In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 januari 2025 uitspraak gedaan over de erkenning van een interlandelijke adoptie van een minderjarige jongen, geboren in Nigeria. De vrouw die de adoptie heeft aangevraagd, heeft de jongen op jonge leeftijd naar Nederland gebracht met de intentie hem te adopteren. De rechtbank heeft zich bij de beoordeling van het verzoek gericht op de belangen van de minderjarige, die in de veronderstelling leeft dat hij door de vrouw is geadopteerd. De rechter heeft vastgesteld dat afwijzing van het verzoek tot erkenning van de adoptie zou leiden tot een onmenselijke situatie voor de minderjarige, die zonder wettige basis in Nederland verblijft en geen gezag heeft. De rechtbank heeft de adoptie erkend, ondanks juridische complicaties, en benadrukt dat de bescherming van kinderrechten voorop staat. De uitspraak is gedaan in het kader van het Kinderrechtenverdrag, dat de belangen van het kind als primaire overweging stelt. De rechter heeft ook de geslachtsnaam van de minderjarige vastgesteld en gelast dat zijn geboorteakte wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.