ECLI:NL:RBNNE:2025:2043

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
C/18/228225 / HA ZA 23-256
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van stichtingen in verband met beëindiging samenwerking en schadevergoeding door onrechtmatig handelen van bestuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 mei 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen huisartsen die betrokken waren bij twee stichtingen, SECOP en SSHPAA. De eisende partijen, bestaande uit twee huisartsen, vorderden schadevergoeding en medewerking van de gedaagde partij, die ook een huisarts is, aan de financiële afwikkeling van de stichtingen na beëindiging van hun samenwerking eind 2020. De rechtbank oordeelde dat de jaarrekeningen van de stichtingen materieel waren vastgesteld en dat de gedaagde partij deze niet meer ter discussie kon stellen. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de gedaagde partij in strijd was met artikel 2:8 BW, wat onrechtmatig was jegens de andere bestuurders. De rechtbank heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, inclusief advocaatkosten, en tot medewerking aan de ontbinding van de stichtingen, op straffe van een dwangsom. De vordering tot uitvoerbaarheid bij voorraad werd toegewezen, ondanks verweer van de gedaagde partij. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: C/18/228225 / HA ZA 23-256
Vonnis van 7 mei 2025
in de zaak van

1.[eis in conv. verw. in rec. 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eis in conv. verw. in rec. 1] ,
2.
[eis in conv. verw. in rec. 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eis in conv. verw. in rec. 2] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. W.M. Sturms,
tegen

1.[ged. in conv. eis in rec.] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [ged. in conv. eis in rec.] ,
advocaat: mr. P.J. Fousert,
2.
STICHTING EERSTELIJNSCENTRUM OUDE PEKELA,
gevestigd te Oude Pekela,
hierna te noemen: SECOP,
gedaagde partij in conventie,
niet verschenen,
3.
STICHTING SAMENWERKENDE HUISARTSEN PEKEL AA,
gevestigd te Nieuwe Pekela,
hierna te noemen: SSHPAA,
gedaagde partij in conventie,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
SECOP en SSHPAA zijn niet verschenen in deze procedure, zodat tegen hen verstek is verleend. Op grond van artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt tussen alle partijen één vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 december 2024;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 11 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eis in conv. verw. in rec. 1] en [eis in conv. verw. in rec. 2] zijn beide huisarts en oefenen de praktijk uit in Nieuwe Pekela. [ged. in conv. eis in rec.] is ook huisarts en oefent de praktijk uit in Oude Pekela. Tussen [eisers] en [ged. in conv. eis in rec.] heeft een samenwerking bestaan op het gebied van zorginnovatie, die eind 2020 is geëindigd.
2.2.
De samenwerking tussen [ged. in conv. eis in rec.] en [eisers] verliep in financiële zin grotendeels via SECOP en SSHPAA. [eis in conv. verw. in rec. 1] , [eis in conv. verw. in rec. 2] en [ged. in conv. eis in rec.] zijn de bestuurders van deze stichtingen.
2.3.
In het kader van de samenwerking werden werkzaamheden verricht door een gezamenlijke praktijkmanager. Afspraken over het gezamenlijk werkgeverschap en (verdeling van) de daarmee verband houdende kosten zijn vastgelegd in een potovereenkomst tot verrekening van personeelskosten (hierna: de POT-overeenkomst).

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vordert - samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. SECOP te veroordelen tot betaling van in hoofdsom € 14.170,00 aan [eis in conv. verw. in rec. 1] en € 14.871,00 aan [eis in conv. verw. in rec. 2] , vermeerderd met wettelijke rente en een bedrag van € 1.065,00 aan buitengerechtelijke (incasso)kosten, en [ged. in conv. eis in rec.] te veroordelen om, voor zover SECOP niet geheel of gedeeltelijk voldoet aan deze veroordelingen binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, het bedrag dat niet voldaan is te betalen aan [eis in conv. verw. in rec. 1] en [eis in conv. verw. in rec. 2] ;
II. [ged. in conv. eis in rec.] te veroordelen tot betaling van het bedrag van in totaal € 6.420,01 aan [eisers] ter zake de afrekening van de POT-overeenkomst, te vermeerderen met wettelijke rente;
III. [ged. in conv. eis in rec.] te veroordelen tot betaling van bedragen van € 5.613,40 aan schadevergoeding wegens gemaakte advocaatkosten zowel aan [eis in conv. verw. in rec. 1] als aan [eis in conv. verw. in rec. 2] , te vermeerderen met wettelijke rente;
IV.
Primair: [ged. in conv. eis in rec.] te veroordelen om mee te werken aan
(i) afwikkeling van het resterende vermogen van SSHPAA en SECOP conform de
afrekenstaat die als productie 28 is overgelegd in deze procedure,
(ii) het nemen van een bestuursbesluit van SSHPAA en SECOP tot ontbinding van
SSHPAA en SECOP onder benoeming van [ged. in conv. eis in rec.] , althans het door de rechtbank in goede justitie te bepalen bestuurslid van SSHPA en SECOP tot bewaarder van hun boeken en aansluitende uitschrijving van SSHPAA en SECOP bij het handelsregister,
op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [ged. in conv. eis in rec.] daar niet aan meewerkt na betekening van het vonnis en onder bepaling dat bij gebreke van medewerking binnen 30 dagen na betekening van het vonnis aan [ged. in conv. eis in rec.] het vonnis in plaats van de wil van [ged. in conv. eis in rec.] treedt,
Te verklaren voor recht dat de eventuele kosten van turboliquidatie van SSHPAA en SECOP voor rekening van [ged. in conv. eis in rec.] komen,
[ged. in conv. eis in rec.] te veroordelen om te gehengen en gedogen dat de POT-overeenkomst als fiscaal subject wordt uitgeschreven door [eisers] nadat de afwikkeling van de
vaststellingsovereenkomst met [naam] heeft plaatsgehad
Althans die beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie juist acht om te komen tot finale afwikkeling van SSHPAA, SECOP en de POT-overeenkomst;
Subsidiair: Indien de rechtbank van oordeel is dat niet bindend is afgesproken dat [ged. in conv. eis in rec.] de praktijkinventaris van SECOP overneemt voor € 90.000,--, [ged. in conv. eis in rec.] te veroordelen tot medewerking aan veiling en aansluitende levering aan de koper daarvan door SECOP, op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag dat [ged. in conv. eis in rec.] daar geheel of gedeeltelijk mee in gebreke zou blijven na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
V. [ged. in conv. eis in rec.] , SSHPAA en SECOP te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten.
3.2.
[ged. in conv. eis in rec.] voert verweer. [ged. in conv. eis in rec.] concludeert tot integrale afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[ged. in conv. eis in rec.] vordert voor recht te verklaren dat [eisers] onrechtmatig jegens haar
heeft gehandeld en [eisers] hoofdelijk te veroordelen de door het onrechtmatig handelen van [eisers] geleden schade en nog te lijden schade te vergoeden nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.5.
[eisers] voert verweer. [eisers] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [ged. in conv. eis in rec.] in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [ged. in conv. eis in rec.] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [ged. in conv. eis in rec.] in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
jaarrekeningen SECOP en SSHPAA
4.1.
De rechtbank stelt vast dat partijen vooruitlopend op de beëindiging van hun samenwerking gezamenlijk opdracht hebben gegeven aan de accountant ( [accountant] ) om de jaarrekeningen over 2018, 2019 en 2020 van SECOP en SSHPAA op te stellen. De jaarrekeningen over 2018 zijn ook formeel vastgesteld [1] , zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan.
4.2.
De opgestelde concept-jaarrekeningen over 2019 en 2020 zijn namens [ged. in conv. eis in rec.] beoordeeld door een eigen accountant, [accountant] . De kosten daarvan zijn door de [eisers] en [ged. in conv. eis in rec.] gezamenlijk gedragen. [accountant] heeft in zijn e-mail van 24 december 2020 [2] over de concept-jaarrekeningen het volgende opgemerkt:
“Ik heb de concept jaarrekeningen 2019 en 2020 van de beide Stichtingen doorgenomen en mijn vragen uitgebreid met [accountant] besproken, daarbij heb ik in de basis geen grote afwijkingen geconstateerd. Er zouden wat correcties doorgevoerd kunnen worden maar die “werken beide kanten op” waardoor ze per saldo nauwelijks van invloed zijn. De totstandkoming van de jaarcijfers 2019/2020 ligt in lijn van voorgaande jaren.
Mij is gevraagd op hoofdlijnen mee te kijken en niet om de desbetreffende jaarrekeningen van de Stichtingen op te stellen, daarvoor heb ik ook gewoonweg niet de onderliggende administraties tot mijn beschikking.
De bedragen in de door [accountant] opgestelde afrekening (zie de mail van maandag 21 december jl.) zijn opgenomen conform de (balans) posten in de concept jaarrekeningen 2020 d.d. 21 december 2020.”
4.3.
Vervolgens heeft [ged. in conv. eis in rec.] in haar e-mail van 18 februari 2021 [3] aan [eisers] onder meer opgemerkt:
“Mijn accountant ging net als ik akkoord met de jaarcijfers.”
Gelet daarop moet er naar het oordeel van de rechtbank vanuit worden gegaan dat tussen [eisers] en [ged. in conv. eis in rec.] overeenstemming is bereikt over de jaarrekeningen van SECOP en SSHPAA over 2019 en 2020. In het midden kan blijven of vaststelling van de jaarrekeningen conform de statuten van SECOP en SSHPAA is gegaan, nu deze jaarrekeningen - zo volgt uit de hiervoor geschetste gang van zaken - materieel wel zijn vastgesteld. Het voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat er nu naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ruimte meer is voor [ged. in conv. eis in rec.] om de inhoud van de jaarrekeningen over 2019 en 2020 (opnieuw) ter discussie te stellen. In zoverre is sprake van rechtsverwerking [4] .
4.4.
[ged. in conv. eis in rec.] heeft in haar e-mail van 18 februari 2021 tevens opgemerkt dat akkoord gaan met de jaarcijfers niet gelijk is aan akkoord gaan met de afrekening. Daarin kan de rechtbank haar echter niet volgen. De afrekenstaat [5] is immers gebaseerd op de jaarrekeningen, waarmee [ged. in conv. eis in rec.] heeft ingestemd. Ook de eigen accountant van [ged. in conv. eis in rec.] ( [accountant] ) heeft gezegd dat de bedragen in de afrekenstaat conform de (balans)posten in de concept-jaarrekeningen over 2020 zijn opgenomen. In het licht daarvan heeft [ged. in conv. eis in rec.] haar stellingname dat de afrekenstaat onjuist is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal dan ook van de juistheid van de overgelegde (geactualiseerde) afrekenstaat uitgaan.
4.5.
Uit de (geactualiseerde) afrekenstaat [6] vloeit voort dat [eis in conv. verw. in rec. 1] en [eis in conv. verw. in rec. 2] jegens SECOP aanspraak hebben op de onder I. gevorderde bedragen. De vordering is in zoverre dan ook toewijsbaar. Ook de daarover gevorderde, en niet inhoudelijk weersproken, wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 zal worden toegewezen.
4.6.
[eisers] vordert tevens vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van € 1.065,00. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk wetboek (BW) en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De rechtbank stelt vast dat [eisers] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.7.
[eisers] vordert in dit verband verder dat [ged. in conv. eis in rec.] tot betaling wordt veroordeeld, voor zover SECOP niet (geheel) voldoet aan deze veroordelingen. [eisers] stelt in dit verband dat [ged. in conv. eis in rec.] onrechtmatig jegens hem handelt en heeft gehandeld door niet mee te werken aan de afronding van de liquidatie en uitbetaling tegen te gaan, terwijl zij weet of behoort te weten dat dit dient te geschieden op grond van de gemaakte afspraken en dat [eisers] daardoor schade lijdt mocht SECOP thans niet meer tot betaling in staat zijn.
4.8.
De rechtbank stelt met [eisers] vast dat [ged. in conv. eis in rec.] de betaling door SECOP conform de afrekenstaat heeft tegengehouden, terwijl – zoals uit het voorgaande volgt – zij wist of behoorde te weten dat betaling van de genoemde bedragen aan [eis in conv. verw. in rec. 1] en [eis in conv. verw. in rec. 2] moest plaatsvinden. Gelet daarop acht de rechtbank ook de gevorderde betaling door [ged. in conv. eis in rec.] indien SECOP niet (geheel) voldoet toewijsbaar. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen onder 4.12 en 4.13 wordt overwogen.
POT-overeenkomst
4.9.
[eisers] stelt dat de bij de samenwerking betrokken praktijkmanager voor haar werkzaamheden werd betaald via een zogeheten POT-overeenkomst tussen de betrokken huisartsen. [eisers] stelt dat [ged. in conv. eis in rec.] in dit verband nog een bedrag van
€ 6.420,01 aan hem verschuldigd is. [ged. in conv. eis in rec.] voert aan dat zij geen partij was bij de POT-overeenkomst en het bedrag daarom niet verschuldigd is.
4.10.
De rechtbank volgt [ged. in conv. eis in rec.] niet in haar stelling dat zij geen partij is bij de POT-overeenkomst. Weliswaar staat zij niet in de POT-overeenkomst vermeld, maar zij heeft niet gemotiveerd betwist dat de praktijkmanager ook voor haar werkzaam was. Ook volgt uit de door [eisers] overgelegde stukken dat door [ged. in conv. eis in rec.] is betaald op de POT-rekening onder vermelding van ‘salaris praktijkmanager’ [7] en verder heeft [ged. in conv. eis in rec.] (als werkgever) de vaststellingsovereenkomst in het kader van beëindiging van het dienstverband van de praktijkmanager mede-ondertekend [8] . Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat weliswaar geen sprake is van contractsovername nu de daarvoor op grond van artikel 6:159 BW vereiste akte ontbreekt, maar dat [ged. in conv. eis in rec.] wel geacht moet worden (stilzwijgend) te zijn toegetreden tot de POT-overeenkomst. [9] Aangezien [ged. in conv. eis in rec.] de vordering voor het overige niet heeft betwist, zal ook het onder II. gevorderde worden toegewezen. Ook de daarover gevorderde en niet inhoudelijk weersproken wettelijke rente vanaf 1 januari 2023 acht de rechtbank toewijsbaar.
Advocaatkosten
4.11.
Volgens [eisers] is het handelen van [ged. in conv. eis in rec.] dat haar toerekenbaar is, in het bijzonder het blijven innemen van feitelijke standpunten tegen beter weten in, dusdanig in strijd met hetgeen volgens de wet - meer in het bijzonder artikel 2:8 BW - of ongeschreven regels in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat het onrechtmatig te achten is jegens [eisers] stelt schade te hebben geleden in de zin van artikel 6:96 BW bestaande uit advocaatkosten van € 5.613,40 voor elk, omdat hij door de onwillige houding
van [ged. in conv. eis in rec.] en haar weigering gemaakte afspraken na te komen zich genoodzaakt heeft gezien een advocaat in de arm te nemen en vruchteloos getracht buiten rechte tot finale afrekening te komen in lijn met de afrekenstaat.
4.12.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 2:8 BW een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkander moeten gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Onder omstandigheden kan een schending van dat artikel ook een onrechtmatige daad opleveren. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke situatie zich hier voordoet.
4.13.
De rechtbank overweegt in dit verband dat op initiatief van [ged. in conv. eis in rec.] is besloten tot beëindiging van de samenwerking tussen partijen. [ged. in conv. eis in rec.] is echter vervolgens in het kader van de (financiële) afwikkeling van de samenwerking standpunten gaan innemen die strijdig zijn met de eerder (materieel) vastgestelde jaarstukken van de betrokken stichtingen, waar zij en de door haar ingeschakelde accountant mee hebben ingestemd. De rechtbank is met [eisers] van oordeel dat [ged. in conv. eis in rec.] als bestuurder van de stichtingen daarmee dusdanig in strijd heeft gehandeld met hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd dat sprake is van onrechtmatig handelen van [ged. in conv. eis in rec.] jegens [eisers] als andere bestuursleden van de stichtingen en dat [ged. in conv. eis in rec.] hiervan een ernstig verwijt te maken valt. Ook acht de rechtbank het gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting aannemelijk dat [eisers] daardoor schade heeft geleden, omdat hij voor de (financiële) afwikkeling van de stichtingen een advocaat heeft moeten inschakelen, waar dat zonder het onrechtmatig handelen van [ged. in conv. eis in rec.] niet nodig zou zijn geweest.
4.14.
Dat door [eisers] advocaatkosten zijn gemaakt is door [ged. in conv. eis in rec.] niet betwist en blijkt ook voldoende uit de overgelegde facturen. Ook komen de gevorderde advocaatkosten de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank zal deze vordering dan ook toewijzen, met dien verstande dat - in lijn met de voorwaardelijke vordering van [eisers] op dit punt - het bedrag van € 1.065,00 aan toegewezen buitengerechtelijke incassokosten daarop in mindering zal worden gebracht.
Afwikkeling
4.15.
[eisers] vordert kort gezegd dat [ged. in conv. eis in rec.] wordt veroordeeld mee te werken aan de afwikkeling van SECOP en SSHPAA conform de afrekenstaat en aan ontbinding van SECOP en SSHPAA. [ged. in conv. eis in rec.] voert in dit verband aan dat de wijze van ontbinding en vereffening is vastgelegd in de statuten en dat op grond daarvan overeenstemming moet worden bereikt. Als belangrijkste materieel geschilpunt voert [ged. in conv. eis in rec.] in dit verband aan dat niet is overeengekomen dat zij de praktijkinventaris van SECOP koopt voor een bedrag van € 90.000,-.
4.16.
De rechtbank merkt hierover op dat uit de stellingname van [ged. in conv. eis in rec.] volgt dat ontbinding en vereffening van SSHPAA en SECOP alleen mogelijk is als over de wijze waarop dat plaatsvindt overeenstemming wordt bereikt tussen [eis in conv. verw. in rec. 1] c.s en [ged. in conv. eis in rec.] . Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank echter gebleken dat het partijen, ondanks herhaaldelijke pogingen daartoe en inzet van een mediator, niet is gelukt die overeenstemming te bereiken en dat een dergelijke overeenstemming niet (op korte termijn) te verwachten valt. Dit terwijl de feitelijke samenwerking tussen partijen - op initiatief van [ged. in conv. eis in rec.] - al per eind 2020 is geëindigd. Voor zover uit de statuten volgt dat over ontbinding en vereffening van de stichtingen overeenstemming tussen partijen moet worden bereikt, kan die regel naar het oordeel van de rechtbank buiten toepassing worden gelaten omdat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (artikel 2:8 lid 2 BW). De vordering van [eisers] on [ged. in conv. eis in rec.] te veroordelen mee te werken aan de afwikkeling van SECOP en SSHPAA zal dan ook worden toegewezen.
4.17.
De rechtbank stelt verder vast dat, zoals ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is gebleken, [ged. in conv. eis in rec.] niet langer betwist dat zij de praktijkinventaris gebruikt en feitelijk heeft overgenomen sinds 1 januari 2021. [ged. in conv. eis in rec.] kan zich echter niet vinden in de getaxeerde waarde van de inventaris.
4.18.
De rechtbank stelt vast staat dat bestuursleden gezamenlijk hebben ingestemd met taxatie van de inventaris. Dit volgt uit de notulen van de bestuursvergadering van 30 september 2020 [10] . Er is opdracht gegeven tot een economische taxatie [11] . Op 12 november 2020 heeft CED het taxatierapport uitgebracht [12] . Uit het rapport volgt dat de taxatie is uitgevoerd op basis van onderhandse verkoopwaarde bij gelijkblijvende locatie en gebruik (going concern). Daaruit volgt een waarde van de inventaris van € 90.000,- inclusief btw. Ter zitting heeft [ged. in conv. eis in rec.] aangevoerd dat de taxatie tegen liquidatiewaarde had moeten plaatsvinden. Zij heeft die stelling echter op geen enkele wijze onderbouwd. De rechtbank zal daarom aan deze stelling voorbijgaan. Voor het overige heeft [ged. in conv. eis in rec.] de getaxeerde waarde van de inventaris niet (gemotiveerd) betwist. Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van de rechtbank de afspraak dat de inventaris tegen de getaxeerde waarde
(€ 90.000,-) door [ged. in conv. eis in rec.] wordt overgenomen vast.
4.19.
Wat betreft de aan de verhuurder betaalde waarborgsom stelt de rechtbank aan de hand van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat dit bedrag per saldo door SECOP is betaald. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen de accountant hierover heeft opgemerkt in haar e-mail van 4 januari 2021 [13] :
“Als het verrekenen van de borg lastig is via de rekening couranten, stel ik voor dat de verhuurder wordt gevraagd de borg terug te storten naar SECOP
De huurovereenkomst is immers beëindigd per 31 december 2020. Hiermee komt
de bankstand dan op € 23.864. Het klopt dat [naam] deze heeft betaald, buiten de stichting aan [naam] . Dit bedrag is echter vergoed aan [naam] in de rekening courant verhouding dus per saldo is dit bedrag betaald door SECOP en niet meer door [naam] ( [naam] kan dit bevestigen).”
[ged. in conv. eis in rec.] heeft niet betwist dat is afgesproken dat zij de waarborgsom zou overnemen. Ook in zoverre kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook van de juistheid van de (geactualiseerde) afrekenstaat worden uitgegaan.
4.20.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eisers] om [ged. in conv. eis in rec.] te veroordelen om mee te werken aan de afwikkeling van SECOP en SSHPAA conform de (geactualiseerde) afrekenstaat worden toegewezen.
4.21.
Ook de gevorderde medewerking aan een bestuursbesluit tot ontbinding van SSHPAA en SECOP en aansluitende uitschrijving van deze stichtingen bij het handelsregister, acht de rechtbank gelet op het voorgaande toewijsbaar. Immers, de feitelijke samenwerking tussen partijen is al geruime tijd beëindigd en alleen de financiële afwikkeling van de stichtingen resteerde nog. De rechtbank zal aan de gevorderde medewerking ook een dwangsom verbinden. De dwangsom zal worden beperkt zoals vermeld in het dictum.
4.22.
[eisers] vordert tevens dat de eventuele kosten van turboliquidatie van SSHPAA en SECOP voor rekening van [ged. in conv. eis in rec.] komen. [eisers] voert in dit verband aan dat door toedoen van [ged. in conv. eis in rec.] de turboliquidatie plaatsvindt na invoering van de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie en dat als gevolg daarvan er onnodige extra lasten bij komen voor de turboliquidatie, die voor rekening van [ged. in conv. eis in rec.] behoren te blijven. [eisers] heeft daarbij niet toegelicht wat de grondslag van zijn vordering is en ook is onduidelijk om welke kosten het precies gaat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze vordering van [eisers] dermate onbepaald is dat de rechtbank deze niet kan toewijzen. Deze vordering zal reeds daarom worden afgewezen.
4.23.
De vordering om te gehengen en gedogen dat POT-overeenkomst wordt uitgeschreven zal worden toegewezen, nu - zoals onder 4.10 is toegelicht - [ged. in conv. eis in rec.] geacht moet worden (stilzwijgend) te zijn toegetreden tot de POT-overeenkomst - en zij deze vordering voor het overige niet heeft betwist.
Verweer tegen uitvoerbaarheid bij voorraad
4.24.
[ged. in conv. eis in rec.] voert tot slot verweer tegen uitvoerbaarverklaring bij voorraad van dit vonnis. De rechtbank gaat aan dat verweer voorbij. Uitgangspunt is dat een veroordeling hangende een hogere voorziening uitvoerbaar dient te zijn. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan [14] . Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
4.25.
[ged. in conv. eis in rec.] heeft in dit verband gesteld dat van belang is dat eerst onherroepelijk komt vast te staan of sprake is van een rechtsgeldig bestuursbesluit over de ontbinding en vereffening van de stichtingen althans over vraag of de afrekenstaat
tussen (alle) betrokken partijen bindend overeengekomen is, voordat [eis in conv. verw. in rec. 1]
c.s. onverhoopt in de gelegenheid zou zijn handelingen te verrichten die niet meer kunnen worden teruggedraaid. Ook stelt [ged. in conv. eis in rec.] dat sprake is van een aanzienlijk restitutierisico.
4.26.
De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de onderlinge samenwerking al per eind 2020 is geëindigd en dat het in deze procedure louter gaat om de financiële afwikkeling van die samenwerking. Zonder nadere toelichting van [ged. in conv. eis in rec.] , die ontbreekt, valt niet in te zien dat [ged. in conv. eis in rec.] in het kader van die financiële afwikkeling een zodanig zwaarwegend belang heeft bij behoud van de huidige situatie dat dit zwaarder moet wegen dan het belang van [eisers] om (eindelijk) tot afwikkeling van de stichtingen te kunnen overgaan. Ook het gestelde restitutierisico is door [ged. in conv. eis in rec.] niet onderbouwd. Het verweer van [ged. in conv. eis in rec.] tegen de uitvoerbaarheid bij voorraad slaagt dan ook niet.
Proceskosten
4.27.
De rechtbank ziet in de relatie tussen partijen alsmede het voorkomen van overlap met toewijzing van het onder III gevorderde, aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.28.
[ged. in conv. eis in rec.] stelt dat [eisers] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door feitelijk te bewerkstelligen dat SSHPAA de niet betwiste vordering van [ged. in conv. eis in rec.] op SSHPAA vanwege geleverde zorg niet meer kan betalen, waardoor zij schade lijdt.
4.29.
De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat [eisers] bedragen hebben betaald aan zichzelf waar zij jegens SSHPAA recht op hadden en dat ook een bedrag aan [ged. in conv. eis in rec.] is uitbetaald (€ 90.000,-). In de conclusie van antwoord in reconventie heeft [eisers] gemotiveerd uiteengezet dat SSHPAA op dat moment alle vorderingen, ook die van [ged. in conv. eis in rec.] dus, volledig kon betalen. Voor zover dat nu niet meer het geval is komt dat - gelet op haar verzet tegen de afwikkeling van SECOP en SSHPAA - voor rekening en risico van [ged. in conv. eis in rec.] . Van enig onrechtmatig handelen van [eisers] is dan ook geen sprake. De reconventionele vordering zal daarom worden afgewezen.
4.30.
[ged. in conv. eis in rec.] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(2 punten × factor 0,5 × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt SECOP om aan [eis in conv. verw. in rec. 1] te betalen een bedrag van € 14.170,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 1 januari 2021, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt SECOP om aan [eis in conv. verw. in rec. 2] te betalen een bedrag van € 14.871,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 1 januari 2021, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt SECOP tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van
€ 1.065,00 aan [eisers] ,
5.4.
veroordeelt [ged. in conv. eis in rec.] om, voor zover SECOP niet voldoet aan de veroordelingen onder 5.1 en 5.2 binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, het bedrag dat niet is voldaan te betalen aan [eis in conv. verw. in rec. 1] respectievelijk [eis in conv. verw. in rec. 2] ,
5.5.
veroordeelt [ged. in conv. eis in rec.] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 6.420,01 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 1 januari 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [ged. in conv. eis in rec.] om aan [eis in conv. verw. in rec. 1] te betalen een bedrag van € 5.080,90 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 27 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt [ged. in conv. eis in rec.] om aan [eis in conv. verw. in rec. 2] te betalen een bedrag van € 5.080,90 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 27 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.8.
veroordeelt [ged. in conv. eis in rec.] om mee te werken aan:
(i) afwikkeling van het resterende vermogen van SSHPAA en SECOP conform de
afrekenstaat die als productie 28 bij dagvaarding is overgelegd in deze procedure;
(ii) het nemen van een bestuursbesluit van SSHPAA en SECOP tot ontbinding van
SSHPAA en SECOP onder benoeming van [ged. in conv. eis in rec.] tot bewaarder van hun boeken en aansluitende uitschrijving van SSHPAA en SECOP bij het handelsregister,
5.9.
veroordeelt [ged. in conv. eis in rec.] om aan [eisers] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag na betekening van het vonnis dat zij niet aan de veroordeling onder 5.8 voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
5.10.
bepaalt dat bij gebreke van de onder 5.8 bedoelde medewerking binnen 30 dagen na betekening van het vonnis aan [ged. in conv. eis in rec.] , het vonnis in plaats van de wil van [ged. in conv. eis in rec.] treedt,
5.11.
veroordeelt [ged. in conv. eis in rec.] om te gehengen en gedogen dat de POT-overeenkomst als fiscaal subject wordt uitgeschreven door [eisers] nadat de afwikkeling van de vaststellingsovereenkomst met [naam] heeft plaatsgehad,
5.12.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.13.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.14.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.15.
wijst de vorderingen van [ged. in conv. eis in rec.] af,
5.16.
veroordeelt [ged. in conv. eis in rec.] in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [ged. in conv. eis in rec.] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.17.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.16 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2025.
964

Voetnoten

1.Zie productie 3 en productie 4 bij dagvaarding.
2.Productie 34 bij dagvaarding.
3.Productie 26 bij dagvaarding.
4.Zie bv. ECLI:NL:HR:2016:2574, ro. 4.2
5.Productie 10 en productie 28 bij dagvaarding.
6.Productie 28 bij dagvaarding.
7.Zie productie 29 bij de dagvaarding.
8.Zie productie 20 bij dagvaarding.
10.Productie 31 bij dagvaarding.
11.Zie productie 32 bij dagvaarding.
12.Productie 7 bij dagvaarding.
13.Productie 13 bij dagvaarding.
14.Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.