ECLI:NL:RBNNE:2025:1850

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
LEE 24/3599
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor immateriële schadevergoeding door het Instituut Mijnbouwschade Groningen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een vergoeding van immateriële schade door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Eiser had zijn aanvraag ingediend op 28 maart 2024, maar deze werd afgewezen op 16 mei 2024, met als reden dat er onvoldoende concrete aanwijzingen waren voor een persoonsaantasting. Eiser maakte bezwaar, maar het IMG handhaafde zijn beslissing op 23 juli 2024. De rechtbank behandelde de zaak op 15 januari 2025, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het IMG. De rechtbank besloot het onderzoek te sluiten zonder een nadere zitting, omdat partijen geen behoefte hadden aan verdere behandeling.

De rechtbank concludeert dat het IMG de aanvraag correct heeft beoordeeld aan de hand van zijn gestandaardiseerde methode, die vier bouwstenen hanteert voor de beoordeling van immateriële schade. Eiser ontving slechts één punt voor de locatie, terwijl voor de andere bouwstenen geen punten werden toegekend. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een persoonsaantasting in de zin van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, en dat de gehanteerde methode van het IMG redelijk en aanvaardbaar is. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van geestelijk letsel veroorzaakt door de aardbevingsproblematiek, en zijn beroep wordt ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding voor immateriële schade en ook geen terugbetaling van griffierechten of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/3599

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. F.H. Kappelhof),
en

Instituut Mijnbouwschade Groningen, het IMG

(gemachtigde: mr. L. Sijbrandij-Leyten).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een vergoeding van immateriële schade.
1.1.
Het IMG heeft deze aanvraag bij besluit van 16 mei 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 juli 2024 op het bezwaar van eiser is het IMG bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser, zijn partner en zijn gemachtigde waren aanwezig bij de zitting, evenals de gemachtigde van het IMG.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, waarbij aan eiser de gelegenheid is geboden om nog nadere stukken aan te leveren. Eiser heeft hier geen gebruik van gemaakt. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een nadere zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. Artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser was van 16 augustus 2012 tot 21 november 2016 eigenaar van de flatwoning op het [adres], te [woonplaats]. Sinds 21 november 2016 is eiser eigenaar van de woning aan [adres], te [woonplaats].
2.1.
In 2022 is de [flat] in het kader van de versterkingsoperatie, uitgevoerd door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), gesloopt.
2.2.
Op 28 maart 2024 heeft eiser een aanvraag gedaan bij het IMG tot vergoeding van immateriële schade. Bij de aanvraag heeft eiser een vragenlijst, de Persoonlijke Impact Analyse (PIA), ingevuld en ingediend.
2.3.
Bij besluit van 16 mei 2024 heeft het IMG de aanvraag afgewezen, met als reden dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn om een persoonsaantasting aan te nemen.
2.4.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 23 juli 2024 heeft het IMG het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de beoordeling van het recht op immateriële schadevergoeding van eiser door het IMG juist is geweest. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
5. De vergoeding van immateriële schade ten gevolge van gaswinning kent zijn oorsprong in een civiele procedure. De Hoge Raad heeft daarbij gesteld dat de rechter kan oordelen dat de aard en ernst van de aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis met zich meebrengt dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor bewoners van een bepaald gebied boven het Groningenveld zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen en dat de rechter daarbij aannemelijk kan achten dat de door deze aantasting in de persoon geleden schade voor deze bewoners ten minste een bepaald bedrag beloopt. Dan gaat het om een aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). [1] Het IMG heeft, gelet op het grote aantal aanvragen, een methode ontwikkeld waarbij de persoonsaantasting niet door de aanvrager hoeft te worden aangetoond, maar door het IMG wordt vastgesteld en forfaitaire bedragen worden toegekend.
5.1.
Uit artikel 4.1, tweede lid, van de Procedure en werkwijze van het IMG (de werkwijze) volgt dat een aanvraag voor immateriële schade door het IMG wordt getoetst aan vier bouwstenen, te weten (1) de locatie, (2) de veiligheidssituatie, (3) de omvang van de fysieke schade en (4) de duur van de schadeafhandeling. Deze bouwstenen worden vervolgens onderverdeeld in situaties waaraan punten (ook wel ‘aanwijzingen’) zijn verbonden van nul tot en met vier (bij locatie is het maximaal aantal punten twee). Hoe meer punten aan een aanvrager worden toegekend, hoe hoger de uitkering per persoon wordt. Er kan € 0,- € 1.500,- € 3.000,- of € 5.000,- per persoon worden toegekend. Naast deze bouwstenen kan een aanvrager ervoor kiezen een PIA in te vullen. In sommige gevallen kan de uitkomst van deze PIA het toe te kennen bedrag aan schadevergoeding naar boven corrigeren, met dien verstande dat het maximumbedrag € 5.000,- blijft.
5.2.
Het tweede lid van artikel 4.1a van de werkwijze bepaalt dat het IMG, in afwijking van de gestandaardiseerde methode, een aanvraag beoordeelt aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval, indien de aanvrager in zijn aanvraag of later stelt dat een correcte toepassing van de gestandaardiseerde methode naar zijn oordeel tot onvoldoende schadevergoeding zou leiden.
Standpunten van partijen
6. Eiser stelt dat er sprake is van een persoonsaantasting en dat aan hem een immateriële schadevergoeding toegekend dient te worden. Hoewel de [flat] in de bewoonperiode (nog) geen onderdeel was van de versterkingsoperatie, was al vijftien jaar bekend dat de flat gesloopt zou worden. Daarom heeft eiser ook geen schade gemeld. Dit heeft ervoor gezorgd dat er geen punten kunnen worden toegekend voor bouwstenen 3 en 4. Wel is aan de buitenzijde schade gemeld door de VvE, die is hersteld. Het feitelijk toepassen van de methode, doet geen recht aan de situatie van eiser. Dat er sprake is van een persoonsaantasting blijkt volgens eiser namelijk alleen al uit het feit dat het invullen van de PIA heeft geleid tot een profiel 4. Eiser ervaart ernstige stress, hij heeft gevoelens van onveiligheid, slapeloze nachten, stemmingswisselingen en problemen met zijn concentratievermogen. Hij is minder sociaal geworden en dit heeft zijn weerslag gehad op zijn relatie en andere zaken. Eiser stelt zich op het standpunt dat er in zijn situatie maatwerk geleverd had moeten worden.
6.1.
Het IMG vindt dat het zijn methode in de situatie van eiser correct heeft toegepast. De voormalige woning van eiser was gedurende zijn bewoonperiode geen onderdeel van de versterkingsoperatie. Hier was pas in 2017 sprake van, blijkt uit informatie van de NCG. De huidige woning van eiser is geen onderdeel (geweest) van de versterkingsoperatie. In de situatie van eiser is de score van de bouwstenen te laag om in samenhang met de PIA een correctie naar boven van de vastgestelde categorie persoonsaantasting te rechtvaardigen. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de door hem geschetste problematiek een gevolg is van aardbevingen.
De toepassing van de methode op de situatie van eiser
7. De rechtbank merkt op dat deze rechtbank in de uitspraak van 20 april 2023 heeft geoordeeld dat het puntensysteem dat het IMG hanteert, in beginsel passend is om in een groot aantal zaken de immateriële schade te beoordelen. [2]
7.1.
Toepassing van de door het IMG gehanteerde methode levert in de situatie van eiser het volgende op. Het IMG heeft voor bouwsteen 1, locatie, één punt toegekend. Voor de bouwstenen 2, 3 en 4 zijn geen punten toegekend. Dit houdt volgens het beleid van het IMG in dat eiser niet in aanmerking komt voor een vergoeding voor immateriële schade. Uit de door eiser ingevulde PIA komt naar voren dat eiser bijzonder ernstig leed heeft ervaren (profiel 4). Nu de score van de aanwijzingen voor een persoonsaantasting op één punt uitkomt, kan de uitkomst van de PIA, op grond van het beleid van het IMG, geen verandering brengen in de hoogte van het toegekende bedrag. Pas vanaf drie punten, in combinatie met een profiel 2, 3 of 4 uit de PIA, is een correctie, en dus een vergoeding mogelijk.
7.2.
Uit de beschikbare gegevens blijken geen feiten of omstandigheden waaruit de rechtbank zou moeten concluderen dat in het geval van eiser niet het juiste aantal punten is toegekend. In de bewoonperiode was de [flat] nog geen onderdeel van de versterkingsoperatie en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit wel het geval was. Daarom konden voor bouwsteen 2 geen punten worden toegekend. Ook voor bouwstenen 3 en 4 zijn door het IMG terecht geen punten toegekend, nu er geen schade aan de binnenzijde van de woning is gemeld. De schade aan de buitenzijde van de flat kan niet worden meegewogen, omdat de vergoeding voor deze schade is toegekend aan de VvE en niet aan eiser. Dat eiser geen schade heeft gemeld aan de binnenzijde omdat de flat volgens hem toch al zou worden gesloopt, betekent niet dat er ten onterechte geen punten voor bouwsteen 3 zijn toegekend. Verder ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de gevoelens en persoonlijke omstandigheden van eiser onvoldoende zijn meegenomen in de besluitvorming. Dit is immers door de ingevulde PIA meegenomen. De rechtbank komt tot het oordeel dat het IMG op basis van de gehanteerde methode in dit geval terecht tot de conclusie is gekomen dat er geen sprake is van persoonsaantasting in de zin van artikel 6:106 BW. In zoverre slaagt het beroep dus niet.
Is de gehanteerde methode in het geval van eiser redelijk en aanvaardbaar?
8. Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de gehanteerde methode in dit geval redelijk en aanvaardbaar is. Met andere woorden, had in de situatie van eiser maatwerk geleverd moeten worden? De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
8.1.
Maatwerk moet worden toegepast indien sprake is van bijzonder ernstige persoonlijke omstandigheden die evident niet verdisconteerd zijn in de gestandaardiseerde methode, en die maken dat de vergoeding die op basis van de gestandaardiseerde methode zou zijn toegekend, gelet op de uitspraken van rechters in vergelijkbare gevallen, niet passend zou zijn. Er moet dan sprake zijn van geestelijk letsel veroorzaakt door de aardbevingsproblematiek (causaal verband), op basis van een psychisch of psychiatrisch rapport.
8.2.
Eiser heeft -ook niet nadat hem (nogmaals) daartoe de gelegenheid is geboden- niet aangetoond, door middel van een psychisch of psychiatrisch rapport, dat er sprake is van geestelijk letsel dat is veroorzaakt door de aardbevingsproblematiek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser verder geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd die een beroep op maatwerk kunnen rechtvaardigen. Het beroep kan dan ook niet slagen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen vergoeding voor immateriële schade krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Huizenga-Bergsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2025.
De rechter is verhinderd om de uitspraak te
tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.