In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot het instellen van een moratorium op basis van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). De verzoeker, een huurder, heeft het moratorium aangevraagd om ontruiming van zijn woning door de verhuurder, Stichting Elkien, te voorkomen. De verzoeker heeft aangegeven dat hij bezig is met het treffen van een minnelijke schuldregeling met zijn schuldeisers en dat het moratorium noodzakelijk is om rust te creëren voor het slagen van deze regeling. De rechtbank heeft eerder een tussenvonnis gewezen en de zaak verwezen naar een zitting op 7 mei 2025, waarbij een tijdelijke voorziening is getroffen.
De verhuurder, Stichting Elkien, heeft verweer gevoerd tegen het moratoriumverzoek en aangevoerd dat de huurovereenkomst is beëindigd op basis van een vaststellingsovereenkomst, waarin is afgesproken dat de verzoeker de huurachterstand in termijnen zou betalen. De rechtbank heeft echter overwogen dat de omstandigheden waaronder de vaststellingsovereenkomst is gesloten, de positie van de verzoeker en de dreiging van ontruiming voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een bedreigende situatie als bedoeld in artikel 287b Fw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker zich in een kwetsbare positie bevond en dat het moratorium hem de kans biedt om een schuldregeling te treffen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten het moratoriumverzoek toe te wijzen, waarbij de tenuitvoerlegging van de vaststellingsovereenkomst is opgeschort voor de duur van het moratorium. De rechtbank heeft bepaald dat de voorziening maximaal zes maanden zal duren, met de mogelijkheid tot verlenging indien de verzoeker aan zijn verplichtingen voldoet. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling (Wsnp) nog niet wordt beslist, aangezien het minnelijk traject nog moet worden afgerond.