In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 24 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de toegekende tegemoetkoming in de waardedaling van zijn woning beoordeeld. Eiser, die van 17 april 2000 tot 22 oktober 2015 voor 50% eigenaar was van een woning, had een aanvraag ingediend bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen voor een tegemoetkoming op de waardedalingsvergoeding die hij van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) had ontvangen. Het Instituut kende eiser een tegemoetkoming van € 5.296,75 toe, naast € 819,56 aan wettelijke rente, maar eiser was het niet eens met de hoogte van deze vergoeding en maakte bezwaar.
De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser, die aanvoert dat het Instituut ten onrechte de verkoopprijs van de woning als uitgangspunt heeft genomen voor de berekening van de waardedaling, in plaats van de WOZ-waarde. De rechtbank overweegt dat het Instituut terecht de verkoopprijs heeft gehanteerd, aangezien deze een actuele en betrouwbare weergave van de waarde van de woning op het moment van verkoop biedt. De rechtbank concludeert dat de WOZ-waarde met peildatum 1 januari 2009 niet representatief is voor de waarde van de woning bij verkoop in 2015, en dat andere factoren, zoals de economische crisis, ook invloed hebben gehad op de waardeontwikkeling.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit van het Instituut in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de toepassing van het model van Atlas voor gemeenten door het Instituut en bevestigt dat deze methode redelijk en aanvaardbaar is voor het berekenen van de waardedaling.