of ruimtelijke ontwikkelingen, kunnen van invloed zijn geweest op de waardeontwikkeling van de woning. In het model van Atlas is daarom juist getracht de invloed van bevingen op de waarde van de woning te isoleren van deze andere factoren.
6.8.
Voor zover eiser in algemene zin aanvoert dat het model van Atlas niet toereikend is om het juiste schadebedrag te berekenen, overweegt de rechtbank dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) reeds heeft geoordeeld dat keuze van het Instituut voor het model van Atlas redelijk en aanvaardbaar is. [1] In wat eiser naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om van dat oordeel af te wijken.
6.9.
Gelet op het voorgaande heeft het Instituut terecht geen aanleiding gezien om af te wijken van de beleidsregels en de toepassing van het model van Atlas.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, rechter, in aanwezigheid van mr. E.T. de Boer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze procedure relevante beleidsregels

Procedure en werkwijze Instituut Mijnbouwschade 2022
Artikel 3.4
1. De waardedaling wordt bepaald aan de hand van een vergelijking van de waarde van de woning op de peildatum met de waarde die de woning zou hebben gehad zonder het effect van bodembeweging door mijnbouwactiviteiten op de peildatum.
2. Het Instituut gaat voor de waarde van de woning met het effect van bodembeweging uit van de WOZ-waarde zoals die is vastgesteld voor de peildatum.
3. Voor de waarde van de woning, waarbij het effect van bodembeweging is weggedacht, wordt uitgegaan van de WOZ-waarde als bedoeld in het tweede lid, maar vermeerderd met het percentage waardedaling volgens de formule, waarbij x geldt als het percentage waardedaling.
4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt afgeweken van de WOZ-waarde indien de aanvrager de betreffende woning voorafgaand aan de aanvraag heeft verkocht en overgedragen. In dat laatste geval wordt voor de waarde van de woning uitgegaan van de verkoopprijs van de woning. Indien de verkoopprijs niet kan worden vastgesteld aan de hand van de notariële akte, zal het Instituut (alsnog) uitgaan van de laatste WOZ-waarde voorafgaand aan de verkoop.
5. Het Instituut hanteert voor het bepalen van het percentage van de waardedaling van een woning het percentage dat volgt uit de methode van Atlas voor gemeenten, waarbij wordt uitgegaan van het model met bevingen van 2,9 mm/s of meer, te vermeerderen met eenmaal de standaardfout in verband met eventuele individuele verschillen of onzekerheden.
6. Het Instituut houdt bij het bepalen van de waardedaling van de woning die toekomt aan de aanvrager, rekening met de zakenrechtelijke positie van de aanvrager ten opzichte van de woning, waaronder de periode waarin de eigenaar die woning in eigendom had en de waardedaling die gedurende deze periode is opgetreden, het gedeelte van de eigendom dat aan de aanvrager toebehoort en of de aanvrager de eigendom van de woning heeft.
Artikel 3.12 Overgangsbepaling tegemoetkoming waardedaling
1. Aanvragen tot tegemoetkoming waardedaling, zoals bedoeld in de “Wijziging van het Besluit Tijdelijke wet Groningen in verband met het opdragen van andere taken en bevoegdheden aan het Instituut Mijnbouwschade Groningen’’, worden begroot op basis van het verschil tussen de methode tot de begroting van waardedaling zoals in dit hoofdstuk is bepaald en de vergoeding voor schade door waardedaling aan hun woning die eigenaren eerder hebben ontvangen van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM).
2. Aanvragen tot tegemoetkoming waardedaling, ingediend tot 1 juli 2023, worden begroot op basis van het verschil tussen de methode tot de begroting van waardedaling ’’J. Poort e.a., ‘Zeven bewogen jaren’, (Atlas voor gemeenten, oktober 2019)’’, met peildatum 1 januari 2019 en de daarover uitgebrachte adviezen van de Adviescommissie waardedaling woningen aardbevingsgebied Groningen en hetgeen overigens in dit hoofdstuk is bepaald (Methodiek 2019), en de vergoeding voor schade door waardedaling aan hun woning die eigenaren eerder hebben ontvangen van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), indien dit verschil groter is dan de uitkomst op basis van het eerste lid van dit artikel.

Voetnoten

1.AbRvS 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1536.