ECLI:NL:RBNNE:2025:1850
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor immateriële schadevergoeding door het Instituut Mijnbouwschade Groningen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een vergoeding van immateriële schade door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Eiser had zijn aanvraag ingediend op 28 maart 2024, maar deze werd afgewezen op 16 mei 2024, met als reden dat er onvoldoende concrete aanwijzingen waren voor een persoonsaantasting. Eiser maakte bezwaar, maar het IMG handhaafde zijn beslissing op 23 juli 2024. De rechtbank behandelde de zaak op 15 januari 2025, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het IMG. De rechtbank besloot het onderzoek te sluiten zonder een nadere zitting, omdat partijen geen behoefte hadden aan verdere behandeling.
De rechtbank concludeert dat het IMG de aanvraag correct heeft beoordeeld aan de hand van zijn gestandaardiseerde methode, die vier bouwstenen hanteert voor de beoordeling van immateriële schade. Eiser ontving slechts één punt voor de locatie, terwijl voor de andere bouwstenen geen punten werden toegekend. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een persoonsaantasting in de zin van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, en dat de gehanteerde methode van het IMG redelijk en aanvaardbaar is. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van geestelijk letsel veroorzaakt door de aardbevingsproblematiek, en zijn beroep wordt ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding voor immateriële schade en ook geen terugbetaling van griffierechten of proceskosten.