ECLI:NL:RBNNE:2025:1055

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
C/18/216680 / FA RK 22-4047
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van contactregeling tussen vader en kinderen met speciale behoeften

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 21 maart 2025, staat de contactregeling tussen een vader en zijn twee kinderen centraal. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Helmantel, en de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J-W.F. van Horssen, zijn betrokken in een juridische strijd over de omgangsregeling. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapport aangegeven dat omgang onder de huidige omstandigheden niet in het belang van de kinderen is. De Raad stelt dat de vader onvoldoende inzicht toont in de situatie van de kinderen en de problemen die zij ervaren. De rechter, B.R. Tromp, heeft echter een andere visie en ziet geen belemmeringen voor omgang. Hij benadrukt dat de vader zijn leven op orde heeft en sinds februari 2023 niet meer in aanraking is geweest met de politie. De rechter vindt dat de kinderen, vooral [kind 1], de tijd en ruimte moeten krijgen om zich aan te passen aan hun nieuwe schoolomgeving voordat contactherstel kan plaatsvinden. De rechter heeft besloten om de zaak aan te houden voor een periode van zes maanden, met een nieuwe mondelinge behandeling gepland op 12 september 2025. Tijdens deze behandeling zal ook [kind 2] worden uitgenodigd om haar wensen kenbaar te maken. De rechter vraagt de Raad om aandacht voor de wijze waarop over kinderen met speciale behoeften wordt gesproken en verzoekt om een diplomatiekere benadering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/216680 / FA RK 22-4047

beschikking van 21 maart 2025

in de zaak van

[naam vader] ,

die woont op een geheim, bij de rechtbank bekend, adres,
en die hierna "de vader" wordt genoemd,
advocaat: mr. M. Helmantel, die kantoor houdt te Sappemeer,
en

[naam moeder] ,

die woont op een geheim, bij de rechtbank bekend, adres,
en die hierna "de moeder" wordt genoemd,
advocaat: mr. J-W.F. van Horssen, die kantoor houdt in Leek.

Het procesverloop

Op 1 juli 2024 heeft de rechtbank een tussenbeschikking gegeven. Daarin heeft de rechter gelast dat de Raad aanvullend onderzoek doet en daarover schriftelijk rapporteert.
De rechtbank heeft vervolgens kennisgenomen van de volgende stukken:
- het rapport van de Raad, ontvangen op 11 december 2024;
- een rolbericht met uitlating van de moeder, ontvangen op 30 december 2024;
- een rolbericht met uitlating van de vader, ontvangen op 7 januari 2025.
Op 7 maart 2025 heeft de rechtbank de zaak verder mondeling behandeld. De rechter heeft toen gesproken met partijen, bijgestaan door hun advocaten en [naam vertegenwoordiger] die de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: "de Raad") vertegenwoordigt.

De verdere beoordeling

De rechtbank dient in deze zaak nog een beslissing te nemen op het verzoek van de vader tot het vaststellen van een contactregeling tussen hem en [kind 1] en [kind 2] .
De rechter heeft in zijn beschikking van 1 juli 2024 aan de Raad opdracht gegeven om te onderzoeken welke instantie de begeleiding in het contactherstel tussen de vader en [kind 1] op zich kan nemen en of deze intensieve begeleiding ook daadwerkelijk nodig is en ten aanzien van [kind 2] te onderzoeken in hoeverre er sprake is van een ontzeggingsgrond en wanneer de Raad meent dat de omgang niet in het belang an [kind 2] is, te objectiveren welke kansen er zijn om op termijn toch tot contactherstel te komen.
Wat adviseert de Raad?
Uit het Rapport van de Raad blijkt dat de Raad omgang tussen de vader en de kinderen onder de huidige omstandigheden niet in het belang van de kinderen vindt. Volgens de Raad toont vader te weinig inzicht en inzet en bagatelliseert hij voortdurend de problemen van de kinderen en moeder, de verzwaarde behoeften van de kinderen, alsook de belemmeringen bij zichzelf. Ten aanzien van de kindspecifieke factoren is het belang van [kind 1] niet gediend bij omgang, gelet op het te verwachten reële risico op ontregeling. [kind 1] kent het concept ‘vader’ niet en het is niet mogelijk om een gesprek met hem te voeren. De Raad acht het risico groot dat contact met de vader voor [kind 1] eerder destabiliserend en ontregelend is dan dat dit een meerwaarde voor hem heeft. De Raad schat in dat de gevolgen van contact met vader dusdanig nadelig zijn dat deze niet opwegen tegen de gevolgen van het ontbreken van contact met vader.
[kind 2] geeft bij moeder en de hulpverlenende instanties consistent aan dat ze geen contact wil met haar vader. Zij heeft in de huidige situatie, waarin zij zich met behulp van hulpverlening richt om haar eigen ontwikkeling en welbevinden, geen ruimte voor deze omgang. Wanneer deze omgang afgedwongen gaat worden ontstaat volgens haar behandelaar Accare een hele nare situatie. De Raad acht omgang met vader onder de huidige omstandigheden in strijd met zwaarwegende belangen van [kind 2] , onder meer vanwege het gegeven dat zij nog steeds met 'vechten of vluchten' als copingstijl op vader reageert. De Raad is niet in staat om te objectiveren wat de verwachtingen zijn voor contactherstel op lange termijn. Voor nu is het belangrijk dat zij de ruimte krijgt en ervaart om zich te richten op haar eigen ontwikkeling en verwerkingsproces. Omdat de Raad geen mogelijkheden ziet voor omgang tussen de vader en de kinderen is de beantwoording van de vraag welke professionele instantie bereid is het contactherstel met [kind 1] te begeleiden wat de Raad betreft, niet aan de orde.
Wat vindt de rechter?
De rechter heeft het rapport van de Raad gelezen en ziet anders dan de Raad geen belemmeringen bij vader voor omgang met zijn kinderen. De vader heeft weliswaar een turbulent en belast verleden, maar hij heeft zijn leven op orde met een goede baan en is sinds februari 2023 niet meer in aanraking is geweest met de politie. De rechter kan zich ook niet vinden in de visie van de Raad dat de vader weinig inzicht toont in de ontwikkeling en belevingswereld van de kinderen. Het is voor de vader logischerwijs moeilijk om inzicht te verkrijgen in de behoeften van de kinderen, omdat hij geen contact met ze heeft. De rechter heeft tijdens de mondelinge behandeling gezien dat vader zich geduldig opstelt en ook kan erkennen en waarderen dat de moeder het zwaar heeft als alleenstaande opvoeder van [kind 2] en [kind 1] die het syndroom van Down heeft. Dat de vader hulpverlening in de ogen van de Raad onvoldoende heeft geaccepteerd mag hem naar het oordeel van de rechter niet zo zwaar worden aangerekend en zegt ook te weinig over de mogelijkheden van de vader in de toekomst, dat dit een ontzeggingsgrond oplevert.
De rechter vindt wel dat er om dit moment belemmeringen zijn bij de kinderen die het contactherstel in de weg staan.
Als het gaat om [kind 1] heeft de rechter in zijn tussenbeschikking overwogen dat begeleide omgang mogelijk moet zijn als dit begeleid wordt door een geschikte professionele instantie. De rechter constateert dat de Raad zijn onderzoeksopdracht heeft uitgebreid met de beantwoording van de voorvraag welke mogelijkheden er zijn voor contactherstel tussen de vader en [kind 1] . Voor de beantwoording van deze vraag heeft de Raad ook gesproken met de casemanager van het WIJ-team Groningen. De Raad rapporteert dat de casemanager van het WIJ-team het volgende naar voren heeft gebracht:
" [kind 1] is tot op heden een allemansvriend. Hij danst, maakt grapjes en oogt schattig. Echter, als hij een paar jaar ouder is, is hij niet meer zo schattig. In de regel wordt dan anders naar deze kinderen gekeken, veel meer als 'lelijk, dom en een mongool'. Dat houdt in, dat hij van het voetstuk gaat vallen waar hij nu nog op staat."
De rechter is heel erg geschrokken over wat de Raad rapporteert en hoe kennelijk het WIJ-team van de gemeente denkt en spreekt over een zesjarig kind. De rechter kan niet begrijpen hoe professionals in de jeugdzorg op deze wijze denken en praten over kinderen. De rechter begrijpt hoe overstuur ouders raken als zij teruglezen hoe de hulpverlening kennelijk over een jong en kwetsbaar kind denkt en over zijn toekomst oordeelt. De rechter vindt het ook niet professioneel dat met grote stelligheid de toekomst van een jong en kwetsbaar kind met zoveel negativiteit wordt beschreven. De rechter vraagt bij de Raad aandacht voor deze wijze van typering van kinderen en hij verzoekt de Raad om terug te koppelen aan de gemeente om - ook al wordt kennelijk op deze wijze gedacht en gesproken over jonge kwetsbare kinderen - dat tenminste op een meer diplomatieke wijze te verwoorden.
De rechter kent wel veel betekenis toe aan de informatie die de moeder tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. Daaruit blijkt dat de opvoeding van [kind 1] de moeder zwaar valt. De moeder kan [kind 1] vrijwel geen moment uit het oog kan verliezen en slaapt zelfs met hem op dezelfde kamer met een slot op de deur. Een kleine verandering kan [kind 1] volgens de moeder al ernstig ontregelen. De moeder ontvangt geen zorg voor [kind 1] in de thuissituatie die haar zou kunnen ontlasten. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verder naar voren gebracht dat er nieuwe ontwikkelingen zijn ten aanzien van de school van [kind 1] . Het is voor [kind 1] niet meer haalbaar om naar het gewone basisonderwijs te gaan en hij is op dit moment in afwachting van een plek op het speciaal onderwijs.
De rechter is van oordeel dat een wisseling van school niet samengaat met een opgelegd contactherstel. Een wisseling van school zal immers een grote verandering inhouden in het leven van [kind 1] en er zal moeten blijken hoe hij daarop gaat reageren. [kind 1] moet de tijd en ruimte krijgen om aan de nieuwe schoolsetting te wennen voordat een contactherstel mogelijk aan de orde kan zijn.
Als het gaat om [kind 2] heeft de rechter de Raad gevraagd om de kindspecifieke factoren te onderzoeken die aan het contactherstel in de weg staan en aan de hand van bevindingen van Accare te objectiveren. Uit het rapport van de Raad blijkt dat Accare niet veel kan aangeven over de mogelijkheden voor omgang omdat zij de vader niet kennen. Wel geeft Accare aan dat het beter gaat met [kind 2] en Accare kan zich kan voorstellen dat met iets meer tijd [kind 2] meer ruimte ervaart om haar vader meer toe te laten in haar leven. De vader herkent zich daar in zoverre in dat er bij [kind 2] enige nieuwsgierigheid lijkt te zijn naar haar vader. Volgens de vader zou [kind 2] aan zijn oudere dochter hebben gevraagd "hoe is het met papa?".
Gelet op de prille positieve ontwikkeling acht de rechter het op dit moment niet in het belang van [kind 2] dat contactherstel opgelegd wordt. [kind 2] blijft volhardend in haar wens om geen contact met haar vader te willen en de rechter is het met de Raad eens dat voor nu het belangrijk is dat de grenzen van de nu tienjarige [kind 2] worden gerespecteerd. De rechter hoopt dat het geven van tijd en ruimte ertoe leidt dat er bij [kind 2] zelf een opening zal ontstaan voor contact met haar vader.
De rechter vindt dat het de vader te prijzen is dat hij zich afwachtend opstelt en de kinderen de tijd gunt die zij nodig hebben.
Eén en ander brengt met zich dat de rechter een nieuwe datum en tijd zal bepalen waarop de zaak opnieuw mondeling zal worden behandeld. De rechter wil bovendien dat [kind 2] wordt uitgenodigd om voorafgaand aan de mondelinge behandeling met hem te praten over wat zij belangrijk vindt. De moeder heeft aangegeven dat [kind 1] dan ook eventueel kan meekomen. Als [kind 1] dat zou willen geeft de rechter geeft daarvoor uitdrukkelijk toestemming.
Eén en ander brengt met zich dat er op dit moment geen definitieve beslissing wordt genomen en de rechter zijn beslissing op het verzoek ten aanzien van de contactregeling zal aanhouden. De rechter zal dat doen voor een periode van een half jaar. Dit betekent dat de situatie voor de duur van de aanhouding hetzelfde zal blijven en er dus voorlopig nog geen contactherstel zal plaatsvinden tussen de vader en de kinderen.

De beslissing

De rechter:
bepaalt dat de zaak opnieuw mondeling wordt behandeld op vrijdag 12 september om 13.00 uur in één van de zalen van het gerechtsgebouw aan het Guyotplein 1 in Groningen;
wijst (de advocaten van) partijen en de Raad voor de Kinderbescherming erop dat deze beschikking geldt als oproep om bij die mondelinge behandeling aanwezig te zijn en dat de griffie van de rechtbank hen niet bij afzonderlijke brief zal oproepen;
draagt de griffier op om [kind 2] voorafgaand aan deze mondelinge behandeling uit te nodigen voor een gesprek met de rechter;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.R. Tromp, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2025.
fn:
RB