ECLI:NL:RBNNE:2025:1829

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
18.295602.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en bedreiging

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een woningoverval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden. De zaak kwam voort uit een incident op 14 september 2024, waarbij de verdachte samen met anderen de uitgang van een parkeerterrein blokkeerde en de slachtoffers bedreigde en geweld gebruikte om hen te dwingen waardevolle spullen af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen respect had getoond voor andermans eigendom en dat zijn handelen leidde tot ernstige gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als medepleger vastgesteld, ondanks zijn verdediging dat hij slechts als chauffeur had gefungeerd en niet in de woning was geweest. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoedingen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard, maar wel de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen goederen, waaronder een telefoon en een auto, teruggegeven aan de verdachte, maar de auto werd verbeurd verklaard omdat deze was gebruikt bij het strafbare feit.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-295602-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 april 2025 en is gesloten op 8 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Andonovski, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen en mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zes, althans een aantal pakjes sigaretten van het merk Gauloises, (een) halsketting(en), een Samsung Telefoon type Galaxy S21 en/of een of meerdere wikkels cocaïne, althans verdovende middelen, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 2] en
[slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door:
  • de uitgang van het parkeerterrein te blokkeren en dreigend bij de auto van [slachtoffer] te staan en op de auto te bonken en/of
  • [slachtoffer] te dwingen onder dreigende gebaren met de hand, dwingende taal en de aanwezigheid van een puntig voorwerp uit de auto te stappen en/of vervolgens
  • [slachtoffer] na het uitstappen uit de auto vast te pakken en/of te duwen in de richting van de portiek en/of waarbij die [slachtoffer] werd bedreigd dat hij gestoken zou gaan worden door verdachte en diens mededader(s), althans waar tegen die [slachtoffer] werd gezegd dat hij getuped zou gaan worden en/of vervolgens
  • in de portiek van de flat/het wooncomplex van [slachtoffer] steviger vast te pakken, krachtig tegen een raam aan te duwen, tegen het hoofd van [slachtoffer] te beuken en/of in het gezicht van [slachtoffer] te slaan en/of vervolgens
  • te steken met een mes, althans een langwerpig puntig of scherp voorwerp in de richting van de linkerzij, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of vervolgens
  • bij aankomst in de woning van [slachtoffer] [slachtoffer 2] te (be)dreigen haar te slaan als ze zou gaan gillen;
En/of
hij op of omstreeks 14 september 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van zes, althans een aantal pakjes sigaretten van het merk Gauloises, (een) halsketting(en), een Samsung Telefoon type Galaxy S21 en/of een of meerdere wikkels cocaïne, althans verdovende middelen, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- de uitgang van het parkeerterrein heeft/hebben geblokkeerd en dreigend bij de auto van [slachtoffer] heeft/hebben gestaan en op de auto heeft/hebben gebonkt en/of
  • [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen onder dreigende gebaren met de hand, dwingende taal en de aanwezigheid van een puntig voorwerp uit de auto te stappen en/of vervolgens
  • [slachtoffer] na het uitstappen uit de auto heeft/hebben vast gepakt en/of geduwd in de richting van de portiek en/of waarbij die [slachtoffer] werd bedreigd dat hij gestoken zou gaan worden door verdachte en diens mededader(s), althans waar tegen die [slachtoffer] werd gezegd dat hij
getuped zou gaan worden en/of vervolgens
  • in de portiek van de flat/het wooncomplex van [slachtoffer] steviger vast heeft/hebben gepakt, krachtig tegen een raam aan heeft/hebben geduwd, tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft/hebben gebeukt en/of in het gezicht van [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of vervolgens
  • heeft/hebben gestoken met een mes, althans een langwerpig puntig of scherp voorwerp in de richting van de linkerzij, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of vervolgens
  • bij aankomst in de woning van [slachtoffer] , [slachtoffer 2] heeft/hebben bedreigd/gedreigd haar te slaan als ze zou gaan gillen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit, gelet op de aangifte van [slachtoffer] , de getuigenverklaring van [slachtoffer 2] , de camerabeelden, de verklaringen van verdachte en medeverdachten en de bevindingen uit de taps en de telefoons. Voorwaardelijk opzet op het gebruik van geweld bij de woningoverval kan op zijn minst bewezen worden. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten, aangezien allen een substantieel aandeel hebben geleverd aan de woningoverval.
Het ten laste gelegde bedreigen en steken met een mes (tweede en vijfde gedachtestreepje) blijkt enkel uit de verklaring van [slachtoffer] zodat voor deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspraak dient te volgen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de rol van verdachte niet gekwalificeerd kan worden als medepleger, aangezien hij niet in de woning is geweest maar in de deuropening is blijven staan en daarnaast enkel als chauffeur van de medeverdachten heeft gefungeerd. Bovendien heeft verdachte geen goederen uit de woning meegenomen, zijn er ook geen goederen bij hem aangetroffen, heeft hij geen geweld gebruikt, heeft hij aangeefster [slachtoffer 2] niet verbaal of fysiek bedreigd en wist hij van tevoren niet dat de woningoverval zou plaatsvinden. Op het moment dat verdachte naar de woning van [medeverdachte] reed en daar was, voelde hij zich onder druk gezet en durfde hij niet weg te gaan. Hij geeft vanaf het eerste verhoor openheid van zaken, wat zijn verklaring over zijn geringe eigen aandeel betrouwbaar maakt.
Mocht de rechtbank wel van oordeel zijn dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, dan raakt de rol van verdachte de ondergrens van medeplegen, hetgeen een strafmatigend effect dient te hebben. Gelet op de verklaringen uit het dossier blijkt dat de goederen door aangever [slachtoffer] zijn afgegeven, zodat het feit gekwalificeerd dient te worden als afpersing.
Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het tweede, vijfde en zesde gedachtestreepje.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het steken met een mes (vijfde gedachtestreepje), het dwingen van [slachtoffer] uit de auto te stappen onder aanwezigheid van een puntig voorwerp (tweede gedachtestreepje) en de opmerking dat [slachtoffer] getuped zou worden (derde gedachtestreepje). Uit het dossier blijkt niet dat de verklaring van aangever op voornoemde onderdelen ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 17 april 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was de bestuurder van de auto. Wij hebben eerst verzameld bij het huis van medeverdachte [medeverdachte] . Medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] waren daar ook. Er werd gesproken over ruzie en drugs.
Bij de woning van [slachtoffer] stapten we uit, ik stond erbij. In de portiek is het uit de hand gelopen. Hij (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer] ) wilde niet meewerken en niet luisteren. Ik zag de paniek in zijn ogen en ik voelde dat het niet goed was. Ik heb de voordeur dichtgedaan.
Ik zag de angst in de ogen van mevrouw [slachtoffer 2] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 15 september 2024, opgenomen op pagina 59 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024252005 d.d. 16 december 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] :
Op 14 september 2024 kwam ik bij mijn woning aan in de [adres] (Leeuwarden). Op het moment dat ik in het parkeervak stil stond zag ik een zwarte Seat Ibiza achteruit het plein oprijden. Deze blokkeerde de auto de toegang tot het plein. Een van de mannen liep op mij af. Terwijl hij met mij sprak hoorde ik dat er op mijn auto gebonkt werd. Ook werd geprobeerd om de deuren van de auto te openen. Ik raakte hierdoor erg geïntimideerd en voelde mij ernstig bedreigd. De mannen die om mijn auto heen stonden liepen met mij mee en gingen voor de auto staan. Ik ben toen gestopt en besefte dat ik geen kant uit kon. Ik heb de auto het vak weer ingereden en ben toen, onder dwang uitgestapt. Meteen na het moment dat ik was uitgestapt werd ik door de mannen beetgepakt en bij mijn auto vandaan in de richting van de portiek van mijn woning geduwd. Een persoon trok mij aan mijn trui mee terwijl de anderen mij duwden. Ik werd het portiek binnen geduwd. Ik werd toen harder beetgepakt en werd krachtig tegen het raam van de portiek geduwd. Ik kreeg onmiddellijk meerdere harde beuken tegen mijn hoofd. Ik zag en voelde dat ik meerdere keren hard in mijn gezicht geslagen werd. Als gevolg van de stompen heb ik een enorme bult op de linkerzijde van mijn voorhoofd. Op het moment dat ik tegen het raam geduwd werd voelde ik ook dat de mannen mijn kleding, met name mijn broekzakken, betasten. Een van hen pakte mijn
GSM (Samsung S21) uit mijn hand. De mannen riepen voortdurend dat ik mijn waardevolle voorwerpen moest afgeven. Voor de deur staande deed ik mijn twee halskettingen af. Toen mijn vriendin, [slachtoffer 2] , de voordeur opende werd ik naar binnen geduwd, gevolgd door de mannen. Een van de mannen ging bij haar staan en bedreigde haar. Hij zei dat wanneer zij iets stoms ging doen zoals gillen hij haar zou slaan. De man die dit zei had een Aziatisch uiterlijk. Man 3 en 4 liepen zelfstandig door de woning op zoek naar waardevolle voorwerpen. Op een kastje lag één aangebroken slof sigaretten. Man 3 of 4 zei dat dit waardevol was en nam de aangebroken slof mee.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 18 september 2024, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] :
De dwang bestond uit het feit dat er door de mannen werd gezegd dat ik uit de auto moest stappen anders zouden zij mij iets aandoen. Tijdens de beroving heb ik onder dwang vier witte wikkels met daarin in totaal 2 gram cocaïne afgegeven.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 september 2024, opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik zag drie mannen achter [slachtoffer] staan. Een daarvan was donkergetint met dreadlocks, een persoon van Aziatische afkomst en die andere had een capuchon op. Ik zag dat de mannen de keuken ingingen en ik moest bij de kledingkast blijven in de kamer. Die Aziatische jongen ging breed tegenover mij staan en zei dat ik mij er niet mee moest bemoeien voor mijn eigen veiligheid. Ik zag dat die Aziatische jongen en die met de capuchon op de kledingkast aan het kijken waren en om zich heen. Toen zag ik dat die Aziatische jongen een slof sigaretten pakte. Dat waren Gauloises sigaretten.
De mannen kwamen heel agressief binnen, dat merkte ik aan de gezichten en de houding van de mannen. Het kwam angstig en intimiderend op mij over. Die Aziaat heeft een keer met zijn vuist gedreigd dat ik mijn bek moest houden.
Bewijsoverwegingen Zesde gedachtestreepje
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer 2] in de woning van [slachtoffer] is bedreigd dat zij geslagen zou worden als ze zou gaan gillen, te meer nu deze ook ondersteund wordt door de verklaring van [slachtoffer] . Zij verklaren beiden dat de Aziatische man de persoon was die [slachtoffer 2] bedreigde. Uit het dossier blijkt dat verdachte de enige persoon is met een Aziatisch uiterlijk die in de woning van [slachtoffer] is geweest. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het zesde gedachtestreepje ook wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waarin ligt besloten dat verdachte het opzet heeft gehad op zowel de samenwerking als op het gronddelict. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Volgens vaste jurisprudentie is voor medeplegen niet vereist dat de deelnemers eenzelfde rol hebben vervuld, dezelfde soort handelingen hebben verricht tijdens de uitvoering van het delict of op de hoogte zijn geweest van elkaars exacte gedragingen.
De rechtbank acht de bijdrage van verdachte aan de gezamenlijke uitvoering van voldoende gewicht om uit te gaan van een nauwe en bewuste samenwerking. Voorafgaand aan de woningoverval hebben verdachte en medeverdachten [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] afgesproken bij de woning van medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er ruzie was en dat het om drugs ging. Verdachte, die als enige van de groep in het bezit was van een auto en een rijbewijs, is naar de woning van aangever gereden en heeft de uitgang van het parkeerterrein geblokkeerd. Hij is met de medeverdachten meegelopen naar de portiek en heeft de groep, terwijl aangever werd bedreigd en geslagen, getalsmatig versterkt. Ook heeft hij [slachtoffer 2] bedreigd in de woning van aangever. Gelet op het voorgaande is verdachte bij de feitelijke uitvoering van de woningoverval geweest en heeft hij hier hieraan ook een substantieel aandeel gehad.
De rechtbank komt, op grond van deze feiten en omstandigheden tot de conclusie dat sprake is van medeplegen vanwege de gebleken nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
Diefstal versus afpersing
De officier van justitie heeft het onder feit 1 primair ten laste gelegde impliciet cumulatief tenlastegelegd als diefstal en/of afpersing. De rechtbank maakt in de bewezenverklaring ten aanzien van de verschillende goederen onderscheidt of het handelen van verdachte gekwalificeerd wordt als diefstal of als afpersing.
Het verschil tussen beide kwalificaties ligt in het gegeven dat bij diefstal het goed zelf door verdachte wordt weggenomen (om het zich wederrechtelijk toe te eigenen), terwijl bij afpersing een goed door het slachtoffer wordt afgegeven aan verdachte doordat geweld wordt gebruikt of gedreigd wordt met geweld (onder dwang).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 14 september 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, pakjes sigaretten van het merk Gauloises en een Samsung Telefoon type S21 die
aan [slachtoffer] en [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 2] en [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
  • de uitgang van het parkeerterrein te blokkeren en dreigend bij de auto van [slachtoffer] te staan en op de auto te bonken en
  • [slachtoffer] te dwingen onder dreigende gebaren met de hand en dwingende taal uit de auto te stappen en vervolgens
  • [slachtoffer] na het uitstappen uit de auto vast te pakken en te duwen in de richting van de portiek en vervolgens
  • in de portiek van de flat [slachtoffer] steviger vast te pakken, krachtig tegen een raam aan te duwen, tegen het hoofd van [slachtoffer] te beuken en in het gezicht van [slachtoffer] te slaan en vervolgens
  • bij aankomst in de woning van [slachtoffer] [slachtoffer 2] te bedreigen haar te slaan als ze zou gaan gillen;
en
hij op 14 september 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van halskettingen en wikkels cocaïne die aan [slachtoffer] toebehoorden, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders
  • de uitgang van het parkeerterrein hebben geblokkeerd en dreigend bij de auto van [slachtoffer] hebben gestaan en op de auto hebben gebonkt en
  • [slachtoffer] hebben gedwongen onder dreigende gebaren met de hand en dwingende taal uit de auto te stappen en vervolgens
  • [slachtoffer] na het uitstappen uit de auto hebben vast gepakt en geduwd in de richting van de portiek en
  • in de portiek van de flat van [slachtoffer] steviger vast hebben gepakt, krachtig tegen een raam aan hebben geduwd, tegen het hoofd van [slachtoffer] hebben gebeukt en in het gezicht van [slachtoffer] hebben geslagen en vervolgens
  • bij aankomst in de woning van [slachtoffer] , [slachtoffer 2] hebben bedreigd haar te slaan als ze zou gaan gillen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsvrouw primair verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen. Subsidiair heeft zij, indien het feit bewezen verklaard kan worden, bepleit een gevangenisstraf op te leggen overeenkomstig de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest. Zij heeft daartoe opgemerkt dat rekening dient gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de kleine rol die hij bij de woningoverval vervulde en het feit dat verdachte zijn leven op een positieve manier heeft opgepakt. Hij houdt zich aan de schorsingsvoorwaarden en grijpt de hulp die hem wordt aangeboden aan. Tot slot is verdachte bereid om een taakstraf uit te voeren en zich aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden te houden.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 28 maart 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officieren van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 16 september 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval en afpersing, waarbij meerdere goederen zijn meegenomen. Verdachte is s avonds laat samen met anderen naar de woning van het slachtoffer gegaan om hem met de auto op te wachten en vervolgens te confronteren. Toen het slachtoffer nietsvermoedend aan kwam rijden werd hij direct op dreigende wijze bij zijn auto aangesproken dat hij moest uitstappen en meewerken. Vervolgens werd hij meegetrokken naar zijn woning, meermalen geslagen in de portiek en moest hij zijn waardevolle spullen afgeven. De vriendin van het slachtoffer, die niks met het incident te maken had en op dat moment in de woning lag te slapen, heeft de verdachten en het slachtoffer nadat er door hen werd aangebeld binnengelaten. Ook zij werd vervolgens bedreigd dat zij mee moest werken, anders zou ze geslagen worden. Ondertussen werd de woning door de verdachten doorzocht naar waardevolle spullen. Door zijn handelen heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom en heeft geen oog gehad voor het leed die hij bij de slachtoffers teweeg heeft gebracht. Verdachte is binnengedrongen in de woning van de slachtoffers, waar zij zich beschermd moesten kunnen voelen. Voor de slachtoffers moet de overval een zeer beangstigende ervaring zijn geweest. Uit de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 2] en de stukken die in het kader van de vordering benadeelde partij zijn ingediend, blijkt dat zij angstig is geweest en nog steeds gevoelens van onveiligheid ervaart. In het algemeen zorgen overvallen daarnaast ook voor maatschappelijke gevoelens van onrust en onveiligheid.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsrapport blijkt onder meer dat het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Mede gelet hierop en zijn pro-sociale houding worden geen bijzondere voorwaarden geadviseerd. Het voortzetten van het huidige reclasseringscontact wordt ook niet noodzakelijk geacht. Verdachte heeft zich op correcte wijze aan de afspraken gehouden en het contact met zijn werkgever en ouders is goed. Uit de door de raadsvrouw overgelegde aanvullende stukken blijkt dat de werkgever erg tevreden is over het functioneren van verdachte. Hiernaast heeft verdachte zichzelf aangemeld bij de GGZ en heeft hij te kennen gegeven dat de Cova training die hij volgt zinvol voor hem is.
LOVS oriëntatiepunten
Voor de bepaling van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS). Deze oriëntatiepunten worden door strafrechters gebruikt om te zorgen dat rechtbanken bij het opleggen van straffen uitgaan van dezelfde uitgangspunten. De rechtbank zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS ten aanzien van een overval binnen een woning met licht geweld of verbale bedreiging. Hiervoor geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden.
Op te leggen straf
Alles afwegend ziet de rechtbank redenen om in strafmatigende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de kleinere rol die hij, in tegenstelling tot de medeverdachten, heeft vervuld bij de woningoverval. Concluderend wijkt de rechtbank af van het door het LOVS gehanteerde oriëntatiepunt en acht zij derhalve een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] , tot een bedrag van 50,00 ter zake van materiële schade en 1.150,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 983,72 ter vergoeding van materiële schade en 1.300,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officieren van justitie
[slachtoffer]
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, aangezien uit het Centraal curatele- en bewindregister blijkt dat de benadeelde partij onder bewind staat. Niet-ontvankelijkheid hoeft echter niet in de weg te staan aan de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.1 Gelet op het feit dat vaststaat dat de benadeelde partij schade heeft geleden wordt de rechtbank verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, vermeerderd met de wettelijke rente.
[slachtoffer 2]
De officieren van justitie hebben toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij gevorderd, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente. De materiële kostenposten zijn voldoende onderbouwd met notas en facturen. Dit geldt ook voor de gevorderde immateriële schade, aangezien deze is onderbouwd met een vergelijkbare uitspraak en een brief van de huisarts en de psycholoog. Voor het geval de rechtbank ten aanzien van de inbeslaggenomen sigaretten de
teruggave daarvan aan de benadeelde partij zal gelasten, stellen de officieren van justitie voor om dan dit deel van de vordering af te wijzen ( 27,50) aangezien die schade dan niet langer voor vergoeding in aanmerking komt.
Standpunt van de verdediging
[slachtoffer]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, aangezien uit het Centraal curatele- en bewindregister blijkt dat de benadeelde partij onder bewind staat. Subsidiair heeft zij verzocht om het materiële gedeelte van de vordering ( 50,00) niet op te nemen, aangezien dit niet terugkomt in de tenlastelegging. Ook blijkt niet uit de overige bewijsmiddelen in het dossier dat dit geldbedrag van de benadeelde partij is weggenomen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het immateriële gedeelte van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële gedeelte van de vordering dat ziet op de waarde van de gestolen sigaretten ( 27,50), niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Onduidelijk is gebleven hoeveel sigaretten zijn weggenomen dan wel hoeveel zijn teruggegaan naar de benadeelde partij.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het immateriële gedeelte van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Evenredigheid en hoofdelijkheid
Tot slot heeft de raadsvrouw, met betrekking op beide vorderingen, verzocht de schade naar evenredigheid toe te wijzen, aangezien verdachte een kleinere rol heeft gehad bij de woningoverval dan de medeverdachten. Daarnaast dient er geen hoofdelijke aansprakelijkheid bepaald te worden, omdat verdachte een contactverbod heeft met de medeverdachten. De praktijk leert dat er afspraken gemaakt moeten worden over de betaling van de schade, wat in onderhavige situatie tot problemen zal gaan leiden. Bovendien wenst verdachte geen enkel contact meer te hebben met de medeverdachten, aangezien hij angstig is voor hen.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer]
De rechtbank is, met de officieren van justitie en de verdediging, van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering aangezien de vordering ingediend had moeten worden door de bewindvoerder van de benadeelde partij en dit niet is gebeurd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel komen vast te staan dat het slachtoffer [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht. De rechtbank zal daarom beslissen dat de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte zal worden opgelegd.
Ten aanzien van de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel overweegt de rechtbank dat, in overeenstemming met het pleidooi van de raadsvrouw, niet is komen vast te staan dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden. Immers, uit het dossier blijkt niet dat een briefje van 50,00 van de benadeelde partij is weggenomen bij de woningoverval. Naar het oordeel van de rechtbank is wel voldoende aannemelijk dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden. Gelet op de ernst van de gevolgen daarvan en de impact op het slachtoffer acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van 750,00 billijk.
Concluderend legt de rechtbank aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2024. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 15 dagen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. In hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om anders te bepalen. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
[slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Nu de vertegenwoordiger van de benadeelde partij ter zitting de vordering gedeeltelijk heeft ingetrokken ( 27,50 ter waarde van gestolen sigaretten), behoeft dit deel van de vordering geen verdere bespreking.
Het overige deel van de vordering ( 956,22), waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 september 2024.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat door het slachtoffer immateriële schade is geleden. Gelet op de ernst van de gevolgen daarvan en de impact het slachtoffer acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van 1.000,00 billijk.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. In hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om anders te bepalen. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 29 dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de onder verdachte in beslag genomen telefoon (Apple Iphone) teruggegeven dient te worden aan verdachte, aangezien er geen directe relatie is met het gepleegde strafbare feit.
De officieren van justitie hebben daarnaast gevorderd dat de personenauto (Seat Ibiza) verbeurd wordt verklaard, omdat het strafbare feit met behulp hiervan is gepleegd. De verdachten zijn met de weggenomen goederen aangetroffen in de auto.
Tot slot hebben de officieren van justitie verzocht dat het mes, welke in de auto van verdachte lag, wordt bewaard ten behoeve van de redelijkerwijs rechthebbende, aangezien het onduidelijk is aan wie het mes toebehoort.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen personenauto teruggegeven dient te worden aan verdachte, omdat verbeurdverklaring een disproportionele bijkomende straf zou zijn. De inbeslaggenomen telefoon dient eveneens teruggegeven te worden aan verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave aan verdachte gelasten van de telefoon (Apple Iphone) en de personenauto (Seat Ibiza). De rechtbank overweegt daartoe dat verbeurdverklaring van de auto als extra bijkomende straf disproportioneel zou zijn, aangezien de straf al voldoende tot uiting komt in de duur van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf.
Ten aanzien van het mes zal de rechtbank de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 55, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]:

Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij zijn eigen proceskosten draagt.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 1.956,22 (zegge: duizend negenhonderdzesenvijftig euro en tweeëntwintig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 september 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.956,22 (zegge: duizend negenhonderdzesenvijftig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 956,22 aan materiële schade en 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 29 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Gelast de teruggaveaan de verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • Apple Iphone 12 pro (goednummer: 1754331);
  • Seat Ibiza 73JJV1 (goednummer: 1754332).
Gelast de bewaringten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Mes (Uniek Voorwerp Nummer: BZAE3506).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.L. Vreugdenhil, voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2025.
Mr. H.C.L. Vreugdenhil is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Hoge Raad 22 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1719.