ECLI:NL:RBNNE:2025:1483

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
18-302720-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedenzaken door gebrek aan steunbewijs

Op 18 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen en ontuchtige handelingen bij zijn (achter)nichtje. De rechtbank sprak de verdachte vrij, ondanks dat de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het procesdossier onvoldoende steunbewijs bevatte voor de verklaring van het slachtoffer. De verdachte was op 29 mei 2022 beschuldigd van meerdere seksuele handelingen, maar de rechtbank concludeerde dat er geen ander objectief bewijs was dat de verklaring van het slachtoffer ondersteunde. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak geen getuigen zijn en dat de verklaring van het slachtoffer niet alleen kan staan zonder steunbewijs. De rechtbank vond dat de verklaringen van de moeder van het slachtoffer en andere bewijsstukken niet voldoende waren om de beschuldigingen te onderbouwen. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank bepaalde dat de kosten voor beide partijen voor eigen rekening komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18/302720-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 april 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 april 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Groot, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lubbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 mei 2022 te [plaats] en/of Groningen, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was
zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het aanraken van de knie van die [slachtoffer]
- het aanraken van het bovenbeen van die [slachtoffer]
- het aanraken van de rug van die [slachtoffer]
- het aanraken van de billen van die [slachtoffer]
- het doen van de hand tussen de benen van die [slachtoffer]
- het drukken op en/of wrijven aan, althans het aanraken van, de vagina van die [slachtoffer]
- het doen van de hand in de broek van die [slachtoffer]
- het doen van de hand in de onderbroek van die [slachtoffer], en/of
- het brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 mei 2022 te [plaats] en/of Groningen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het aanraken van de knie van die [slachtoffer]
- het aanraken van het bovenbeen van die [slachtoffer]
- het aanraken van de rug van die [slachtoffer]
- het aanraken van de billen van die [slachtoffer]
- het doen van de hand tussen de benen van die [slachtoffer]
- het drukken op en/of wrijven aan, althans het aanraken van, de vagina van die [slachtoffer]
- het doen van de hand in de broek van die [slachtoffer]
- het doen van de hand in de onderbroek van die [slachtoffer], en/of
- het brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer];
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 mei 2022 te [plaats] en/of Groningen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het aanraken van de knie van die [slachtoffer]
- het aanraken van het bovenbeen van die [slachtoffer]
- het aanraken van de rug van die [slachtoffer]
- het aanraken van de billen van die [slachtoffer]
- het doen van de hand tussen de benen van die [slachtoffer]
- het drukken op en/of wrijven aan, althans het aanraken van, de vagina van die [slachtoffer]
- het doen van de hand in de broek van die [slachtoffer], en/of
- het doen van de hand in de onderbroek van die [slachtoffer];
2
hij op of omstreeks 29 mei 2022 te Groningen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het aanraken van het bovenbeen van die [slachtoffer]
- het doen van de hand tussen de benen van die [slachtoffer], en/of
- het drukken op en/of wrijven aan, althans het aanraken van, de vagina van die [slachtoffer].

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is. Deze verklaring wordt daarnaast ondersteund door de verklaring van [naam], de moeder van [slachtoffer], het WhatsAppgesprek tussen de moeder van [slachtoffer] en de moeder van verdachte en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat het klopt dat hij in de nacht van 28 mei 2022 op 29 mei 2022 met [slachtoffer] in bed heeft gelegen en dat hij op 29 mei 2022 met [slachtoffer] naar de bioscoop is gegaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het procesdossier onvoldoende steunbewijs bevat voor de verklaring van [slachtoffer], zodat niet aan het bewijsminimum is voldaan. De verklaring van de moeder van [slachtoffer] is enkel gebaseerd op wat [slachtoffer] aan haar heeft verteld en kan derhalve om die reden niet als (steun)bewijs worden gebruikt. Ook de tussen de moeder van [slachtoffer] en de moeder van verdachte uitgewisselde WhatsAppberichten kunnen niet als steunbewijs dienen, nu deze berichten geen steun bevatten voor de in de tenlastelegging beschreven feitelijke handelingen.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) is op 24 februari 2023 gehoord tijdens een informatief gesprek bij de politie, waarna zij op 14 april 2023 aangifte tegen verdachte heeft gedaan. Op 4 september 2024 is [slachtoffer] op verzoek van de verdediging als getuige gehoord door de rechter-commissaris. [slachtoffer] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat zij op 28 mei 2022 na het verjaardagsfeest van verdachte, haar achterneef, bij hem is blijven slapen. Toen zij op zijn bed lag, heeft hij haar met zijn hand aangeraakt op haar knie, bovenbeen, rug, billen en vagina. Verdachte heeft vervolgens zijn vingers in haar vagina gebracht en heen-en-weer bewogen. Doordat [slachtoffer] (flink) onder invloed was van alcohol, heeft zij zich op dat moment niet kunnen verzetten. De volgende dag heeft verdachte haar, in de bioscoop, (nogmaals) met zijn hand aangeraakt op haar bovenbeen en vagina.
Verdachte heeft zich ten aanzien van de door [slachtoffer] genoemde seksuele en ontuchtige handelingen, zowel tijdens zijn verhoor bij de politie als ter terechtzitting, beroepen op zijn zwijgrecht.
Juridisch kader
In zedenzaken doet zich veelal de situatie voor dat naast het slachtoffer en de verdachte geen getuigen aanwezig zijn geweest bij de veronderstelde seksuele of ontuchtige handelingen. Ook in deze zaak is dit het geval. Volgens artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), kan de rechter het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd, niet uitsluitend aannemen op basis van de verklaring van één getuige (het slachtoffer). Er moet, met andere woorden, ander bewijsmateriaal zijn dat de verklaring van het slachtoffer voldoende ondersteunt. Indien dit steunbewijs ontbreekt, zal de rechter de verdachte moeten vrijspreken. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is evenwel niet vereist dat de (ten laste gelegde) seksuele of ontuchtige handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal. Voldoende kan zijn dat de verklaring van het slachtoffer op bepaalde, specifieke punten wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Voorwaarde hierbij is wel dat dit steunbewijs afkomstig is van een andere bron dan het slachtoffer en dat er niet een te ver verwijderd verband bestaat tussen de verklaring van het slachtoffer en het steunbewijs. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. [1]
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De rechtbank stelt voorop dat de door [slachtoffer] gegeven informatie in het informatieve gesprek met de politie, haar aangifte en het verhoor door de rechter-commissaris, authentiek overkomt en op essentiële onderdelen consistent is. Zij heeft consistent en consequent verklaard over de aard van de ten laste gelegde handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden, alsmede de gevolgen van die handelingen voor haar. Bovendien bevestigt verdachte een deel van haar verklaring, daar waar het gaat over samen in één bed slapen en de volgende dag samen naar de bioscoop gaan. Uit haar verklaringen komt voorts het beeld naar voren dat [slachtoffer] niet over één nacht ijs is gegaan en heeft nagedacht over de vraag of zij, gelet op de familieverhoudingen, wel aangifte tegen verdachte wilde doen. Feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij in strijd met de waarheid een voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd, zijn niet aannemelijk geworden. De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]. Dit gegeven alleen is echter, gelet op de hierboven weergegeven wettelijke bepaling, niet genoeg om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Onvoldoende steunbewijs
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de belastende verklaring van [slachtoffer] over de door verdachte verrichte seksuele en ontuchtige handelingen, voldoende steun vindt in ander objectief bewijsmateriaal. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt hiertoe als volgt.
Op 1 september 2023 is [naam], de moeder van [slachtoffer], door de politie als getuige gehoord. De moeder van [slachtoffer] heeft onder andere een verklaring afgelegd over de seksuele en ontuchtige handelingen die verdachte bij [slachtoffer] zou hebben gepleegd. Deze verklaring is echter enkel gebaseerd op hetgeen [slachtoffer] aan haar heeft verteld en kan in zoverre dan ook niet als steunbewijs worden gebruikt.
De moeder van [slachtoffer] heeft daarnaast verklaard dat [slachtoffer] op het moment van vertellen een verdrietige blik in haar ogen had, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank ontoereikend om als steunbewijs te kunnen worden aangemerkt. De betreffende emotie is bijna vijf maanden na de veronderstelde pleegdatum waargenomen. Uitgangspunt is dat met waarnemingen omtrent emoties en gedragskenmerken die niet op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt of vlak daarna worden waargenomen, terughoudend moet worden omgegaan. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank voorts van oordeel dat de door de moeder van [slachtoffer] waargenomen gedragsverandering bij [slachtoffer] (te weten: slaap- en eetproblemen) niet zonder meer voldoende in verband kan worden gebracht met de aan verdachte verweten gedragingen. De moeder van [slachtoffer] heeft immers ook verklaard over andere, voorafgaand aan de ten laste gelegde datum, ingrijpende, gebeurtenissen in het leven van [slachtoffer] die deze gedragsverandering kunnen hebben veroorzaakt. Ook [slachtoffer] zelf heeft verklaard dat ze eerder al bij een psycholoog liep vanwege eetproblemen. Ook deze gedragsverandering kan derhalve niet als steunbewijs dienen.
De moeder van [slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij verdachte in een telefoongesprek met zijn moeder heeft horen zeggen
‘Ik snap niet dat jullie zo boos reageren, want ik heb toch sorry gezegd’. De moeder van [slachtoffer] heeft over voornoemde opmerking verklaard dat verdachte dat ‘op een gegeven moment’ zei. Hoewel deze reactie van verdachte als opmerkelijk kan worden gezien, en goed zou kunnen passen binnen wat [slachtoffer] in haar aangifte heeft verklaard, blijkt uit de verklaring van de moeder van [slachtoffer] niet op welke vraag of opmerking verdachte precies reageert. De rechtbank acht deze reactie dan ook onvoldoende specifiek om te kunnen zeggen dat deze voldoende steun biedt aan de verklaring van [slachtoffer] over de door verdachte verrichte seksuele en ontuchtige handelingen, zoals onder feit 1 en 2 aan hem is tenlastegelegd.
Voor wat betreft de inhoud van de door de moeder van [slachtoffer] en de moeder van verdachte uitgewisselde WhatsAppberichten, overweegt de rechtbank dat deze berichten geen directe ondersteuning bieden voor de in de tenlastelegging beschreven seksuele en ontuchtige handelingen. Ook deze WhatsAppberichten kunnen derhalve niet als steunbewijs dienen. Tot slot biedt de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring dat [slachtoffer] die bewuste nacht bij hem in bed heeft geslapen en dat hij de volgende dag met haar naar de bioscoop is gegaan, geen steunbewijs. Weliswaar volgt uit deze verklaring dat er voor verdachte een gelegenheid heeft bestaan, maar dit biedt onvoldoende concrete steun voor het daadwerkelijk plaatsvinden van de seksuele en ontuchtige handelingen.
Nu het procesdossier voor het overige geen ander bewijs bevat dat voldoende steun biedt aan de verklaring van [slachtoffer], is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal verdachte daarom van deze feiten vrijspreken.

Benadeelde partij

[slachtoffer] ([slachtoffer]) heeft zich, door tussenkomst van mr. G. Bakker, advocaat te Groningen, als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van het feit waarop de vordering is gebaseerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit waaruit de gestelde schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en onder feit 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Faber, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 april 2025.

Voetnoten

1.O.a. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452; HR 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717 en HR 23 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1095.