ECLI:NL:RBNNE:2025:1737

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
LEE 24/83
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming over Woo-verzoek inzake berging van vliegtuigwrakken door Defensie

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 13 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Minister van Defensie behandeld. Eiser had op 25 mei 2023 een verzoek ingediend om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de berging van vliegtuigwrakken door Defensie, onder de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat eiser geen actueel procesbelang meer heeft, omdat hij inmiddels over de gevraagde documenten beschikt. De rechtbank constateert echter dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoont, maar dat eiser hierdoor niet is benadeeld. Dit gebrek wordt gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt wel een vergoeding van het griffierecht en proceskosten toegewezen, gezien het motiveringsgebrek. De uitspraak benadrukt het belang van openbaarheid van informatie en de voorwaarden waaronder openbaarmaking kan worden geweigerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/83

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2025 in de zaak tussen

[naam 1] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. L.M. Vodegel).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de besluitvorming van verweerder op een verzoek van eiser op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiser voert daartegen een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het besluit op bezwaar dat verweerder heeft genomen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Totstandkoming van het bestreden besluit en procesverloop

2.1.
Eiser heeft op 25 mei 2023 verzocht om openbaarmaking van alle data met betrekking tot ‘Wijziging Besluit Erfgoedwet archeologie’ / ‘Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB)’, betreffende de uitzonderingen op het opgravingsverbod en/of certificeringsplicht voor vrijwilligers in de onderwaterarcheologie en de vrijstelling van het opgravingsverbod voor de berging van wrakken van vliegtuigen door Defensie, betreffende de periode 18 maart 2022 tot en met 25 mei 2023.
2.2.
Bij het primaire besluit van 5 juli 2023 is verweerder tot gedeeltelijke openbaarmaking overgegaan. Na bezwaar van eiser heeft op 8 november 2023 een hoorzitting plaatsgevonden van de Commissie Advisering Bezwaardiensten Defensie (commissie).
Met het bestreden besluit van 15 januari 2024 heeft verweerder, met overneming van het advies van de commissie, het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard.
2.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank overweegt dat de Woo in artikel 2.5 uitgaat van het algemeen belang van openbaarheid. Het achterwege laten van openbaarmaking is alleen mogelijk als aan de wettelijke vereisten daarvoor worden voldaan.
4. In deze zaak is onder meer aan de orde of eiser nog procesbelang heeft. Volgens vaste rechtspraak [1] is procesbelang het belang dat bestaat bij de uitkomst van de procedure, dus wat de rechtszoekende concreet met het beroep wil of kan bereiken. Dit betreft niet de vraag of de rechtszoekende gelijk heeft. Het gaat erom dat de rechtszoekende een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij dat in de beroepsprocedure zou krijgen. De vraag of er procesbelang is, wordt daarom beantwoord naar de stand van zaken op het moment van het beoordelen van het beroep.
5. Eiser heeft in beroep het (deels) niet openbaar maken van een aantal documenten aan de orde gesteld.
5.1.
Over de documenten die als 1a en 2a door verweerder bij het bestreden besluit op bezwaar zijn gevoegd, heeft eiser naar voren gebracht dat deze niet compleet zijn aangeleverd door verweerder. Hij onderbouwt dit door te verwijzen naar de wel complete versies die hij, in een vergelijkbare Britse procedure, van het betreffende bevoegde gezag in het Verenigde Koninkrijk heeft gekregen.
De rechtbank overweegt dat eiser, zoals hij ter zitting heeft bevestigd, inmiddels over de complete documenten beschikt. Het procesbelang wat betreft deze documenten is daarmee komen te vervallen.
5.2.
Bijlage bij het bestreden besluit document 3a was, naar verweerder heeft erkend, ten onrechte niet gevoegd bij het exemplaar van dit besluit dat naar eiser was gezonden. Inmiddels beschikt eiser wel over dit document. Het procesbelang wat betreft dit document is daarmee komen te vervallen.
5.3.
Het antwoord van [naam 2] op document 3a is door verweerder niet verstrekt. Inmiddels heeft eiser het document met dit antwoord wel gekregen. Het procesbelang wat betreft dit document is daarmee komen te vervallen.
5.4.
Eiser heeft aangevoerd dat een passage in bovengenoemd document 2a ten onrechte door verweerder is weggelakt en daarmee niet openbaar is gemaakt. Inmiddels beschikt eiser over een versie van dit document zonder dat de bedoelde passages zijn weggelakt. Het procesbelang is daarmee op dit punt komen te vervallen.
5.5.
In het primaire besluit is, wat betreft het bij dat besluit gevoegde document 2, toegelicht dat het weglakken in dit document is gedaan op grond van artikel 5.2, eerste lid, van de Woo. In de gronden van beroep heeft eiser aangevoerd dat hij er geen vertrouwen in heeft dat in dit document correct is afgelakt. In het verweerschrift heeft verweerder opgemerkt dat voor dit document niet alleen de weigeringsgrond van artikel 5.2, eerste lid, van de Woo geldt (persoonlijke beleidsopvattingen) maar ook die van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo. De laatste grond (het goed functioneren van de staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen) is, aldus verweerder, abusievelijk niet toegevoegd.
Dit betekent, naar het oordeel van de rechtbank, dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek kent. Het is echter niet aannemelijk dat eiser door de schending van motiveringsbeginsel is benadeeld. Desgevraagd heeft eiser ter zitting niet het standpunt ingenomen dat artikel 5.2, eerste lid en artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo ten onrechte aan de weigering gegevens te verstrekkken ten grondslag zijn gelegd. Daarom passeert de rechtbank het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6. Eiser heeft ten slotte aangevoerd dat het besluit op bezwaar ten onrechte niet binnen vijf dagen online is gepubliceerd. De rechtbank overweegt dat het bestreden besluit niet handelt over dit aspect. Om die reden valt deze kwestie buiten de omvang van het geschil als bedoeld in artikel 8:69 van de Awb [2] . De rechtbank zal deze beroepsgrond daarom buiten beschouwing laten.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en er geen nieuw besluit genomen hoeft te worden. Verweerder moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden. De rechtbank besluit hiertoe gezien het motiveringsgebrek dat in 5.5. is besproken. Eiser krijgt om dezelfde reden ook een vergoeding van zijn proceskosten, zijnde € 24,64 aan reiskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiser ten bedrage van € 24,64.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Wet open overheid
Artikel 1.1.
Eenieder heeft recht op toegang tot publieke informatie zonder daartoe een belang te hoeven stellen, behoudens bij deze wet gestelde beperkingen.
Artikel 2.5.
Bij de toepassing van deze wet wordt uitgegaan van het algemeen belang van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische samenleving.
Artikel 5.1.2
1. (…)
2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere landen en staten en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. de inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;
i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
Artikel 5.2
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.
2. Het bestuursorgaan kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt uit documenten opgesteld ten behoeve van formele bestuurlijke besluitvorming door een minister, een commissaris van de Koning, Gedeputeerde Staten, een gedeputeerde, het college van burgemeester en wethouders, een burgemeester en een wethouder, informatie verstrekt over persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot personen herleidbare vorm, tenzij het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad.
4. In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
Beleidsregel
[*]

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:455.
2.Zie over de omvang van het geschil rechtsoverweging 3.1. van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1529.