ECLI:NL:RBNNE:2025:2005

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
24/1598
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de loonsanctie opgelegd door het Uwv aan de werkgever

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 24 april 2025, wordt het beroep van eiseres tegen een loonsanctie opgelegd door het Uwv beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. D. Talsma, had een loondoorbetalingsverplichting aan een werkneemster die ziek was en waarvan de verplichting door het Uwv was verlengd tot 6 oktober 2024. De rechtbank onderzoekt of het Uwv terecht heeft aangenomen dat de werkneemster meer dan marginale arbeidsmogelijkheden had, wat zou impliceren dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. De rechtbank concludeert dat het Uwv zich terecht op dit standpunt heeft gesteld, gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de loonsanctie rechtmatig is en eiseres geen vergoeding voor proceskosten ontvangt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om adequate re-integratie-inspanningen te leveren, vooral in het kader van de Wet WIA.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/1598

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] )

(gemachtigde: mr. D. Talsma),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: mr. A.I. Damsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door het Uwv opgelegde verlenging van de verplichting voor eiseres tot loondoorbetaling van maximaal 52 weken aan [werkneemster] (de werkneemster).
1.1.
Met het besluit van 25 augustus 2023 (primaire besluit) heeft het Uwv de loondoorbetalingsverplichting van eiseres aan de werkneemster verlengd tot 6 oktober
2024 (de loonsanctie). De aanvraag van 13 juli 2023 van de werkneemster om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is daarom niet in behandeling genomen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 28 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij dat besluit gebleven.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4.
De werkneemster heeft geen gebruik gemaakt van de door de rechtbank geboden gelegenheid om als partij aan het geding deel te nemen.
1.5.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres de gemachtigde van eiseres en K. Pekel, en namens het Uwv de gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2. De werkneemster, geboren op 9 januari 1973, is bij eiseres werkzaam geweest als kassamedewerkster met een MT-functie. Zij werkte 15 uur per week.
2.1.
Op 10 oktober 2021 heeft de werkneemster zich ziek gemeld vanwege belemmerende gezondheidsklachten. Na de ziekmelding is zij regelmatig gezien door een bedrijfsarts. Hij zag geen realistische mogelijkheid om te starten met arbeid vanwege ernstige energetische beperkingen.
2.2.
Op 14 april 2022 is de werkneemster betrokken geweest bij een verkeersongeval. Dit heeft geleid tot aanvullende medische klachten en beperkingen.
2.3.
Op 28 september 2022 heeft de bedrijfsarts een Benutbare Mogelijkheden Lijst (BML) opgesteld. De bedrijfsarts heeft aangegeven dat er kleine verbeteringen zichtbaar waren, echter nog niet functioneel voor grote stappen in arbeid. Hij heeft daarbij aangegeven dat het re-integratiedoel terugkeer naar arbeid in algemene zin was, dat er strikt theoretisch benutbare mogelijkheden waren, maar dat het de vraag was of dit realistisch was.
2.4.
Vervolgens heeft Fooqus Arbocare (Fooqus), een bureau voor arbeidskundige dienstverlening, een re-integratieonderzoek verricht en daarvan verslag gedaan in een rapport van 16 november 2022. Fooqus concludeerde dat het eigen werk van de werkneemster op dat moment niet passend was op basis van de toenmalige belastbaarheid. Volgens het advies waren er op dat moment geen andere mogelijkheden in spoor-1, maar moesten eiseres en de werkneemster hiervoor wel aandacht houden. Fooqus adviseerde een Spoor-2 traject te starten. Verder constateerde Fooqus dat volgens de bedrijfsarts de benutbare mogelijkheden sterk wisselend waren met onbekende recuperatietijd, als ook dat er periodes waren van geen benutbare mogelijkheden. Herstel was wel te verwachten maar het verloop was nog onduidelijk. Fooqus adviseerde een Deskundigen Oordeel aan te vragen bij het Uwv.
2.5.
Op 9 december 2022 heeft eiseres een re-integratiebedrijf ingeschakeld voor een traject dat als doel had de werkneemster te ondersteunen bij het vinden van passend werk bij een nieuwe werkgever (spoor 2).
2.6.
Op 27 juni 2023 heeft de bedrijfsarts geoordeeld (het Actueel oordeel) dat de medische beperkingen voor concrete arbeid van 28 september 2022 enigermate waren verbeterd. Volgens zijn eindevaluatie van 3 juli 2023 waren er geen mogelijkheden meer in spoor 1, was spoor 2 van de re-integratie ingezet en waren de afgesproken re-integratieactiviteiten volgens plan uitgevoerd.
2.7.
De werkneemster heeft op 13 juli 2023 een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het Uwv een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht om na te gaan of eiseres aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan.
2.8.
De verzekeringsarts (va) van het Uwv heeft geconcludeerd dat er bij de werkneemster geen sprake was van een “marginaal belastbaar/GBM [1] situatie, maar dat het geheel wel meer expertise behoefde”. Hij heeft vermeld dat het aan de arbeidsdeskundige (ad) was om te beoordelen of er re-integratiekansen zijn gemist.
2.9.
Vervolgens heeft een ad van het Uwv onderzoek verricht en daarvan verslag gedaan in een rapport van 24 augustus 2023. De ad heeft na overleg met de va als uitgangspunt genomen dat de werkneemster belastbaar was vanaf 28 september 2022. De ad is tot de conclusie gekomen dat er geen sprake was van een bevredigend re-integratieresultaat. Er zijn re-integratiekansen gemist. Hij heeft een aantal tekortkomingen met betrekking tot de inspanningen van eiseres geconstateerd.
2.10.
Bij het primaire besluit heeft het Uwv de loondoorbetalingsverplichting van eiseres aan de werkneemster verlengd tot 6 oktober 2024 op de grond dat eiseres niet aan haar re-integratieverplichting heeft voldaan.
2.11.
Naar aanleiding van het daartegen gemaakte bezwaar van eiseres heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep (vabb) een onderzoek verricht en daar verslag van gedaan in een rapport van 26 januari 2024. De vabb heeft geconcludeerd dat de werkneemster vanaf 28 september 2022 wel beperkingen had maar dat er geen zodanige medisch objectieve afwijkingen bij de werkneemster zijn geweest dat die een situatie van geen benutbare mogelijkheden of een forse urenbeperking aannemelijk maken.
2.12.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (adbb) heeft vervolgens onderzoek gedaan en verslag gedaan in een rapport van 21 februari 2024. Hij heeft geconcludeerd dat - uitgaande van belastbaarheid - de mogelijkheden binnen spoor 1 slechts deels zijn beoordeeld. Ten aanzien van spoor 2 heeft de adbb geconcludeerd dat er meer activiteiten ondernomen hadden kunnen worden.
2.13.
Met het bestreden besluit van 28 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is het Uwv vervolgens bij zijn primaire besluit gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de verlenging door het Uwv van de loondoorbetalingsverplichting rechtmatig is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Eiseres heeft aangevoerd het Uwv ten onrechte heeft aangenomen dat de werkneemster meer dan marginale arbeidsmogelijkheden heeft gehad. Uit de verslagen van de bedrijfsarts blijkt dat de medische situatie van de werkneemster complex was, dat er “theoretisch” wel mogelijkheden zouden zijn, maar dat er feitelijk geen meer dan marginale mogelijkheden waren.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen het heeft.
Toetsingskader
6. Voor werknemers die een WIA-uitkering aanvragen wordt voorafgaand aan de beoordeling van het recht op uitkering door verweerder de zogenoemde Poortwachterstoets uitgevoerd. De wettelijke grondslag hiervoor is onder meer te vinden in de artikelen 7:658a en 7:660a van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 25 en 65 van de Wet WIA.
6.1.
Op grond van artikel 25, negende lid, van de Wet WIA verlengt het Uwv de verplichting tot loondoorbetaling als blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.
6.2.
Op grond van artikel 65 van de Wet WIA, voor zover hier van belang, beoordeelt het Uwv of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
6.3.
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter (Beleidsregels) [2] heeft het Uwv een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Daarnaast heeft het Uwv de Werkwijzer Poortwachter opgesteld. Deze Werkwijzer heeft een interne functie en beoogt tevens aan werkgevers en werknemers een richtlijn te geven voor de aanpak van re-integratie en hen meer voorspelbaarheid te bieden over de uitkomsten van de toetsing door het Uwv
6.4.
In (paragraaf 3 van) de Beleidsregels is bepaald dat van de werkgever geen re-integratie-inspanningen worden vereist wanneer de werknemer geen mogelijkheden meer heeft tot het verrichten van arbeid in het eigen bedrijf of bij een andere werkgever. In de Werkwijzer heeft het Uwv meer specifiek beschreven wat nog van de werkgever en de werknemer wordt verwacht bij marginale mogelijkheden. Volgens de Werkwijzer heeft een werknemer marginale mogelijkheden als hij uiterst beperkt belastbaar is.
7. De rechtbank stelt vast dat het geschil zich toespitst op de vraag of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat bij de werkneemster vanaf september 2022 sprake was van meer dan marginale mogelijkheden. Niet in geschil is het standpunt van het Uwv dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht indien vaststaat dat de werkneemster meer dan marginale mogelijkheden had.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv zich terecht op het standpunt gesteld dat de werkneemster vanaf september 2022 meer dan marginale mogelijkheden had. Daartoe wordt als volgt overwogen. Het standpunt van het Uwv in het bestreden besluit berust met name op het rapport van de vabb van 26 januari 2024. De vabb heeft naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk onderzoek gedaan. De vabb heeft dossieronderzoek gedaan en de werkneemster op 9 november 2023 gesproken. Daarbij heeft hij onder meer haar dagverhaal uit de periode van een jaar eerder en haar dagverhaal ten tijde van het spreekuur besproken. De vabb heeft verder deugdelijk gemotiveerd uiteengezet dat uit de beschikbare gegevens is gebleken dat de werkneemster met name in het eerste ziektejaar een medisch sterk wisselende periode doormaakte ten gevolge van psychische klachten, een hartinfarct met aansluitend covid, nadien hartrevalidatie en vervolgens in april 2022 een klein verkeersongeval. In september 2022 was er echter al langere tijd een stabiele medische situatie. In het bijzonder heeft de vabb de beperkingen vanaf september 2022 in verband met het verkeersongeval, het eerder doorgemaakte hartinfarct, post-covid en enkele andere klachten deugdelijk besproken. In september 2022 waren er volgens de vabb geen psychische klachten die wijzigingen in de belastbaarheid meebrengen. Resumerend was de werkneemster vanaf 28 september 2022 volgens de vabb belastbaar met beperkingen als gevolg van licht verminderde energetische inspanningscapaciteit en licht verminderde fysieke belastbaarheid als gevolg van locomotore klachten. Er was geen sprake van een urenbeperking. Vanaf medio 2023 waren er meer bijkomende psychische beperkingen. Er zijn volgens de vabb bij nadere objectivering van de klachten van de werkneemster geen medisch objectieve afwijkingen die zodanig waren dat zij een situatie van GBM of een forse urenbeperking aannemelijk maken.
9. De verwijzing van eiseres naar de rapporten die de bedrijfsarts gedurende de periode vanaf de ziekmelding heeft opgesteld leidt niet tot een ander oordeel. Ook de bedrijfsarts heeft immers vanaf september 2022 aangenomen dat de werkneemster meer dan marginale mogelijkheden had. Dat de bedrijfsarts toen wel al had vermeld dat hij de situatie van de werkneemster complex vond, dat er periodes waren waarin de werkneemster geen benutbare mogelijkheden had en dat hij vond dat de mogelijkheden voor re-integratie strikt theoretisch waren, doet aan de conclusie dat er wel meer dan marginale mogelijkheden waren niet af. Hierbij is ook van belang dat eiseres geen gevolg heeft gegeven aan het advies van Fooqus van 16 november 2022 om een Deskundigen Oordeel bij het Uwv te vragen in verband met de toen bestaande onzekerheid over de mogelijkheden voor de werkneemster.

Conclusie en gevolgen

10. Uit het vorenstaande volgt dat het Uwv eiseres terecht een loonsanctie heeft opgelegd in de vorm van verlenging van de loondoorbetalingsverplichting tot 6 oktober 2024.
11. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het beroep ongegrond is. Omdat het beroep niet slaagt krijgt eiseres geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, voorzitter en mr. F. Sijens en
mr. R.L. Herregodts, leden in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen (https://mijn.rechtspraak.nl/keuze)” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.GBM staat voor Geen Benutbare Mogelijkheden.
2.Besluit van 3 december 2002, Stcrt. 2002, 236, gewijzigd bij Besluit van 17 oktober 2006, Stcrt. 2006, 224