ECLI:NL:RBNNE:2025:1603

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
28 april 2025
Zaaknummer
18/123794-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstige gevolgen door onoplettendheid van bestuurder op de N34

Op 15 juni 2023 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de N34 bij Emmen, waarbij de verdachte, als bestuurder van een Volkswagen, met aanzienlijke snelheid tegen de achterzijde van een Peugeot aanreed. De Peugeot was langzaam rijdend of stilstaand door filevorming. De verdachte had haar aandacht van de weg afgewend om een slok uit een blikje cola te nemen, wat leidde tot een moment van onoplettendheid. Hierdoor merkte zij de filevorming te laat op en kon zij niet tijdig remmen. De botsing resulteerde in een kettingbotsing met een Mazda en een Ford, waarbij de inzittenden van de Mazda ernstig gewond raakten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 120 uren op, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar niet eerder strafbare verleden en de impact van het ongeval op haar leven.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/123794-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 april 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 april 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Wormmeester, advocaat te Emmen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 15 juni 2023 te Emmen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de N34, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl op de rijstrook vóór verdachte zich een file, bestaande uit (zeer) langzaam rijdende en/of stilstaande motorvoertuigen, bevond,
in onvoldoende mate te letten op en/of haar aandacht te houden bij het voor haar gelegen weggedeelte van die weg, en/of
niet tijdig af te remmen en/of haar voertuig niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij en overzienbaar was,
als gevolg waarvan zij in botsing is gekomen met het voor haar langzaam rijdende dan wel stilstaande motorvoertuig (te weten de Peugeot), welk motorvoertuig als gevolg van die botsing op de verkeerde weghelft terecht is gekomen, waar deze in botsing is gekomen met een of meer tegemoet rijdende voertuigen (te weten de Mazda en/of de Ford), waarna (tevens) een botsing is ontstaan tussen deze tegemoet rijdende voertuigen (te weten de Mazda en de Ford), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
  • [slachtoffer 1] : dwarse fractuur van een nekwervel, ribfracturen, open bovenbeenbreuk met forse stand afwijking en/of een intra-uterien (in de baarmoeder) overleden (doodgeboren) kind/foetus,
  • [slachtoffer 2] : fractuur dwarsuitsteeksel wervel (rechts, ter hoogte van L2-L3), fractuur bovenarm (links), fractuur ellepijp (links), tweedegraads open fractuur van zowel het spaakbeen als de ellepijp en/of fracturen dijbeen (links),
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 15 juni 2023 te Emmen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de N34, terwijl op de rijstrook vóór verdachte zich een file, bestaande uit (zeer) langzaam rijdende en/of stilstaande motorvoertuigen, bevond,
  • in onvoldoende mate heeft gelet op en/of haar aandacht heeft gehouden bij het voor haar gelegen weggedeelte van die weg, en/of
  • niet tijdig heeft afgeremd en/of haar voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover de weg vrij en overzienbaar was,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2. zij op of omstreeks 15 juni 2023 te Emmen als bestuurder van een voertuig (personenauto) daarmee rijdende op de weg, de N34, terwijl op de rijstrook vóór verdachte zich een file, bestaande uit (zeer) langzaam rijdende en/of stilstaande motorvoertuigen, bevond,
3. in onvoldoende mate heeft gelet op en/of haar aandacht heeft gehouden bij het voor haar gelegen weggedeelte van die weg, en/of
4. niet tijdig heeft afgeremd en/of haar voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover de weg vrij en overzienbaar was,
als gevolg waarvan zij in botsing is gekomen met het voor haar langzaam rijdende dan wel stilstaande motorvoertuig van [slachtoffer 3] , door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit, waarbij sprake is van schuld in de zin van een aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid en onoplettendheid, en voor het onder 2 ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft gedurende twee seconden haar aandacht niet bij de weg gehad toen zij bezig was met een blikje cola. De verkeerssituatie ter plaatse was echter niet zodanig dat reeds een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig kan worden aangemerkt. Er was sprake van een vrije weg en verdachte heeft geen rem- of alarmlichten gezien. Zij werd plotseling geconfronteerd met een onverwachte file. Zij heeft direct geremd en is naar rechts uitgeweken richting de vangrail, maar heeft een botsing met de stilstaande auto voor haar niet kunnen voorkomen. Ook als verdachte deze auto twee seconden eerder had opgemerkt, had zij, gelet op de benodigde tijd om haar auto tijdig tot stilstand te (kunnen) brengen, de botsing niet kunnen voorkomen. Het korte moment van onoplettendheid aan de zijde van verdachte levert dan ook geen schuld op in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet (hierna: WVW). De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 14 april 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 15 juni 2023 reed ik in mijn auto op de N34. Het was een heldere dag en het zicht was goed. Na het invoegen op de N34 nam ik een slok uit een blikje cola. Dit was de laatste slok die in het blikje zat. Ik heb daarom mijn arm en mijn hoofd achterover bewogen om de slok te kunnen nemen. Toen ik het blikje weer in de bekerhouder wilde zetten, is het blikje uit mijn hand gevallen. Het klopt dat ik hierdoor even afgeleid raakte. Ik heb het blikje opgepakt en in de bekerhouder teruggezet. Het klopt dat ik tijdens het drinken en het oppakken van het blikje mijn ogen heb afgewend van de weg. Dit zal gedurende een aantal seconden zijn geweest. Het laatste wat ik heb gezien, was dat er meer dan genoeg vrije ruimte op het wegdek voor mij was. Ik reed niet vlak achter een andere auto. Ik heb ook geen remlichten of alarmsignalen gezien.
Toen ik weer voor mij uit keek, zag ik voor mij op de weg een stilstaande of langzaam rijdende auto. Ik heb toen vol op de rem getrapt en toen ik zag dat dit niet genoeg was, heb ik mijn auto naar rechts richting de vangrail gestuurd. Dit heeft niet mogen baten. Ik voelde een harde klap.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, d.d. 6 juli 2023, inclusief bijbehorende situatietekening, opgenomen op pagina 100 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023176938 d.d. 20 maart 2024, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op donderdag 15 juni 2023 omstreeks 15:01 uur heeft op de N34 in Emmen het verkeersongeval plaatsgevonden. Bij het verkeersongeval waren de volgende weggebruikers betrokken: Betrokkene 1: Volkswagen
Betrokkene 2: Peugeot
Betrokkene 3: Mazda
Betrokkene 4: Ford

Forensisch omgevingsonderzoek

Wij zagen dat de N34 uit 1 rijbaan bestond, op de plaats van het verkeersongeval een nagenoeg recht wegverloop had en ter hoogte van het verkeersongeval was verdeeld in 2 rijstroken, die onderling gescheiden werden door een dubbele ononderbroken markering. De maximumsnelheid bedroeg ter plaatse 100 km/u. Het ongeval vond plaats bij daglicht. Wij zagen dat het tijdens ons onderzoek ter plaatse droog weer was. Wij hadden geen redenen om aan te nemen dat de omstandigheden met betrekking tot het weer tijdens het verkeersongeval anders zouden zijn geweest. Wij zagen dat het zicht voor de betreffende bestuurders door de wegsituatie en/of de inrichting van de weg niet belemmerd werd.

Interpretatie omgevingsfactoren

Wij zagen dat het verloop van de weg, voorafgaand aan het verkeersongeval, niet van invloed kan zijn geweest op het ontstaan en de toedracht van het verkeersongeval.

Interpretatie bevindingen

Toedracht
De bestuurster van de Volkswagen reed daarmee over de N34 in de richting van Borger. Voor haar in dezelfde richting reed langzaam of stond de Peugeot. De voorzijde van de Volkswagen botste tegen de achterzijde van de Peugeot. Hierdoor belandde de Peugeot op de weghelft bestemd voor tegemoetkomend verkeer. Hier naderde op dat moment de Mazda. De linker voorzijde van de Peugeot raakte de linker voorzijde van de Mazda. De achter de Mazda rijdende Ford raakte eerst de Mazda en vervolgens de Peugeot.
Oorzaak
De Volkswagen bestuurster bracht haar voertuig niet tot stilstand binnen de afstand waarover de weg te overzien en deze vrij was. Alle overige scenario's zijn onderzocht en konden door ons niet worden bewezen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 juli 2023, opgenomen op pagina 148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Hoe hard reed je?
A: Ik reed daar op dat moment 100 km/h. V: Heb jij nog snelheid geminderd?
A: Nee want ik had een vrij wegdek en ik heb geen aanleiding gezien waardoor ik mijn vaart moest minderen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 juni 2023, opgenomen op pagina 24 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik reed in een Peugeot over de N34. Voor mij reed een Volvo die stil/nagenoeg stil kwam te staan door het verkeer voor hem. Ik moest hierdoor mijn auto tot stilstand/nagenoeg stilstand brengen. Ik voelde een harde klap van achteren in de auto. Ik ben van achteren aangereden door die Volkswagen Polo.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 15 juni 2023, opgenomen op pagina 20 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 15 juni 2023 reed ik in mijn bestelbus over de N34. Voor mij was er een file van auto's. We reden eerst met een snelheid van ca 90 kilometer per uur. Doordat een vrachtauto voor ons afremde, ging de snelheid terug naar ca 20 km per uur. Ik keek in de spiegel en zag plotseling een zwarte auto uit de file naar de andere rijbaan voor het tegenovergestelde verkeer gaan. Ik zag dat deze auto tegen de groene personenauto aan reed.
6. Een geneeskundige verklaring, op 30 oktober 2023 opgemaakt en ondertekend door R.G. Plomp, traumachirurg, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, voorzover inhoudend als zijn verklaring:
[slachtoffer 1] , letsels:
Dwarse fractuur nekwervel (2e) Fractuur rib 6 en 7
Open bovenbeenbreuk met forse standafwijking, waarvoor uitgebreide plaat geplaatst is op de operatiekamer.
Ongeboren kind intra-uterien overleden.
7. Een forensisch geneeskundige letselrapportage op 18 maart 2024 opgemaakt en ondertekend door
M.S.P. Löwik, forensisch arts, gevoegd bij voornoemd dossier, voorzover inhoudend als zijn verklaring:
De volgende vraagstelling werd omschreven:
“CAUSALITEIT AANTONEN MISKRAAM NA VERKEERSONGEVAL - indien mogelijk causaliteit aantonen tussen het verkeersongeval en het krijgen van een miskraam van slachtoffer [slachtoffer 1] ."
Uit deze vraagstelling kunnen de volgende hypothesen worden geëxtraheerd:
Wat is de waarschijnlijkheid van de geconstateerde miskraam na een verkeersongeval bij weging van de volgende hypothesen?
H1: medische (ziekelijke) oorzaak; H2: door het verkeersongeval;
In geval van betrokkene heeft er in de middag van 15 juni 2023 rond 13:45 uur een echo plaatsgevonden bij een zwangerschapsduur van 21 weken en 2 dagen waarin een levende foetus werd gezien, zonder afwijkingen bij een tot dan toe ongecompliceerde zwangerschap. Maximaal 6 uur hierna (tijd notitie gynaecoloog 19.27 uur) is door de gynaecoloog het overlijden van de foetus vastgesteld, hetgeen op 16 juni 2023 door middel van een echo is bevestigd. De statistische kans op overlijden in dit tijdsframe is 1 op 350.000. Op basis van deze statistische benadering én de gecombineerde gegevens van een positieve Kleihauer Betke test met een ongecompliceerde zwangerschap en een niet afwijkende echo op 15 juni 2023, maakt deze bevindingen extreem veel waarschijnlijker bij een miskraam als gevolg van het
verkeersongeval (H2) dan een miskraam als gevolg van een medische (ziekelijke) oorzaak (H1).
Verbale term
Ordegrootte bewijskracht (LR)
Extreem veel waarschijnlijker
> 1.000.000
8. Een schriftelijk bescheid inhoudende een brief van arts chirurgie M. de Vente, opgemaakt op 16 juni 2023, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, voorzover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Dhr. [slachtoffer 2] werd op 15-6-2023 beoordeeld op de SEH van het Universitair Medisch Centrum Groningen voor het deelspecialisme traumachirurgie.
Conclusie:
1. Fractuur processus transversus rechts Th 12-L3
3. Midschacht humerusfractuur links
4. Midschacht ulnafractuur links
5. Gr 2 open antebrachii fractuur
6. Midschacht femurfractuur links
7. Distale intracondylaire femurfractuur links
Bewijsoverweging
Feit 1 primair: overtreding van artikel 6 WVW
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat het aan haar schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet (hierna: WVW) is sprake indien verdachte in ieder geval aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gehandeld. Dit is het geval indien verdachte is tekortgeschoten in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid (HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398). Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het bij de beoordeling hiervan gaat om het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit brengt mee dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Ook uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan niet reeds worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 15 juni 2023 heeft er op de N34 bij Emmen een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij vier personenautos betrokken zijn geweest.
Verdachte is als bestuurster van een Volkswagen met aanzienlijke snelheid tegen de achterzijde van een Peugeot aangereden, die vanwege filevorming langzaam reed dan wel (nagenoeg) stilstond. Door de kracht van de botsing is de Peugeot op de weghelft bestemd voor tegemoetkomend verkeer beland. Daar is de Peugeot frontaal in botsing gekomen met een Mazda, waarna ook een achter de Mazda rijdende Ford tegen de Mazda en de Peugeot is aangereden.
De N34 is een provinciale weg die uit één rijbaan bestaat, verdeeld in twee rijstroken die onderling gescheiden worden door een dubbele ononderbroken markering. Dit type weg vraagt vanuit verkeerstechnisch oogpunt reeds een bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid van weggebruikers. Uit het forensisch onderzoek blijkt dat op de plaats van het ongeval de N34 een nagenoeg recht wegverloop heeft. Er is sprake van een overzichtelijke wegsituatie waarbij de rijbaan, ook over een langere afstand,
goed te overzien is. Het ongeval heeft voorts plaatsgevonden bij daglicht. De weersomstandigheden en het zicht waren goed en er zijn geen omstandigheden waargenomen die mogelijk van invloed kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de ontstane filevorming op de rijstrook van verdachte voor haar tijdig zichtbaar moet zijn geweest. Onder deze omstandigheden mocht van verdachte dan ook worden verwacht dat zij op deze verkeerssituatie zou anticiperen door haar snelheid te minderen en haar auto tijdig tot stilstand te brengen.
Verdachte heeft de filevorming echter niet opgemerkt. Bij de politie heeft zij verklaard dat zij op de N34 heeft gereden met een snelheid van 100 kilometer per uur en dat zij geen snelheid heeft geminderd, omdat zij hiertoe geen aanleiding zag. Ook ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het laatste wat zij heeft gezien is dat er meer dan genoeg ruimte op de weg voor haar was. Zij reed niet vlak achter een andere auto en zij heeft geen rem- of alarmlichten gezien. De wegsituatie kon zij bovendien goed overzien. Verdachte heeft verder verklaard dat zij na het invoegen van haar auto op de N34 een slok uit een blikje cola heeft genomen. Hierbij heeft zij haar hoofd achterover bewogen en haar ogen even van de weg afgewend. Vervolgens raakte zij vlak voor het ongeval even afgeleid, omdat het blikje uit haar hand was gevallen. Zij heeft daarom (nogmaals) haar ogen even van de weg gehaald om het blikje op te pakken. Bij elkaar heeft dit een aantal seconden geduurd. Toen zij weer voor zich keek, zag zij dat op de rijbaan voor haar een auto stil stond. Verdachte heeft uit alle macht geremd, maar is desondanks tegen de achterzijde van de auto, de Peugeot, aangereden.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte tijdens het rijden op een provinciale weg, waarbij de rijstroken voor het elkaar tegemoetkomende verkeer niet fysiek van elkaar zijn gescheiden en waar een maximumsnelheid van 100 km/u geldt, langere tijd onoplettend is geweest en onvoldoende aandacht heeft gehad voor de situatie op de weg en het verkeer om haar heen. De rechtbank heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat de afstand tussen de plek waar verdachte een slok uit het blikje cola nam (net na het invoegen op de N34) en de plaats van het ongeval hooguit enkele honderden meters bedraagt. Van enkel een kort moment van onoplettendheid, zoals door de raadsvrouw naar voren is gebracht, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake geweest. Als gevolg van haar onoplettendheid en onvoldoende aandacht voor de situatie op de weg en het verkeer om haar heen, heeft verdachte de filevorming op haar rijstrook en de langzaam rijdende dan wel stilstaande Peugeot voor haar te laat opgemerkt en is zij met aanzienlijke snelheid tegen de achterzijde van de Peugeot aangereden. De Peugeot is als gevolg daarvan op de rijstrook van het tegemoetkomend verkeer terechtgekomen en in botsing gekomen met de Mazda. Gelet op de verkeerssituatie ter plaatse, acht de rechtbank dit handelen van verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, zodat sprake is van schuld aan het verkeersongeval zoals bedoeld in artikel 6 WVW.
Letsel van de slachtoffers
Als gevolg van het ongeval zijn beide inzittenden van de Mazda ernstig gewond geraakt. De heer [slachtoffer 2] heeft meerdere breuken opgelopen, te weten in zijn ruggenwervel, linker bovenarm en onderarm, rechter onderarm (ellepijp en spaakbeen) en dijbeen. Bij mevrouw [slachtoffer 1] was sprake van een gebroken nekwervel, ribfracturen en een open bovenbeenbreuk met forse standafwijking waarvoor operatief ingrijpen noodzakelijk was. Zij was bovendien 21 weken zwanger. Door het ongeval is de foetus in haar buik overleden. Vijf dagen na het ongeval is de bevalling op gang gebracht en is haar zoon levenloos geboren. Gelet op de aard van voornoemde letsels, de (geschatte) genezingsduur en (deels) de noodzaak van medisch ingrijpen, is de rechtbank van oordeel dat het letsel van beide inzittenden van de Mazda kan worden aanmerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande, acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Feit 2: overtreding van artikel 5 WVW
De rechtbank acht op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van feit 1, ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 juni 2023 op de N34 bij Emmen gevaar op de weg heeft veroorzaakt ten aanzien van [slachtoffer 3] in de zin van artikel 5 WVW. Er is sprake van eendaadse samenloop.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 15 juni 2023 te Emmen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de N34, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, terwijl op de rijstrook vóór verdachte zich een file, bestaande uit (zeer) langzaam rijdende en/of stilstaande motorvoertuigen, bevond,
in onvoldoende mate te letten op en haar aandacht te houden bij het voor haar gelegen weggedeelte van die weg, en
niet tijdig af te remmen en haar voertuig niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij en overzienbaar was,
als gevolg waarvan zij in botsing is gekomen met het voor haar langzaam rijdende dan wel stilstaande motorvoertuig (te weten de Peugeot), welk motorvoertuig als gevolg van die botsing op de verkeerde weghelft terecht is gekomen, waar deze in botsing is gekomen met een of meer tegemoet rijdende voertuigen (te weten de Mazda en de Ford), waarna (tevens) een botsing is ontstaan tussen deze tegemoet rijdende voertuigen (te weten de Mazda en de Ford), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
  • [slachtoffer 1] : dwarse fractuur van een nekwervel, ribfracturen, open bovenbeenbreuk met forse stand afwijking en een intra-uterien (in de baarmoeder) overleden foetus,
  • [slachtoffer 2] : fractuur dwarsuitsteeksel wervel (rechts, ter hoogte van L2-L3), fractuur bovenarm (links), fractuur ellepijp (links), tweedegraads open fractuur van zowel het spaakbeen als de ellepijp en/of fracturen dijbeen (links).
2. zij op 15 juni 2023 te Emmen als bestuurder van een voertuig (personenauto) daarmee rijdende op de weg, de N34, terwijl op de rijstrook vóór verdachte zich een file, bestaande uit (zeer) langzaam rijdende en/of stilstaande motorvoertuigen, bevond,
3. in onvoldoende mate heeft gelet op en haar aandacht heeft gehouden bij het voor haar gelegen weggedeelte van die weg, en
4. niet tijdig heeft afgeremd en haar voertuig niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover de weg vrij en overzienbaar was,
als gevolg waarvan zij in botsing is gekomen met het voor haar langzaam rijdende dan wel stilstaande motorvoertuig van [slachtoffer 3] , door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
feit 1 primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
en
feit 2: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid (hierna: OBM) voor de duur van zes maanden. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat geen straf of maatregel moet worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het reclasseringsrapport van het Leger des Heils van 7 november 2024 en het uittreksel uit de justitiële documentatie (het strafblad) van 4 maart 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Op 15 juni 2023 heeft verdachte door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Rijdend op de N34 heeft verdachte de ontstane filevorming op haar weghelft niet opgemerkt. Daardoor heeft zij haar snelheid niet geminderd om haar voertuig tijdig tot stilstand te kunnen brengen. Vervolgens is zij vlak voor het ongeval afgeleid geraakt door het drinken en daarna vallen van een blikje cola en heeft zij haar ogen van de weg afgewend om dit blikje op te pakken. Als gevolg van dit handelen, is verdachte met aanzienlijke snelheid achterop een langzaam rijdende dan wel (nagenoeg)
stilstaande Peugeot gebotst. Door de klap is de Peugeot op de weghelft voor tegemoetkomend verkeerd beland. Daar is de Peugeot frontaal in botsing gekomen met een Mazda, waarna ook een achter de Mazda rijdende Ford tegen de Mazda is aangereden. Met haar rijgedrag heeft verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht en onaanvaardbare risicos genomen, niet alleen voor haarzelf, maar ook voor haar medeweggebruikers. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De gevolgen van het handelen van verdachte zijn groot. De beide inzittenden van de Mazda hebben als gevolg van de botsing zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Uit de ter terechtzitting besproken slachtofferverklaringen blijkt dat zij tot op de dag van vandaag, ongeveer twintig maanden na het ongeval, hun normale dagelijkse bezigheden niet kunnen uitoefenen. Hierdoor is de impact op hun gezin groot. Het is op dit moment onduidelijk of zij in de toekomst volledig zullen herstellen. Eén van de inzittenden was ten tijde van het ongeval zwanger. Ruim een uur voor het ongeval hadden zij en haar echtgenoot tijdens de 20-wekenecho vernomen dat zij in verwachting waren van een zoon en dat de foetus op dat moment helemaal gezond was. Dat de foetus als gevolg van het ongeval is komen te overlijden en dat in een tijdsbestek van slechts enkele uren blijdschap plaats heeft moeten maken voor intens verdriet, acht de rechtbank zeer schrijnend.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 4 maart 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Het strafblad van verdachte werkt dan ook niet strafverhogend.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank stelt voorop dat zij de indruk heeft gekregen dat het ongeval ook een grote impact heeft gehad op het leven van verdachte. Het is duidelijk dat verdachte het ongeval én de gevolgen daarvan, nooit heeft gewild. Het siert verdachte dat zij van meet af aan heeft aangegeven dat zij openstaat voor contact met de slachtoffers, indien zij dat ook willen. Tegelijkertijd kan de rechtbank zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte nog niet (volledig) inziet dat de oorzaak van het ongeval wel degelijk is gelegen in haar rijgedrag. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij haar leven thans goed op de rit heeft. Zij heeft een eigen huurwoning, een vaste baan en een schuldenlast die te overzien is en die zij aan het afbetalen is. Daarnaast draagt verdachte de (mantel)zorg voor haar ouders en is er geen sprake van middelengebruik. Ook uit het reclasseringsrapport volgt dat er geen problematiek op de leefgebieden van verdachte bestaat. De reclassering schat het herhalingsgevaar in als laag en adviseert (mede) om die reden een straf zonder bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal bij het bepalen van de (hoogte van de) straf in het voordeel van verdachte rekening houden met haar persoonlijke omstandigheden.
Oriëntatiepunten
Bij het bepalen van de (hoogte van) de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval door schuld waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, geeft het LOVS als uitgangspunt een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden onvoorwaardelijk.
De straf
Hoewel de ernst van het feit een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid rechtvaardigt, ziet de rechtbank aanleiding om op dit punt af te wijken van de oriëntatiepunten. De rechtbank heeft hierbij gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte sinds het ongeval geen nieuwe verkeersovertreding heeft begaan. Alles afwegende, acht de rechtbank een straf zoals geëist door de officier van justitie, te weten een taakstraf voor de duur van 120 uren in combinatie met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Het voorwaardelijke strafdeel dient als stok achter de deur om te bevorderen dat verdachte blijft nadenken over haar rijgedrag en haar verantwoordelijkheid om op een veilige en verantwoorde wijze aan het verkeer deel te nemen.
Ten aanzien van feit 2
Artikel 5 WVW betreft een overtreding. Voor dit feit dient de rechtbank een aparte straf op te leggen. Gelet op de eendaadse samenloop met het onder 1 primair bewezenverklaarde feit en de daarvoor passend geachte straf, is de rechtbank echter van oordeel dat het opleggen van een straf voor deze overtreding niet opportuun is. De rechtbank zal verdachte daarom schuldig verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel.

Toepassing van wetsartikelen

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 6, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
-
een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
-
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Lenting, voorzitter, mr. J. Faber en mr. K. Offerein-Hulshoff, rechters, bijgestaan door mr. K. Bodewes, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 april 2025.
Mr. H.M. Lenting en mr. K. Offerein-Hulshoff zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.