ECLI:NL:RBNNE:2025:1866

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
18.295593.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens woningoverval en bezit van cocaïne met belangrijke rol in de voorbereiding en afhandeling van de overval

Op 8 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval op 14 september 2024. De verdachte, die niet fysiek aanwezig was bij de overval maar wel een cruciale rol speelde in de voorbereiding, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij in de auto bleef tijdens de overval, een belangrijke bijdrage heeft geleverd door het adres van het slachtoffer te regelen, de medeverdachten te instrueren en een deel van de gestolen goederen in zijn woning te verstoppen. De rechtbank vond dat zijn handelen geen respect toonde voor andermans eigendom en dat hij geen oog had voor het leed dat hij bij de slachtoffers teweegbracht. De verdachte werd ook veroordeeld voor het bezit van cocaïne, dat werd aangetroffen in zijn woning. De rechtbank overwoog dat de rol van de verdachte in de voorbereiding van de overval voldoende was om te spreken van medeplegen, ondanks zijn afwezigheid tijdens de uitvoering. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die lager was dan het gebruikelijke oriëntatiepunt voor dergelijke delicten, rekening houdend met de kleinere rol van de verdachte in vergelijking met zijn medeverdachten en zijn openheid tijdens het proces.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-295593-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 mei 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2001 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 april 2025 en is gesloten op 8 mei 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen en mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 14 september 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zes, althans een aantal pakjes sigaretten van het merk Gauloises, (een) halsketting(en), een Samsung Telefoon type Galaxy S21 en/of een of
meerdere wikkels cocaïne, althans verdovende middelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 2] en [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door:
  • de uitgang van het parkeerterrein te blokkeren en dreigend bij de auto van [slachtoffer] te staan en op de auto te bonken en/of
  • [slachtoffer] te dwingen onder dreigende gebaren met de hand, dwingende taal en de aanwezigheid van een puntig voorwerp uit de auto te stappen en/of vervolgens
  • [slachtoffer] na het uitstappen uit de auto vast te pakken en/of te duwen in de richting van de portiek en/of waarbij die [slachtoffer] werd bedreigd dat hij gestoken zou gaan worden door verdachte en diens mededader(s), althans waar tegen die [slachtoffer] werd gezegd dat hij getuped zou gaan worden en/of vervolgens
  • in de portiek van de flat/het wooncomplex van [slachtoffer] steviger vast te pakken, krachtig tegen een raam aan te duwen, tegen het hoofd van [slachtoffer] te beuken en/of in het gezicht van [slachtoffer] te slaan en/of vervolgens
  • te steken met een mes, althans een langwerpig puntig of scherp voorwerp in de richting van de linkerzij, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of vervolgens - bij aankomst in de woning van [slachtoffer] [slachtoffer 2] te (be)dreigen haar te slaan als ze zou gaan gillen;
En/of
hij op of omstreeks 14 september 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van zes, althans een aantal pakjes sigaretten van het merk Gauloises, (een) halsketting(en), een Samsung Telefoon type Galaxy S21 en/of een of meerdere wikkels cocaïne, althans verdovende middelen, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader
  • de uitgang van het parkeerterrein heeft/hebben geblokkeerd en dreigend bij de auto van [slachtoffer] heeft/hebben gestaan en op de auto heeft/hebben gebonkt en/of
  • [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen onder dreigende gebaren met de hand, dwingende taal en de aanwezigheid van een puntig voorwerp uit de auto te stappen en/of vervolgens
  • [slachtoffer] na het uitstappen uit de auto heeft/hebben vast gepakt en/of geduwd in de richting van de portiek en/of waarbij die [slachtoffer] werd bedreigd dat hij gestoken zou gaan worden door verdachte en diens mededader(s), althans waar tegen die [slachtoffer] werd gezegd dat hij
getuped zou gaan worden en/of vervolgens
  • in de portiek van de flat/het wooncomplex van [slachtoffer] steviger vast heeft/hebben gepakt, krachtig tegen een raam aan heeft/hebben geduwd, tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft/hebben gebeukt en/of in het gezicht van [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of vervolgens
  • heeft/hebben gestoken met een mes, althans een langwerpig puntig of scherp voorwerp in de richting van de linkerzij, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of vervolgens
  • bij aankomst in de woning van [slachtoffer] , [slachtoffer 2] heeft/hebben bedreigd/gedreigd haar te slaan als ze zou gaan gillen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] , [medeverdachte] , [medeverdachte] op of omstreeks 14 september 2024 te Leeuwarden,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zes, althans een aantal pakjes sigaretten van het merk Gauloises, (een) halsketting(en), een Samsung Telefoon type Galaxy S21 en/of een of meerdere wikkels cocaïne, althans verdovende middelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 2] en [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
  • de uitgang van het parkeerterrein te blokkeren en dreigend bij de auto van [slachtoffer] te staan en op de auto te bonken en/of
  • [slachtoffer] te dwingen onder dreigende gebaren met de hand, dwingende taal en de aanwezigheid van een puntig voorwerp uit de auto te stappen en/of vervolgens
  • [slachtoffer] na het uitstappen uit de auto vast te pakken en/of te duwen in de richting van de portiek en/of waarbij die [slachtoffer] werd bedreigd dat hij gestoken zou gaan worden door verdachte en diens mededader(s), althans waar tegen die [slachtoffer] werd gezegd dat hij getuped zou gaan worden en/of vervolgens
  • in de portiek van de flat/het wooncomplex van [slachtoffer] steviger vast te pakken, krachtig tegen een raam aan te duwen, tegen het hoofd van [slachtoffer] te beuken en/of in het gezicht van [slachtoffer] te slaan en/of vervolgens
  • te steken met een mes, althans een langwerpig puntig of scherp voorwerp in de richting van de linkerzij, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of vervolgens
- bij aankomst in de woning van [slachtoffer] [slachtoffer 2] te (be)dreigen haar te slaan als ze zou gaan gillen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 14
september 2024 te Leeuwarden opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door - voorafgaand aan het misdrijf de mededaders in zijn woning heeft gelaten om dit misdrijf voor te bereiden en/of vervolgens
  • samen met de mededaders in een personenauto naar de plaats van het misdrijf te rijden en/of vervolgens
  • in die personenauto op de parkeerplaats bij de woning van die [slachtoffer] te (blijven) wachten en/of vervolgens
  • na het door die medeverdachten gepleegde strafbare feit, een of meer tas(sen) met daarin (een deel van) de weggenomen goederen naar zijn woning heeft gebracht en verstopt;
2
hij op of omstreeks 14 september 2024 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,69 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben veroordeling gevorderd voor het primair onder feit 1 ten laste gelegde, gelet op de aangifte van [slachtoffer] , de getuigenverklaring van [slachtoffer 2] en de verklaringen van verdachte en medeverdachten. Verdachte heeft een cruciale rol gehad in de voorbereiding van de woningoverval en heeft een deel van de buit verstopt in zijn woning. Gelet hierop is zijn rol van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Het ten laste gelegde bedreigen en steken met een mes (tweede en vijfde gedachtestreepje) blijkt enkel uit de verklaring van [slachtoffer] zodat voor deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspraak dient te volgen.
Ten aanzien van feit 2 hebben de officieren van justitie bewezenverklaring gevorderd, gelet op het aantreffen van de drugs en de verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair onder feit 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de rol van verdachte medeplichtigheid aan het feit oplevert, wat onder feit 1 subsidiair aan verdachte is tenlastegelegd.
Immers, uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en gelijkwaardigheid. Verdachte is niet in de woning geweest en heeft ook niks meegekregen van hetgeen zich buiten rondom de auto van aangever heeft afgespeeld. Hij was slechts een doorgeefluik, wat ook blijkt uit de appgesprekken in het dossier. Bovendien was de rol van verdachte bij de woningoverval inwisselbaar en had de woningoverval zeer waarschijnlijk ook plaatsgevonden als verdachte er niet was geweest of als hij de ten laste gelegde handelingen niet had verricht.
De raadsvrouw heeft daarnaast betoogd dat verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van het onderdeel dat ziet op het gebruik van een mes (vijfde gedachtestreepje).
Ten aanzien van feit 2 heeft zij opgemerkt dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
feit 1
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het steken met een mes (vijfde gedachtestreepje), het dwingen van [slachtoffer] uit de auto te stappen onder aanwezigheid van een puntig voorwerp (tweede gedachtestreepje) en de opmerking dat [slachtoffer] getuped zou worden (derde gedachtestreepje). Uit het dossier blijkt niet dat de verklaring van aangever op voornoemde onderdelen ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 17 april 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ten aanzien van de ontmoeting in [adres] verklaar ik als volgt.
De president van de motorclub (medeverdachte [medeverdachte] ) heeft mij geïnstrueerd om een gesprek te regelen in [adres] met hem, [naam] en [slachtoffer] . Omdat [slachtoffer] niet met mij wilde praten heb ik [naam] ingeschakeld, omdat hij een goede klik had met [slachtoffer] . Ik heb hem met andere woorden dus ingeschakeld om ervoor te zorgen dat het gesprek met [slachtoffer] en [medeverdachte] kon plaatsvinden.
Het klopt dat ik de gebruiker was van de telefoon met de naam Nobody.
Ten aanzien van de woningoverval verklaar ik als volgt.
Medeverdachten [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] waren aanwezig. Er werd bij mij thuis besproken dat ze erheen gingen om de telefoon en drugs mee te nemen, zodat de verkoop van drugs gestopt kon worden.
Ik ben mee geweest maar ben in de auto blijven zitten. Ze hebben geparkeerd, zijn uitgestapt en ik heb ze naar binnen zien gaan. Ik had niet verwacht dat het soepel zou lopen. Ik ben na de overval uit de auto gestapt met spullen, welke ik op het systeemplafond in mijn woning heb gelegd.
In opdracht van de president (medeverdachte [medeverdachte] ) moest ik het adres van [slachtoffer] regelen. Deze heb ik vervolgens aan medeverdachte [medeverdachte] gegeven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 15 september 2024, opgenomen op pagina 59 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024252005 d.d. 16 december 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] :
Op 14 september 2024 kwam ik bij mijn woning aan in de [adres] (Leeuwarden). Op het moment dat ik in het parkeervak stil stond zag ik een zwarte Seat Ibiza achteruit het plein oprijden. Deze blokkeerde de auto de toegang tot het plein. Een van de mannen liep op mij af. Terwijl hij met mij sprak hoorde ik dat er op mijn auto gebonkt werd. Ook werd geprobeerd om de deuren van de auto te openen. Ik raakte hierdoor erg geïntimideerd en voelde mij ernstig bedreigd. De mannen die om mijn auto heen stonden liepen met mij mee en gingen voor de auto staan. Ik ben toen gestopt en besefte dat ik geen kant uit kon. Ik heb de auto het vak weer ingereden en ben toen, onder dwang uitgestapt. Meteen na het moment dat ik was uitgestapt werd ik door de mannen beetgepakt en bij mijn auto vandaan in de richting van de portiek van mijn woning geduwd. Een persoon trok mij aan mijn trui mee terwijl de anderen mij duwden. Ik werd het portiek binnen geduwd. Ik werd toen harder beetgepakt en werd krachtig tegen het raam van de portiek
geduwd. Ik kreeg onmiddellijk meerdere harde beuken tegen mijn hoofd. Ik zag en voelde dat ik meerdere keren hard in mijn gezicht geslagen werd. Als gevolg van de stompen heb ik een enorme bult op de linkerzijde van mijn voorhoofd. Op het moment dat ik tegen het raam geduwd werd voelde ik ook dat de mannen mijn kleding, met name mijn broekzakken, betasten. Een van hen pakte mijn
GSM (Samsung S21) uit mijn hand. De mannen riepen voortdurend dat ik mijn waardevolle voorwerpen moest afgeven. Voor de deur staande deed ik mijn twee halskettingen af. Toen mijn vriendin, [slachtoffer 2] , de voordeur opende werd ik naar binnen geduwd, gevolgd door de mannen. Een van de mannen ging bij haar staan en bedreigde haar. Hij zei dat wanneer zij iets stoms ging doen zoals gillen hij haar zou slaan. De man die dit zei had een Aziatisch uiterlijk. Man 3 en 4 liepen zelfstandig door de woning op zoek naar waardevolle voorwerpen. Op een kastje lag één aangebroken slof sigaretten. Man 3 of 4 zei dat dit waardevol was en nam de aangebroken slof mee.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 18 september 2024, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] :
De dwang bestond uit het feit dat er door de mannen werd gezegd dat ik uit de auto moest stappen anders zouden zij mij iets aandoen. Tijdens de beroving heb ik onder dwang vier witte wikkels met daarin in totaal 2 gram cocaïne afgegeven.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 september 2024, opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik zag drie mannen achter [slachtoffer] staan. Een daarvan was donkergetint met dreadlocks, een persoon van Aziatische afkomst en die andere had een capuchon op. Ik zag dat de mannen de keuken ingingen en ik moest bij de kledingkast blijven in de kamer. Die Aziatische jongen ging breed tegenover mij staan en zei dat ik mij er niet mee moest bemoeien voor mijn eigen veiligheid. Ik zag dat die Aziatische jongen en die met de capuchon op de kledingkast aan het kijken waren en om zich heen. Toen zag ik dat die Aziatische jongen een slof sigaretten pakte. Dat waren Gauloises sigaretten.
De mannen kwamen heel agressief binnen, dat merkte ik aan de gezichten en de houding van de mannen. Het kwam angstig en intimiderend op mij over. Die Aziaat heeft een keer met zijn vuist gedreigd dat ik mijn bek moest houden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 22 oktober 2024, opgenomen als aanvullend proces-verbaal bij voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024252005 d.d. 16 december 2024, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: [verdachte] . In de telefoon van de pres vinden wij een chat tussen jou en de pres ( [medeverdachte] ) dat de afspraak wordt gemaakt om bij hem langs te komen. De chat was op 31 augustus 2024. De afspraak was gepland rond kwart voor 4.
A: Dit ging inderdaad over [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ). Dit was het voorbereiden van de afspraak in [adres] .
V: Je hebt verklaard dat de ruzie in [adres] begin september was geweest. Klopt dat? A: Ja.
V: Weet je nog wat voor dag dat was?
A: Een woensdag, dat is de dag dat de pres (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) er altijd staat.
A: Het ging erom dat [slachtoffer] de nummers die op de simkaart stonden die ik had overgenomen op zijn eigen telefoon heeft gezet. Daar ben ik achter gekomen en heb dit tegen de pres verteld en daarom dus dat gesprek.
V: Nu vindt de woningoverval plaats op 14 september 2024, ongeveer 2 weken na het gesprek in [adres] . Wat is er in de tussen liggende periode gebeurd?
A: Ik heb [slachtoffer] erop betrapt hij de nummers overgenomen had ik wilde dit eerst ook met hem zelf bespreken. Ik dacht dat dat beter was dan dat de pres hier lucht van zou krijgen. Dit was op de avond dat [slachtoffer] hard wegreed. Dit heeft [slachtoffer] ook in zijn aangifte verklaard. Ik wilde gewoon met hem in gesprek.
Ik heb het toen gemeld bij de pres.
V: Wat was de reactie van de pres?
A: Oke, wordt geregeld. (Ik heb de pres dit onder 4 ogen verteld.)
V: Ze komen bij jou om bij te verzamelen. Wat is er voordat jullie vertrokken A: Alles meenemen uit het huis. Dan bedoel ik de verkoopwaar.
O: Eigenlijk was het dus een ripdeal. A: Ja uiteindelijk wel ja.
V: [verdachte] , jij hebt verklaard dat de pres jou de opdracht heeft gegeven om de adresgegevens van [slachtoffer] te achterhalen. Wanneer was dit?
A: De week na de zondag dat ik erachter kwam dat [slachtoffer] de lijn zelf had genomen. RJ (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) heeft mij dit gevraagd.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2024, opgenomen op pagina 124 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] :
Identificatie Huuuuuuu
Op dinsdag 1 oktober 2024 werd verdachte [verdachte] voor de 2e maal gehoord. In het verhoor is de vraag gesteld : Wie is de gebruiker met de naam Huuuuuuu in jouw whatsapp?
[verdachte] antwoordt daarop dat het een maat van hem is genaamd [naam] .
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een chatsessie op Whatsapp tussen verdachte en [naam] (Huuuuuuu), gevoegd als bijlage achter een op wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 oktober 2024, opgenomen op pagina 397 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
* 10-9-2024
NOBODY (owner): Wats [slachtoffer] ze adres Huuuuuuu: Watdan?
NOBODY (owner): Omdat we hem moeten spreken
Huuuuuuu: Ik kan je wel zn nummer geven dan kan je met hem afspreken NOBODY (owner): Ik vraag om die adres
Huuuuuuu: [adres]
Bewijsoverweging medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook wanneer het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De
materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling van de vraag of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet aanwezig is geweest bij de uitvoering van de woningoverval, aangezien hij tijdens de overval in de auto van de medeverdachte bleef zitten die bij het huis van [slachtoffer] geparkeerd stond. Verdachtes afwezigheid bij de uitvoering, hoeft niet aan een bewezenverklaring van medeplegen in de weg te staan. Immers, indien sprake is van voldoende compensatie, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding, kan ook zonder uitvoeringshandelingen aan en/of aanwezigheid bij het delict sprake zijn van medeplegen. De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het verhandelde ter zitting vast dat verdachte zowel voorafgaand aan als na de woningoverval handelingen heeft verricht die daarmee verband houden.
De rechtbank overweegt ten eerste dat verdachte in opdracht van medeverdachte [medeverdachte] heeft aangestuurd op de ontmoeting in [adres] tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] , twee weken voor de overval. Omdat verdachte wist dat [slachtoffer] niet met hem wilde praten, overtuigde hij [naam] die op diens beurt [slachtoffer] wist te overtuigen om naar het gesprek met [medeverdachte] in [adres] te gaan. De (grote) rol van verdachte blijkt daarnaast nog meer uit het feit dat hij het adres van [slachtoffer] op 10 september 2024, vier dagen voor de woningoverval, heeft achterhaald bij [naam] . Uit het gesprek blijkt dat [naam] eerst voorstelt om het (telefoon)nummer van [slachtoffer] te geven, zodat er op die manier contact met [slachtoffer] kan worden opgenomen. Verdachte neemt hier geen genoegen mee en geeft dan aan dat hij vraagt om het adres. [naam] stuurt dat en dat adres heeft verdachte op zijn beurt vervolgens doorgestuurd naar medeverdachte [medeverdachte] .
Op 14 september 2024, de dag van de woningoverval, vindt er eerst overleg plaats met de medeverdachten [medeverdachte] , [medeverdachte] en [medeverdachte] bij verdachte thuis. Uitgaande van de verklaring van verdachte was het duidelijk dat er een conflict was en dat dit conflict in de kern ging om drugs. Er werd vooraf afgesproken dat al het verkoopwaar uit de woning van aangever moest worden meegenomen. Met andere woorden, het was een ripdeal. Dit was ook duidelijk voor verdachte, zoals blijkt uit zijn verklaring. Vervolgens vertrekken zij samen naar het adres van aangever.
Verdachte heeft gelet op het voorgaande in de aanloop naar de overval een cruciale rol gehad. Ook na de overval had hij een belangrijke rol, door een deel van de gestolen buit in zijn woning te verstoppen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte in onderlinge samenhang beschouwd voldoende zijn om te kunnen vaststellen dat zijn bijdrage van zodanig gewicht is geweest dat sprake is van een voldoende nauwe en bewust samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten, gericht op de woningoverval. De rechtbank komt dan ook tot een veroordeling van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Diefstal versus afpersing
De officier van justitie heeft het onder feit 1 primair ten laste gelegde impliciet cumulatief tenlastegelegd als diefstal en/of afpersing. De rechtbank maakt in de bewezenverklaring ten aanzien van de verschillende goederen onderscheidt of het handelen van verdachte gekwalificeerd wordt als diefstal of als afpersing.
Het verschil tussen beide kwalificaties ligt in het gegeven dat bij diefstal het goed zelf door verdachte wordt weggenomen (om het zich wederrechtelijk toe te eigenen), terwijl bij afpersing een goed door het slachtoffer wordt afgegeven aan verdachte doordat geweld wordt gebruikt of gedreigd wordt met geweld (onder dwang).
feit 2
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 april 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 27 september 2024, opgenomen op pagina 185 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024252005 d.d. 16 december 2024, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] en het bijgevoegde rapport van het Nederlands Forensisch Instituut waaruit blijkt dat het om cocaïne gaat.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 14 september 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, pakjes sigaretten van het merk Gauloises en een Samsung Telefoon type S21 die
aan [slachtoffer] en [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen deze [slachtoffer 2] en [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
  • de uitgang van het parkeerterrein te blokkeren en dreigend bij de auto van [slachtoffer] te staan en op de auto te bonken en
  • [slachtoffer] te dwingen onder dreigende gebaren met de hand en dwingende taal uit de auto te stappen en vervolgens
  • [slachtoffer] na het uitstappen uit de auto vast te pakken en te duwen in de richting van de portiek en vervolgens
  • in de portiek van de flat [slachtoffer] steviger vast te pakken, krachtig tegen een raam aan te duwen, tegen het hoofd van [slachtoffer] te beuken en in het gezicht van [slachtoffer] te slaan en vervolgens
  • bij aankomst in de woning van [slachtoffer] [slachtoffer 2] te bedreigen haar te slaan als ze zou gaan gillen;
en
hij op 14 september 2024 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van halskettingen en wikkels cocaïne die aan [slachtoffer] toebehoorden, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders
  • de uitgang van het parkeerterrein hebben geblokkeerd en dreigend bij de auto van [slachtoffer] hebben gestaan en op de auto hebben gebonkt en
  • [slachtoffer] hebben gedwongen onder dreigende gebaren met de hand en dwingende taal uit de auto te stappen en vervolgens
  • [slachtoffer] na het uitstappen uit de auto hebben vast gepakt en geduwd in de richting van de portiek en
  • in de portiek van de flat van [slachtoffer] steviger vast hebben gepakt, krachtig tegen een raam aan hebben geduwd, tegen het hoofd van [slachtoffer] hebben gebeukt en in het gezicht van [slachtoffer] hebben geslagen en vervolgens
  • bij aankomst in de woning van [slachtoffer] , [slachtoffer 2] hebben bedreigd haar te slaan als ze zou gaan gillen.
2
hij op 14 september 2024 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,69 gram cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
1. primair diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een gevangenisstraf op te leggen overeenkomstig de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest. Zij heeft daartoe allereerst opgemerkt dat verdachte op alle mogelijke manieren verantwoordelijkheid heeft genomen door openheid van zaken te geven. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met zijn rol als medeplichtige bij de woningoverval en zijn persoonlijke omstandigheden. Hij heeft een roerige jeugd achter de rug en doet er momenteel alles aan om zijn leven weer op de rit te krijgen. De verdachte heeft zich goed gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en is bereid om zich aan eventueel (aanvullende) op te leggen bijzondere voorwaarden te houden.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 19 maart 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officieren van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 16 september 2024, waaruit blijkt dat hij in 2021 is veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen goederen en in 2019 voor gekwalificeerde diefstal.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval en afpersing in vereniging, waarbij meerdere goederen zijn meegenomen, en aan het bezit van de buitgemaakte cocaïne. s Avonds laat zijn verdachte en de medeverdachten naar de woning van het slachtoffer gegaan om hem met de auto op te wachten en vervolgens te confronteren. Toen het slachtoffer nietsvermoedend aan kwam rijden werd hij direct door de medeverdachten op dreigende wijze bij zijn auto aangesproken dat hij moest uitstappen en meewerken. Vervolgens werd hij meegetrokken naar zijn woning, meermalen geslagen in de portiek en moest hij zijn waardevolle spullen afgeven. De vriendin van het slachtoffer, die niks met het incident te maken had en op dat moment in de woning lag te slapen, heeft de medeverdachten en het slachtoffer nadat er door hen werd aangebeld binnengelaten. Ook zij werd vervolgens bedreigd dat zij mee moest werken, anders zou ze geslagen worden. Ondertussen werd de woning door de medeverdachten doorzocht naar waardevolle spullen. Alhoewel verdachte niet feitelijk aanwezig was bij de uitvoering van de woningoverval - hij bleef in de auto achter -, heeft hij een belangrijke rol in de totstandkoming en afhandeling van de overval gehad. Immers, verdachte heeft een eerdere afspraak tussen het slachtoffer en één van de medeverdachten geregeld, het adres van het slachtoffer opgevraagd, is zijn woning gebruikt als verzamelplek alwaar het feit is voorbesproken en heeft hij een deel van de gestolen goederen in zijn woning verstopt. Door zijn handelen heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom en heeft geen oog gehad voor het leed die hij bij de slachtoffers teweeg heeft gebracht. Voor de slachtoffers moet de overval een zeer beangstigende ervaring zijn geweest. Uit de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 2] en de stukken die in het kader van de vordering benadeelde partij zijn ingediend, blijkt dat zij angstig is geweest en nog steeds gevoelens van onveiligheid ervaart. In het algemeen zorgen overvallen daarnaast ook voor maatschappelijke gevoelens van onrust en onveiligheid.
Persoon van verdachte
Uit het reclasseringsrapport blijkt onder meer dat het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De situatie van verdachte is onstabiel op meerdere leefgebieden, zoals huisvesting, dagbesteding, financiën, sociaal netwerk, middelengebruik en psychosociaal functioneren. Hij staat open voor hulpverlening en laat zien dat hij actief bezig is om zijn problemen aan te pakken, wat ook blijkt uit het schorsingstoezicht dat sinds 18 december 2024 positief verloopt. De volgende bijzondere voorwaarden worden geadviseerd: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod met medeverdachten, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. Ter zitting heeft verdachte opgemerkt dat hij zich aan eventueel op te leggen (aanvullende) voorwaarden zal houden. Hij heeft een eigen woning en volgt een tien weken durende vooropleiding zodat hij daarna bij een andere opleiding kan instromen.
LOVS oriëntatiepunten
Voor de bepaling van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS). Deze oriëntatiepunten worden door strafrechters gebruikt om te zorgen dat rechtbanken bij het opleggen van straffen uitgaan van dezelfde uitgangspunten. De rechtbank zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS ten aanzien van een overval binnen een woning met licht geweld of verbale bedreiging. Hiervoor geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden.
Op te leggen straf
Alles afwegend acht de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officieren van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden. Zij ziet aanleiding om af te wijken van voornoemd oriëntatiepunt, gelet op de kleinere rol die verdachte (in verhouding tot het aandeel van de medeverdachten) bij de woningoverval heeft gehad, de openheid van zaken die hij heeft gegeven en de verantwoordelijkheid die hij heeft genomen voor zijn handelen. Omdat de rechtbank
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen, is er geen ruimte voor het opleggen van bijzondere voorwaarden aan verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] , tot een bedrag van 50,00 ter zake van materiële schade en 1.150,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 983,72 ter vergoeding van materiële schade en 1.300,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officieren van justitie
[slachtoffer]
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, aangezien uit het Centraal curatele- en bewindregister blijkt dat de benadeelde partij onder bewind staat. Niet-ontvankelijkheid hoeft echter niet in de weg te staan aan de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.1 Gelet op het feit dat vaststaat dat de benadeelde partij schade heeft geleden wordt de rechtbank verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, vermeerderd met de wettelijke rente.
[slachtoffer 2]
De officieren van justitie hebben toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij gevorderd, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerderd met de wettelijke rente. De materiële kostenposten zijn voldoende onderbouwd met notas en facturen. Dit geldt ook voor de gevorderde immateriële schade, aangezien deze is onderbouwd met een vergelijkbare uitspraak en een brief van de huisarts en de psycholoog. Voor het geval de rechtbank ten aanzien van de inbeslaggenomen sigaretten de teruggave daarvan aan de benadeelde partij zal gelasten, stellen de officieren van justitie voor om dan dit deel van de vordering af te wijzen ( 27,50) aangezien die schade dan niet langer voor vergoeding in aanmerking komt.
Standpunt van de verdediging
[slachtoffer]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, aangezien de vordering niet door de bewindvoerder is ingediend. Subsidiair heeft zij verzocht om het materiële gedeelte van de vordering ( 50,00) niet toe te wijzen, aangezien dit onvoldoende uit het dossier blijkt. Bovendien is dit bedrag niet ten laste gelegd. Ten aanzien van het overige gedeelte van de vordering heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële gedeelte van de vordering dat ziet op de waarde van de gestolen sigaretten ( 27,50), niet-ontvankelijk verklaard dient te worden wegens een gebrekkige onderbouwing. Ten aanzien van het overige materiële gedeelte van de vordering heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht het immateriële gevorderde schadebedrag te matigen, aangezien de benadeelde partij al (psychische) klachten had voorafgaand aan het incident.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer]
De rechtbank is, met de officieren van justitie en de verdediging, van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering aangezien de vordering ingediend had moeten worden door de bewindvoerder van de benadeelde partij en dit niet is gebeurd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel komen vast te staan dat het slachtoffer [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht. De rechtbank zal daarom beslissen dat de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte zal worden opgelegd.
Ten aanzien van de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel overweegt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden. Immers, uit het dossier blijkt niet dat een briefje van 50,00 van de benadeelde partij is weggenomen bij de woningoverval. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat door het slachtoffer immateriële schade is geleden. Gelet op de ernst van de gevolgen daarvan en de impact op het slachtoffer acht de rechtbank een vergoeding ter hoogte van een bedrag van in totaal 750,00 billijk.
Concluderend legt de rechtbank aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2024. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 15 dagen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
[slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Nu de vertegenwoordiger van de benadeelde partij ter zitting de vordering gedeeltelijk heeft ingetrokken ( 27,50 ter waarde van gestolen sigaretten), behoeft dit deel van de vordering geen verdere bespreking.
Het overige deel van de vordering ( 956,22), waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 september 2024.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat door het slachtoffer immateriële schade is geleden. Gelet op de ernst van de gevolgen daarvan en de impact het slachtoffer acht de rechtbank een vergoeding van een bedrag van 1.000,00 billijk.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 29 dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de onder verdachte in beslag genomen telefoon (Samsung Galaxy S20) teruggegeven dient te worden aan verdachte, aangezien er geen directe relatie is met het gepleegde strafbare feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat zij het standpunt van de officieren van justitie volgt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave aan verdachte gelasten van de telefoon (Samsung Galaxy S20).

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 55, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer], feit 1 primair:

Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij zijn eigen proceskosten draagt.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 15 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , feit 1 primair:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 1.956,22 (zegge: duizend negenhonderdzesenvijftig euro en tweeëntwintig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 september 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.956,22 (zegge: duizend negenhonderdzesenvijftig euro en tweeëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 956,22 aan materiële schade en 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 29 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Gelast de teruggaveaan de verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Samsung Galaxy S20 (goednummer: 1754452).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.L. Vreugdenhil, voorzitter, mr. M.M. Spooren en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2025.
Mr. H.C.L. Vreugdenhil is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Hoge Raad 22 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1719.