ECLI:NL:RBNNE:2025:1864

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
18.295618.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en bedreiging

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een woningoverval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden. De zaak kwam voort uit een incident op 14 september 2024, waarbij de verdachte samen met anderen de uitgang van een parkeerterrein blokkeerde en de slachtoffers bedreigde met geweld om hen te dwingen waardevolle spullen af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen respect had getoond voor andermans eigendom en dat de overval een beangstigende ervaring voor de slachtoffers was geweest. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar achtte de diefstal en afpersing wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn inzet om zijn leven te verbeteren, maar vond de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers zwaarder wegen. De vordering van de benadeelde partijen werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte verplichtte tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-295618-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1995 te [geboorte plaats] , verblijfsadres: [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 april 2025 en is gesloten op 8 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.I. Veenstra, advocaat te Burgum.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen en mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 september 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zes, althans een aantal pakjes sigaretten van het merk Gauloises, (een) halsketting(en), een Samsung Telefoon type Galaxy S21 en/of een of meerdere wikkels cocaïne, althans verdovende middelen, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 2] en
[slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door:
  • de uitgang van het parkeerterrein te blokkeren en dreigend bij de auto van [slachtoffer] te staan en op de auto te bonken en/of
  • [slachtoffer] te dwingen onder dreigende gebaren met de hand, dwingende taal en de aanwezigheid van een puntig voorwerp uit de auto te stappen en/of vervolgens
  • [slachtoffer] na het uitstappen uit de auto vast te pakken en/of te duwen in de richting van de portiek en/of waarbij die [slachtoffer] werd bedreigd dat hij gestoken zou gaan worden door verdachte en diens mededader(s), althans waar tegen die [slachtoffer] werd gezegd dat hij getuped zou gaan worden en/of vervolgens
  • in de portiek van de flat/het wooncomplex van [slachtoffer] steviger vast te pakken, krachtig tegen een raam aan te duwen, tegen het hoofd van [slachtoffer] te beuken en/of in het gezicht van [slachtoffer] te slaan en/of vervolgens
  • te steken met een mes, althans een langwerpig puntig of scherp voorwerp in de richting van de linkerzij, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of vervolgens
  • bij aankomst in de woning van [slachtoffer] [slachtoffer 2] te (be)dreigen haar te slaan als ze zou gaan gillen;
En/of
hij op of omstreeks 14 september 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van zes, althans een aantal pakjes sigaretten van het merk Gauloises, (een) halsketting(en), een Samsung Telefoon type Galaxy S21 en/of een of meerdere wikkels cocaïne, althans verdovende middelen, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- de uitgang van het parkeerterrein heeft/hebben geblokkeerd en dreigend bij de auto van [slachtoffer] heeft/hebben gestaan en op de auto heeft/hebben gebonkt en/of
  • [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen onder dreigende gebaren met de hand, dwingende taal en de aanwezigheid van een puntig voorwerp uit de auto te stappen en/of vervolgens
  • [slachtoffer] na het uitstappen uit de auto heeft/hebben vast gepakt en/of geduwd in de richting van de portiek en/of waarbij die [slachtoffer] werd bedreigd dat hij gestoken zou gaan worden door verdachte en diens mededader(s), althans waar tegen die [slachtoffer] werd gezegd dat hij
getuped zou gaan worden en/of vervolgens
  • in de portiek van de flat/het wooncomplex van [slachtoffer] steviger vast heeft/hebben gepakt, krachtig tegen een raam aan heeft/hebben geduwd, tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft/hebben gebeukt en/of in het gezicht van [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of vervolgens
  • heeft/hebben gestoken met een mes, althans een langwerpig puntig of scherp voorwerp in de richting van de linkerzij, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of vervolgens
  • bij aankomst in de woning van [slachtoffer] , [slachtoffer 2] heeft/hebben bedreigd/gedreigd haar te slaan als ze zou gaan gillen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit, gelet op de aangifte van [slachtoffer] , de getuigenverklaring van [slachtoffer 2] , de camerabeelden, de verklaringen van verdachte en medeverdachten en de bevindingen uit de taps en de telefoons. Voorwaardelijk opzet op het gebruik van geweld bij de woningoverval kan op zijn minst bewezen worden. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten, aangezien allen een substantieel aandeel hebben geleverd aan de woningoverval.
Het ten laste gelegde bedreigen en steken met een mes (tweede en vijfde gedachtestreepje) blijkt enkel uit de verklaring van [slachtoffer] zodat voor deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspraak dient te volgen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden, uitgezonderd het onderdeel dat [slachtoffer] getuped (gestoken) zou worden (derde gedachtestreepje) en het steken met een mes (vijfde gedachtestreepje). Het dossier bevat geen bewijsmiddelen die deze onderdelen van de tenlastelegging ondersteunen.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het steken met een mes (vijfde gedachtestreepje), het dwingen van [slachtoffer] uit de auto te stappen onder aanwezigheid van een puntig voorwerp (tweede gedachtestreepje) en de opmerking dat [slachtoffer] getuped zou worden (derde gedachtestreepje). Uit het dossier blijkt niet dat de verklaring van aangever op voornoemde onderdelen ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen.
Diefstal versus afpersing
De officier van justitie heeft het onder feit 1 primair ten laste gelegde impliciet cumulatief tenlastegelegd als diefstal en/of afpersing. De rechtbank maakt in de bewezenverklaring ten aanzien van de verschillende goederen onderscheidt of het handelen van verdachte gekwalificeerd wordt als diefstal of als afpersing.
Het verschil tussen beide kwalificaties ligt in het gegeven dat bij diefstal het goed zelf door verdachte wordt weggenomen (om het zich wederrechtelijk toe te eigenen), terwijl bij afpersing een goed door het slachtoffer wordt afgegeven aan verdachte doordat geweld wordt gebruikt of gedreigd wordt met geweld (onder dwang).
Bekennende verklaring verdachte
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 15 september 2024, opgenomen op pagina 59 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024252005 d.d. 16 december 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 18 september 2024, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 september 2024, opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 14 september 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, pakjes sigaretten van het merk Gauloises en een Samsung Telefoon type S21 die
aan [slachtoffer] en [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 2] en [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
  • de uitgang van het parkeerterrein te blokkeren en dreigend bij de auto van [slachtoffer] te staan en op de auto te bonken en
  • [slachtoffer] te dwingen onder dreigende gebaren met de hand en dwingende taal uit de auto te stappen en vervolgens
  • [slachtoffer] na het uitstappen uit de auto vast te pakken en te duwen in de richting van de portiek en vervolgens
  • in de portiek van de flat [slachtoffer] steviger vast te pakken, krachtig tegen een raam aan te duwen, tegen het hoofd van [slachtoffer] te beuken en in het gezicht van [slachtoffer] te slaan en vervolgens
  • bij aankomst in de woning van [slachtoffer] [slachtoffer 2] te bedreigen haar te slaan als ze zou gaan gillen;
en
hij op 14 september 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van halskettingen en wikkels cocaïne die aan [slachtoffer] toebehoorden, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders
  • de uitgang van het parkeerterrein hebben geblokkeerd en dreigend bij de auto van [slachtoffer] hebben gestaan en op de auto hebben gebonkt en
  • [slachtoffer] hebben gedwongen onder dreigende gebaren met de hand en dwingende taal uit de auto te stappen en vervolgens
  • [slachtoffer] na het uitstappen uit de auto hebben vast gepakt en geduwd in de richting van de portiek en
  • in de portiek van de flat van [slachtoffer] steviger vast hebben gepakt, krachtig tegen een raam aan hebben geduwd, tegen het hoofd van [slachtoffer] hebben gebeukt en in het gezicht van [slachtoffer] hebben geslagen en vervolgens
  • bij aankomst in de woning van [slachtoffer] , [slachtoffer 2] hebben bedreigd haar te slaan als ze zou gaan gillen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een gevangenisstraf op te leggen overeenkomstig de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest. Zij heeft daartoe opgemerkt dat rekening dient gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de kleine rol die hij bij de woningoverval vervulde en het ontbreken van een delictpatroon. Verdachte heeft zijn banden met Leeuwarden verbroken en is bezig om een nieuw leven op te bouwen. De reclassering heeft aangegeven dat er voor hem op korte termijn een woning beschikbaar is waar hij begeleid kan wonen. Tot slot is verdachte bereid om een taakstraf uit te voeren en zich aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden te houden.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 4 april 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officieren van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 16 september 2024, waaruit blijkt dat hij laatstelijk in 2018 voor een geweldsfeit is veroordeeld.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval c.q. afpersing, waarbij meerdere goederen zijn meegenomen. Verdachte is s avonds laat samen met anderen naar de woning van het slachtoffer gegaan om hem met de auto op te wachten en vervolgens te confronteren. Toen het slachtoffer nietsvermoedend aan kwam rijden werd hij direct op dreigende wijze bij zijn auto aangesproken dat hij moest uitstappen en meewerken. Vervolgens werd hij meegetrokken naar zijn woning, meermalen geslagen in de portiek en moest hij zijn waardevolle spullen afgeven. De vriendin van het slachtoffer, die niks met het incident te maken had en op dat moment in de woning lag te slapen, heeft de verdachten en het slachtoffer nadat er door hen werd aangebeld binnengelaten. Ook zij werd vervolgens bedreigd dat zij mee moest werken, anders zou ze geslagen worden. Ondertussen werd de woning door de verdachten doorzocht naar waardevolle spullen. Door zijn handelen heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom en heeft hij geen oog gehad voor het leed die hij bij de slachtoffers teweeg heeft gebracht. Verdachte is binnengedrongen in de woning van de slachtoffers, waar zij zich beschermd moesten kunnen voelen. Voor de slachtoffers moet de overval een zeer beangstigende ervaring zijn geweest. Uit de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 2] en de stukken die in het kader van de vordering benadeelde partij zijn ingediend, blijkt dat zij angstig is geweest en nog steeds gevoelens van onveiligheid ervaart. In het algemeen zorgen overvallen daarnaast ook voor maatschappelijke gevoelens van onrust en onveiligheid.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsrapport blijkt onder meer dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Op meerdere leefgebieden worden problemen gezien en in het verleden zijn meerdere trajecten aangeboden aan verdachte, die voortijdig negatief werden beëindigd. Een beschermende factor is dat verdachte zich inzet om zijn leefsituatie te verbeteren en dat hij vrijwilligerswerk doet. Ook is hij bereid om zich aan bijzondere voorwaarden te houden, wat ook blijkt uit zijn houding tijdens het schorsingstoezicht dat sinds 18 december 2024 wordt uitgeoefend. De volgende bijzondere voorwaarden worden geadviseerd: meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod met de medeverdachten, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening. Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij zijn leven weer op de rit begint te krijgen, aangezien hij naast zijn vrijwilligerswerk ook weer een betaalde baan heeft weten te krijgen.
LOVS oriëntatiepunten
Voor de bepaling van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS). Deze oriëntatiepunten worden door strafrechters gebruikt om te zorgen dat rechtbanken bij het opleggen van straffen uitgaan van dezelfde uitgangspunten. De rechtbank zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS van overval binnen een woning met licht geweld of verbale bedreiging. Hiervoor geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden.
Op te leggen straf
Alles afwegend ziet de rechtbank redenen om in strafmatigende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de rol die hij heeft vervuld bij de woningoverval. Concluderend wijkt de rechtbank af van het door de LOVS gehanteerde oriëntatiepunt en acht zij derhalve een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden. Gelet op het reclasseringsadvies en het feit dat de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen is er geen mogelijkheid bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] , tot een bedrag van 50,00 ter zake van materiële schade en 1.150,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 983,72 ter vergoeding van materiële schade en 1.300,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officieren van justitie
[slachtoffer]
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, aangezien uit het Centraal curatele- en bewindregister blijkt dat de benadeelde partij onder bewind staat.
Niet-ontvankelijkheid hoeft echter niet in de weg te staan aan de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.1 Gelet op het feit dat vaststaat dat de benadeelde partij schade heeft geleden wordt de rechtbank verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, vermeerderd met de wettelijke rente.
[slachtoffer 2]
De officieren van justitie hebben toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij gevorderd, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente. De materiële kostenposten zijn voldoende onderbouwd met notas en facturen. Dit geldt ook voor de gevorderde immateriële schade, aangezien deze is onderbouwd met een vergelijkbare uitspraak en een brief van de huisarts en de psycholoog. Voor het geval de rechtbank ten aanzien van de in beslag genomen sigaretten de teruggave daarvan aan de benadeelde partij zal gelasten, stellen de officieren van justitie voor om dan dit deel van de vordering af te wijzen ( 27,50).
Standpunt van de verdediging
[slachtoffer]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, aangezien uit het Centraal curatele- en bewindregister blijkt dat de benadeelde partij onder bewind staat. Dit brengt mee dat de bewindvoerder van de benadeelde partij de vordering dient te ondertekenen, wat niet is gebeurd.
Subsidiair heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de materiële schade niet kan worden toegewezen, aangezien uit geen van de andere verklaringen of bevindingen uit het dossier blijkt dat er geld van de benadeelde partij is weggenomen. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de raadsvrouw verzocht deze sterk te matigen, aangezien de aangehaalde jurisprudentie in de onderbouwing van de vordering (waarin een bedrag van 800,00 aan immateriële schade werd toegewezen) niet overeenkomt met de huidige zaak.
[slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het immateriële gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, aangezien behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het proces oplevert. Er kan onvoldoende vastgesteld worden dat de benadeelde partij als gevolg van het ten laste gelegde feit psychische schade heeft opgelopen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering, indien deze wordt toegewezen, sterk te matigen.
Ten aanzien van de materiële gevorderde schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de reiskosten naar de huisarts ( 23,10) niet voor toewijzing vatbaar zijn aangezien uit het overzicht enkel blijkt dat de benadeelde partij contact heeft gehad met de huisarts, maar niet dat zij de huisarts fysiek heeft bezocht.
Ten aanzien van de overige materiële schadeposten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer]
De rechtbank is, met de officieren van justitie en de verdediging, van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering aangezien de vordering ingediend had moeten worden door de bewindvoerder van de benadeelde partij en dit niet is gebeurd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel komen vast te staan dat het slachtoffer [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht. De rechtbank zal daarom beslissen dat de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte zal worden opgelegd.
Ten aanzien van de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel overweegt de rechtbank dat, in overeenstemming met het pleidooi van de raadsvrouw, niet is komen vast te staan dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden. Immers, uit het dossier blijkt niet dat een briefje van 50,00 van de benadeelde partij is weggenomen bij de woningoverval. Naar het oordeel van de rechtbank is wel voldoende aannemelijk dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden. Gelet op de ernst van de gevolgen daarvan en de impact op het slachtoffer acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van 750,00 billijk.
Concluderend legt de rechtbank aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2024. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 15 dagen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
[slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Nu de rechtbank over zal gaan tot teruggave van de inbeslaggenomen sigaretten aan de benadeelde partij, zal dit deel van de vordering ( 27,50) worden afgewezen. Het overige deel van de vordering ( 956,22), zal worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 september 2024.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat door het slachtoffer immateriële schade is geleden. Gelet op de ernst van de gevolgen daarvan en de impact het slachtoffer acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van 1.000,00 billijk.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 29 dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de onder verdachte in beslag genomen telefoon (Redmi) teruggegeven dient te worden aan verdachte, aangezien er geen directe relatie is met het gepleegde strafbare feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen telefoon.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave aan verdachte gelasten van de telefoon (Redmi).

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 55, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]:

Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij zijn eigen proceskosten draagt.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 1.956,22 (zegge: duizend negenhonderdzesenvijftig euro en tweeëntwintig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 september 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.956,22 (zegge: duizend negenhonderdzesenvijftig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 956,22 aan materiële schade en 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 29 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Gelast de teruggaveaan de verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Redmi telefoon (goednummer: 1754338).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. H.C.L. Vreugdenhil en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2025.
Mr. H.C.L. Vreugdenhil is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Hoge Raad 22 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1719.