In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 april 2025 een beschikking gegeven over de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dochter van partijen, geboren in 2007. De vrouw heeft de rechtbank verzocht om de man te verplichten een bijdrage van ten minste € 732,00 per maand te betalen, met ingang van 1 augustus 2024. De man heeft verweer gevoerd en het verzoek van de vrouw afgewezen. De rechter heeft de zaak op 21 maart 2025 mondeling behandeld en partijen en hun advocaten gehoord. De rechter heeft vastgesteld dat de onderhoudsverplichtingen van ouders niet ter vrije bepaling van partijen staan en dat het belang van het kind gediend is met een reële vaststelling van de draagkracht van de ouders. De rechter heeft de draagkracht van zowel de vrouw als de man beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de man een bijdrage van € 407,00 per maand moet betalen aan de vrouw, met ingang van 13 september 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de rechtbank heeft het verzoek van de vrouw voor het overige afgewezen.