ECLI:NL:RBNNE:2025:1905

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
20 mei 2025
Zaaknummer
25/655 en 25/671
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening in het kader van de Wet open overheid en politiegegevens

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker had om openbaarmaking van documenten verzocht die verband houden met zijn strafzaak en de totstandkoming van het Team Bijzondere Getuigen (TBG). De korpschef van politie had deze verzoeken afgewezen op basis van de Wet open overheid (Woo) en de Wet politiegegevens (Wpg). De voorzieningenrechter oordeelt dat de vraag of de gevraagde documenten onder de Woo vallen of als politiegegevens moeten worden aangemerkt, een principiële vraag is die niet in de voorlopige voorzieningenprocedure kan worden beantwoord. In plaats daarvan moet deze vraag in een eventuele bodemprocedure aan de orde komen.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 26 februari 2025 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van de korpschef aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeert dat het belang van de korpschef, namelijk de veiligheid van getuigen, zwaarder weegt dan het belang van verzoeker bij onmiddellijke openbaarmaking van de documenten. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af, wat betekent dat verzoeker geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan op 6 maart 2025 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 25/655 en LEE 25/671

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 maart 2025 in de zaken tussen

[verzoeker] , verzoeker

en

de Korpschef van politie, Eenheid Landelijke Expertise en Operaties

(gemachtigde: mr. J.C.M. Robbers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoeker ten aanzien van de afwijzing van zijn aanvragen in het kader van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
De korpschef heeft deze aanvragen bij besluiten van 5 december 2024 en 20 januari 2025 afgewezen. Verzoeker heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen.
1.2.
De korpschef heeft op de verzoeken gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 26 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben verzoeker en de gemachtigde van de korpschef deelgenomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Hierna legt hij uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.1.
De voorzieningenrechter dient, voordat aan de inhoudelijke behandeling van deze zaak kan worden toegekomen, te beoordelen of het door verzoeker gestelde belang bij het treffen van een voorlopige voorziening voldoende spoedeisend is in de zin van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
3.2.
Verzoeker heeft in dit verband aangevoerd dat hij wordt verdacht van een aantal strafbare feiten waarvoor hij op de zitting van de strafrechter van 11 maart 2025 moet terechtstaan. Zijn verzoek heeft betrekking op stukken waaruit volgens hem zal blijken dat hij erop mocht vertrouwen dat hij voor deze feiten, althans voor een deel ervan, niet zou worden vervolgd.
3.3.
Hoewel partijen verschillen van mening over de spoedeisendheid in deze zaak, gaat de voorzieningenrechter er, op basis van wat verzoeker heeft aangevoerd, vanuit dat er een spoedeisend belang is.
Standpunt van partijen
4. Verzoeker heeft gevraagd om openbaarmaking van alle documenten inzake de totstandkoming en de voortgang van het Team Bijzondere Getuigen (TBG) in de periode van 1 januari 2020 tot en met 5 oktober 2024. Daarnaast heeft hij verzocht om openbaarmaking van alle door het TBG in [plaats] met (potentiële) getuigen in de periode van 1 juni 2021 tot en met 1 november 2021 gesloten overeenkomsten, contracten en schriftelijke afspraken in het algemeen en in het bijzonder waarbij een bepaalde officier van justitie is betrokken.
4.1.
De korpschef heeft geweigerd deze stukken openbaar te maken, omdat het hier politiegegevens betreft in de zin van de Wet politiegegevens (Wpg) en de Woo op deze gegevens niet van toepassing is.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5. De rechtsvraag of de documenten waar verzoeker om vraagt onder de Woo vallen dan wel politiegegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens (Wpg) betreffen, is een principiële vraag en leent zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voor beantwoording in de voorlopige voorzieningenprocedure, maar zal in een eventuele bodemprocedure aan de orde moeten komen. Daarom zal de voorzieningenrechter de vraag of in dit geval een voorlopige voorziening moet worden getroffen, beantwoorden aan de hand van een belangenafweging.
5.1.
In het kader van deze belangenafweging overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De voorzieningenrechter is bevoegd een voorlopige voorziening te treffen om te voorkomen dat er, voordat op het bezwaar wordt beslist, gevolgen optreden die daarna niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. Als het gaat om verzoeken op grond van de Woo is bij een toewijzing van de voorziening van voorlopigheid geen sprake. Er is immers slechts de keus om de documenten (geheel of gedeeltelijk) openbaar te maken of deze niet openbaar te maken, waarbij in het eerste geval de gevolgen na een andersluidend oordeel in de bezwaarprocedure niet zijn terug te draaien. Toewijzing van het schorsingsverzoek zou betekenen dat de bezwarenprocedure geen betekenis zou hebben.
5.2.
Het belang van de korpschef, te weten de veiligheid van getuigen en degenen die bij het TBG betrokken zijn, dient naar zijn oordeel in dit geval zwaarder te wegen dan het belang van verzoeker bij onmiddellijke openbaarmaking. Daarbij neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat, volgens de officier van justitie die bij het TBG betrokken is, uitvoering van het verzoek een tijdrovende inspanning vergt van de betrokken medewerkers. Van evidente onrechtmatigheid is de voorzieningenrechter thans niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

6. De verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen. Verzoeker krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A. van Loo, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.