ECLI:NL:RBNNE:2025:1964

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
24/351
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift inzake studiefinanciering

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 13 mei 2025, wordt de beslissing van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) om het bezwaarschrift van eiseres niet inhoudelijk te behandelen, beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 1 maart 2023, waarbij haar aanvraag voor studiefinanciering gedeeltelijk was toegewezen. DUO verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend, zonder dat eiseres een goede reden had opgegeven voor de termijnoverschrijding. De rechtbank heeft op 23 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar partner aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat bijzondere omstandigheden, zoals gebrek aan informatie tijdens de coronaperiode, haar hadden verhinderd om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank concludeert dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en ontvangt geen vergoeding voor griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/351

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder (gemachtigde: N. Fazli).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de beslissing van verweerder om het bezwaarschrift van eiseres niet inhoudelijk te behandelen. Eiseres is het niet eens met deze beslissing. Aan de hand van de beroepsgronden van eiseres beoordeelt de rechtbank of de beslissing rechtmatig is genomen door verweerder.

Het verloop van de procedure

2.1.
Eiseres heeft een aanvraag studiefinanciering ingediend. Met het besluit van
1 maart 2023 heeft verweerder de aanvraag gedeeltelijk toegewezen. Op 23 oktober 2023 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Met de bestreden beslissing van
18 december 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij haar bezwaarschrift later heeft ingediend dan de wettelijke termijn van zes weken [1] en omdat zij hiervoor geen goede reden heeft gegeven.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres met haar partner en de gemachtigde van verweerder. Eiseres voert de Engelse taal. Op de zitting is zij bijgestaan door haar Nederlands sprekende partner.

Beoordeling door de rechtbank

3. In deze beslissing is verweerder niet toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van het bezwaar van eiseres. De rechtbank beoordeelt daarom alleen of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten van partijen
5.1.
Eiseres spreekt niet tegen dat zij te laat was met haar bezwaar, maar stelt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Volgens haar moet verweerder het bezwaar daarom alsnog in behandeling nemen. Eiseres voert aan dat zij tijdens de bezwaarperiode nog niet beschikte over de informatie waaruit blijkt, dat zij vanaf een eerdere datum al in aanmerking kon komen voor studiefinanciering. De coronaperiode was hiervan de oorzaak, zo stelt zij. Eiseres had toen te weinig contact met andere studenten, waardoor dergelijke informatie niet onderling werd uitgewisseld. Ook het harde werken in de nachtelijke uren naast haar studie heeft niet geholpen. Toen eiseres op een later moment vernam dat zij mogelijk al eerder studiefinanciering had kunnen krijgen, heeft zij alsnog bezwaar gemaakt. Eiseres geeft aan dat zij met haar te late bezwaar nooit heeft bedoeld het systeem uit te dagen. Zij wil alleen maar een aanpassing op haar financiële situatie.
5.2.
Verweerder vindt dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard is. Hij licht toe dat op de website van DUO uitgebreid informatie te vinden is over het aanvragen van studiefinanciering. Ook is er een callcenter waarmee studenten contact kunnen opnemen voor al hun vragen. Dit was tijdens de coronaperiode niet anders. Verweerder voegt hier aan toe dat in beide gevallen de informatie ook beschikbaar is in de Engelse taal. Dat eiseres niet tijdig kennis heeft genomen van deze informatie, komt voor haar eigen rekening en risico. Volgens verweerder is dit dan ook geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan hij het bezwaar in behandeling moest nemen na het verstrijken van de termijn.
Oordeel van de rechtbank
5.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is de verantwoordelijkheid van de indiener van een bezwaarschrift om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de wettelijke vereisten van het maken van bezwaar. Vast staat dat het bezwaarschrift is ingediend na afloop van de wettelijke termijn [2] . Daarop kan in bijzondere gevallen een uitzondering worden gemaakt [3] . Maar hiervoor moet dan wel aannemelijk worden gemaakt dat er echt geen mogelijkheid was om te zorgen dat het bezwaarschrift op tijd werd ingediend.
5.4.
Het betoog van eiseres slaagt niet. De rechtbank overweegt dat het in het besluit van 1 maart 2023 er op is gewezen dat binnen 6 weken na dagtekening bezwaar gemaakt kan worden. Niet gebleken is dat eiseres dit niet had kunnen doen. Dat zij moeite had met het verkrijgen van de benodigde informatie om bezwaar te kunnen maken levert geen verschoonbare termijnoverschrijding op. Anders dan eiseres stelt, waren in de toepasselijke bezwaarperiode de coronamaatregelen niet meer van kracht. Eiseres heeft niet concreet aangevoerd waarom zij tijdens de bezwaarperiode niet op de website heeft kunnen kijken en niet met het callcenter heeft kunnen bellen of anderszins de benodigde informatie te verkrijgen. De rechtbank overweegt daarbij ook dat eiseres op dat moment al studiefinanciering ontving. Hieruit mag worden geconcludeerd dat zij de weg naar (de informatiebronnen van) verweerder toen ook al wist te vinden.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is de termijnoverschrijding om bezwaar in te stellen dan ook niet verschoonbaar. Van bijzondere omstandigheden is geen sprake. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Zij krijgt het griffierecht niet terug. Ook krijgt ze geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van
K.D. Bosklopper, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen (https://mijn.rechtspraak.nl/keuze)” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Deze verplichting staat in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Te vinden in artikel 6:7 van de Awb
3.Te vinden in artikel 6:11 van de Awb en in de uitspraak ECLI:NL:CBB:2024:31 van het College van Beroep voor het bedrijfsleven