In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 23 april 2025, is het beroep van eiser tegen de hoogte van de door Gedeputeerde Staten van Fryslân (GS) toegekende tegemoetkoming in schade door ganzen beoordeeld. Eiser, een agrariër, was het niet eens met het eigen risico van 2% van zijn jaaromzet dat GS had vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat dit percentage niet onredelijk was, aangezien eiser niet voldoende bijzondere omstandigheden had aangetoond die een afwijking van dit percentage rechtvaardigden. GS had eerder een tegemoetkoming van € 59.252,20 toegekend, wat 80% van de schade vertegenwoordigde, waarbij 20% voor rekening van eiser kwam. Na bezwaar had GS het eigen risico verlaagd naar 2% van de jaaromzet, wat resulteerde in een nabetaling van € 8.248,- voor eiser. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor zover het ging om de wettelijke rente, die GS alsnog moest vergoeden. De rechtbank vernietigde het besluit van 13 februari 2024, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat GS inmiddels de wettelijke rente had toegekend. Eiser kreeg ook een proceskostenvergoeding van € 1.814,- en het griffierecht van € 371,- werd door GS vergoed. De rechtbank concludeerde dat het eigen risico van 2% niet onevenredig was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een hogere tegemoetkoming rechtvaardigden.