In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, heeft eiser [A] een vordering ingesteld tegen gedaagde [B] voor betaling van drie facturen, totaal € 76.201,55, voor juridische diensten. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht tussen [A] en [B], waarbij [A] [B] juridisch bijstond in verschillende procedures, waaronder de verdeling van een nalatenschap en een strafzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst tot stand is gekomen en dat [B] als consument kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft het kostenbeding in de overeenkomst beoordeeld en geconcludeerd dat het niet transparant is, maar niet oneerlijk. De vordering van [A] is niet verjaard, omdat de rechtsbijstand eindigde op 11 juli 2019 en de verjaringstermijn pas op dat moment begon. De rechtbank heeft de vordering van [A] toegewezen en [B] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.