ECLI:NL:RBNNE:2025:2322

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
LEE 25-01726
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake voorschriften en beperkingen aan demonstraties op viaduct A7 nabij Blauwe Roos te Winschoten

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 6 juni 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Het verzoeker, een demonstrant uit Appingedam, verzet zich tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Oldambt, dat voorschriften en beperkingen verbindt aan demonstraties op het viaduct over de A7 nabij de Blauwe Roos te Winschoten. De burgemeester heeft deze maatregelen genomen om de verkeersveiligheid te waarborgen, aangezien demonstraties met vlaggen en spandoeken het verkeer kunnen beïnvloeden. Verzoeker stelt dat de Wet openbare manifestaties (Wom) niet van toepassing is, omdat er geen sprake zou zijn van een demonstratie in de zin van de wet, maar eerder van een aantal individuen die een eenmansactie voeren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 4 juni 2025, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de burgemeester aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester bevoegd is om voorschriften en beperkingen te stellen en dat deze maatregelen noodzakelijk zijn voor de verkeersveiligheid. Het recht op betoging wordt erkend, maar kan onder bijzondere omstandigheden worden beperkt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat het bestreden besluit naar verwachting in rechte stand zal houden en het spoedeisend belang van verzoeker niet voldoende is aangetoond. De uitspraak benadrukt dat er alternatieve locaties zijn voor demonstraties, waardoor de beperkingen niet als een absoluut verbod worden gezien.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/1726

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Appingedam, verzoeker

(gemachtigde: mr. A. Allersma),
en

de burgemeester van de gemeente Oldambt

(gemachtigde: mr. S. Zoer).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van de burgemeester om voorschriften en beperkingen te verbinden aan demonstraties op het viaduct over de A7 nabij de Blauwe Roos te Winschoten. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoeker.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 29 maart 2025 heeft de burgemeester voorschriften en beperkingen verbonden aan demonstraties op het viaduct over de A7 nabij de Blauwe Roos te Winschoten
.Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de burgemeester.
Ter zitting zijn [getuige] en [getuige] als getuigen gehoord.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Al enige tijd wordt er op zaterdagmiddag gedemonstreerd op het viaduct over de A7 nabij de Blauwe Roos te Winschoten. Verzoeker is één van de daarbij aanwezige demonstranten.
4. Met het besluit van 29 maart 2025, aan verzoeker uitgereikt op 3 mei 2025, heeft de burgemeester aan de aanwezige demonstranten medegedeeld dat hij met toepassing van de artikelen 3 en 5 van de Wet openbare manifestaties (Wom) voorschriften en beperkingen heeft verbonden aan demonstraties voorzover die plaatsvinden op het viaduct over de A7 nabij de Blauwe Roos te Winschoten (hierna: het viaduct). De voorschriften en beperkingen gelden ook voor demonstraties op andere viaducten over de A 7, voor zover die althans zijn gelegen in de gemeente Oldambt. De burgemeester heeft in het besluit aangegeven dat hij het noodzakelijk heeft geacht om aan demonstraties op viaducten over de A7 voorschriften en beperkingen te verbinden om de verkeersveiligheid voldoende te borgen. De demonstraties met vlaggen en spandoeken hebben effect op het (snel rijdende) verkeer op de A7. Voorts is er het risico dat een vlag of spandoek losraakt en in het verkeer terechtkomt.
5. Verzoeker heeft op 15 mei 2025 tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker is primair van mening dat de Wom niet van toepassing is, aangezien er geen sprake is van een demonstratie of manifestatie in de zin van de Wom. Het gaat om de aanwezigheid van een zeer gering aantal individuen (drie tot acht) met uiteenlopende standpunten die allen voor zich een eenmansactie voeren tegen diverse hen onwelgevallige situaties en ontwikkelingen. Verzoeker is verder van mening dat de noodzaak om voorschriften en beperkingen op te leggen ontbreekt. Er worden geen spandoeken gebruikt en de aanwezigheid van de betogers heeft geen effect op het verkeer. Verzoeker is ten slotte van mening dat de voorschriften onevenredig bezwarend zijn in verhouding tot het daarmee te dienen doel. Verzoeker heeft er daarbij op gewezen dat demonstreren waarbij het gaat om het uiten van een mening een grondrecht is.
6. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd de voorlopige voorziening te treffen dat het besluit van 15 mei 2025 wordt geschorst hangende bezwaar en beroep. Verzoeker heeft gesteld een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening te hebben, omdat hij belang heeft bij duidelijkheid omtrent de eventuele strafrechtelijke gevolgen van zijn aanwezigheid op het viaduct.
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat, zoals op de zitting is gebleken, dat verzoeker het uitsluitend niet eens is met de in het bestreden besluit opgenomen voorschriften en beperkingen inhoudende dat tijdens een demonstratie op het viaduct geen vlaggen met daarop teksten mogen worden geplaatst, bevestigd en meegedragen. Voor het overige heeft verzoeker het bestreden besluit niet aangevochten.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat het recht op betoging een grondrecht is. Aan dit grondrecht kunnen onder bijzondere omstandigheden beperkingen worden gesteld. Het moet dan gaan om bijvoorbeeld het belang van het verkeer [1] . De burgemeester moet in een dergelijk geval aannemelijk maken dat het stellen van voorschriften en beperkingen noodzakelijk is.
9. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat de burgemeester bevoegd is om aan demonstraties waar verzoeker aan deelneemt voorschriften en beperkingen te verbinden. Uit het dossier blijkt dat elke zaterdag circa drie tot acht personen samenkomen op het viaduct om te demonstreren. Er is dan sprake van een samenkomst in de zin van de Wom. Ter zitting is dit van de kant van verzoeker ook niet echt bestreden.
10. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de burgemeester voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het stellen van de voorschriften en beperkingen waartegen verzoeker zich verzet noodzakelijk is. Dat de aanwezigheid van een groep personen met vlaggen met daarop teksten op het viaduct negatieve gevolgen kan hebben voor de verkeersveiligheid op die plek, acht de voorzieningenrechter aannemelijk. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat de burgemeester die conclusie mede stoelt op van de politie (mondeling) verkregen informatie. De politie heeft om die reden de burgemeester verzocht voorschriften en beperkingen te stellen aan demonstreren op het viaduct. Alhoewel deze informatie (nog) niet op papier is gezet, ziet de voorzieningenrechter geen reden om daaraan te twijfelen en gaat hij daarvan uit bij zijn beoordeling van het hier aan de orde zijnde verzoek om een voorlopige voorziening.
11. De voorzieningenrechter overweegt voorts dat het besluit van de burgemeester -anders dan verzoeker meent- op zichzelf niet een verbod voor hem inhoudt om te demonstreren en zijn mening te uiten in het openbaar. Verzoeker moet weliswaar worden toegegeven dat de door de burgemeester opgelegde voorschriften en beperkingen om op het viaduct te demonstreren voor hem in belangrijke mate beperkend zijn om aldaar zijn mening (effectief) te uiten maar door de burgemeester is uitdrukkelijk overwogen dat zulks op tal van andere plaatsen in de gemeente wel, en dan ruimer en effectiever kan plaatsvinden. De voorzieningenrechter overweegt daarbij nog dat verzoeker naar zijn oordeel schriftelijk en ter zitting onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij om zijn mening uit te kunnen dragen specifiek is aangewezen op het viaduct en dat dit op een andere plek niet zou kunnen.
12. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit in de daartegen door verzoeker bij de burgemeester aangespannen procedure naar het zich thans laat aanzien in rechte stand zal kunnen houden. Daarom, en ook omdat het spoedeisend belang niet onmiddellijk duidelijk is gelet op met name het feit dat er andere plekken zijn om (effectief) te demonstreren, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. T.F. Bruinenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van H. Siebers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Artikel 9 van de Grondwet luidt:
1. Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
2. De wet kan regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Artikel 3 van de Wet openbare manifestaties (Wom) luidt:
1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de gevallen waarin voor samenkomsten tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging op openbare plaatsen een voorafgaande kennisgeving vereist is.
2. Voor op vooraf bepaalbare tijdstippen regelmatig terugkerende samenkomsten als bedoeld in het eerste lid, uitgaande van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan of een genootschap op geestelijke grondslag, is een eenmalige kennisgeving voldoende.
3. De verordening voorziet ten minste in:
a. regels betreffende de gevallen waarin een schriftelijke kennisgeving wordt vereist van degene die voornemens is een samenkomst te houden;
b. regels betreffende het tijdstip waarop de kennisgeving moet zijn gedaan, de bij de kennisgeving te verstrekken gegevens, en het verstrekken van een bewijs van ontvangst aan degene die de kennisgeving doet.
4. Over de inhoud van hetgeen wordt beleden worden geen gegevens verlangd.
Artikel 4 van de Wom luidt:
1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de gevallen waarin voor vergaderingen en betogingen op openbare plaatsen een voorafgaande kennisgeving vereist is.
2. De verordening voorziet ten minste in:
a. regels betreffende de gevallen waarin een schriftelijke kennisgeving wordt vereist van degene die voornemens is een vergadering of betoging te houden;
b. regels betreffende het tijdstip waarop de kennisgeving moet zijn gedaan, de bij de kennisgeving te verstrekken gegevens, en het verstrekken van een bewijs van ontvangst aan degene die de kennisgeving doet.
3. Over de inhoud van de te openbaren gedachten of gevoelens worden geen gegevens verlangd.
Artikel 5 van de Wom luidt
1. De burgemeester kan naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen stellen of een verbod geven.
2. Een verbod kan slechts worden gegeven indien:
a. de vereiste kennisgeving niet tijdig is gedaan;
b. de vereiste gegevens niet tijdig zijn verstrekt;
c. een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.
3. Een voorschrift, beperking of verbod kan geen betrekking hebben op de inhoud van hetgeen wordt beleden, onderscheidenlijk van de te openbaren gedachten of gevoelens.
4. Beschikkingen als bedoeld in het eerste lid worden zo spoedig mogelijk bekendgemaakt aan degene die de kennisgeving heeft gedaan.
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Oldambt 2025
Artikel 2:3 luidt:
1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
2. De kennisgeving bevat:
a. naam en adres van degene die de betoging houdt;
b. het doel van de betoging;
c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
d. de plaats en, voor zover van toepassing de route;
e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
3. Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
4. Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.
5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.

Voetnoten

1.Artikel 9 van de Grondwet