ECLI:NL:RBNNE:2025:2341

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
LEE 23/3062
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.S. Schür
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek inzake bedrijfsmatig gebruik perceel door derde-partij

Deze uitspraak betreft de afwijzing van een handhavingsverzoek van eiser, die stelt dat derde-partij het perceel bij zijn woning gebruikt voor een autoreparatiebedrijf. Eiser verzoekt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen om op te treden tegen dit bedrijfsmatige gebruik. De rechtbank oordeelt dat niet is vastgesteld dat derde-partij een professioneel garagebedrijf heeft op de locatie. Uit een verslag van de toezichthouder, gemaakt op 13 december 2022, blijkt dat de situatie niet in strijd is met het bestemmingsplan. Het college heeft het handhavingsverzoek op 21 december 2021 afgewezen en dit besluit is in stand gebleven na een bezwaarprocedure. Eiser heeft beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank concludeert dat het college zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat er geen aanleiding is voor schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. C.S. Schür op 4 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3062

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen

(gemachtigde: A. Duursma)
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde belanghebbende]uit Klazienaveen (derde-partij).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van het handhavingsverzoek van eiser. Volgens eiser gebruikt derde-partij het perceel bij de woning aan de [adres 1] in [plaats 1] voor een autoreparatiebedrijf. Eiser wil dat het college optreedt tegen het bedrijfsmatige gebruik.
1.1.
Het college heeft het handhavingsverzoek op 21 december 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 juni 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing gebleven, omdat er volgens het college geen sprake is van een overtreding van de regels van het bestemmingsplan.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiser heeft zijn beroepschrift aangevuld met een verzoek om schadevergoeding.
1.3.
Het college heeft een aanvullend stuk gestuurd. Derde-partij heeft schriftelijk gereageerd. Eiser heeft daarop gereageerd.
1.4.
Op verzoek van de rechtbank heeft het college een nader stuk toegestuurd.
Het college heeft een nader onderzoek laten uitvoeren door de Omgevingsdienst en de rapportage hiervan ook aan de rechtbank gestuurd. Eiser heeft hierop gereageerd en nog een nader stuk ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [naam] en A. Duursma namens het college, en derde-partij met zijn partner en zoon.
1.6.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser woont aan de [adres 2] in [woonplaats] en is eigenaar van een (agrarisch) perceel naast de woning van derde-partij. Eiser heeft een brief gestuurd aan het college en de gemeenteraad van de gemeente Emmen. Hij heeft daarin onder andere verzocht om op te treden tegen het bedrijfsmatig gebruik van het perceel bij de woning van derde-partij (de locatie). Dit bedrijfsmatig gebruik bestaat volgens hem uit het hebben van garages voor zes trouwauto’s, twee containers vol automateriaal en het sleutelen aan auto’s.
2.1.
Het college heeft dit verzoek op 21 december 2021 afgewezen omdat het verzorgen van trouwritten vanaf het perceel volgens het college valt onder het overgangsrecht. Er is door de toezichthouder niet vastgesteld dat er op het perceel bedrijfsmatig auto’s worden gerepareerd. Er is daarom geen sprake van een overtreding volgens het college.
2.2.
Op 9 januari 2022 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek. De Commissie van advies voor de bezwaarschriften van de gemeente Emmen heeft het college geadviseerd nader onderzoek op het perceel van derde-partij te doen. In december 2022 heeft een toezichthouder een onderzoek gedaan. Op basis hiervan heeft het college besloten om niet handhavend op te treden en de afwijzing van het verzoek van eiser in stand te laten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het handhavingsverzoek. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat de zaak over?
5. Deze zaak gaat alleen over het handhavingsverzoek dat eiser heeft gedaan op 18 augustus 2023, dat ging over het bedrijfsmatig gebruik van de locatie. Deze zaak gaat niet over de bouwwerken die de toezichthouder op 13 december 2022 op de locatie heeft gezien, en waarvoor mogelijk een vergunning had moeten worden verleend. Deze zaak kan daar niet over gaan omdat het handhavingsverzoek van 18 augustus 2023 alleen ging over het bedrijfsmatig gebruik van het perceel. [1] De zaak kan om dezelfde reden niet gaan over het hekwerk en het zand op de erfscheiding tussen de percelen van eiser en derde-partij, of over de schuur van eiser bij zijn eigen woning in [woonplaats] .
5.1.
De vraag die de rechtbank moet beoordelen is of er sprake is van een overtreding en of het college dat zorgvuldig genoeg heeft onderzocht. Ook doet eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Hieronder bespreekt de rechtbank deze beroepsgronden.
Is de Omgevingswet van toepassing?
6. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Op een besluit waarin het bestuursorgaan een voor 1 januari 2024 ingediende aanvraag om handhavend op te treden afwijst, blijft oud recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt. [2] In dit geval is dit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Is er sprake van een overtreding?
7. Eiser heeft tot 1975 in de woning van derde-partij gewoond. Op dat moment viel de woning onder het overgangsrecht en mocht eiser daar niets bouwen of uitbreiden. Daarom is hij verhuisd. Derde-partij heeft de woning gekocht. Hij heeft onder andere een garage gebouwd en heeft daar zes trouwauto’s staan die hij bedrijfsmatig verhuurt. Ook is er een smeerkelder waar volgens eiser professioneel gesleuteld wordt. Bovendien worden er in twee containers automaterialen opgeslagen. Dat is volgens eiser in strijd met het overgangsrecht.
7.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de woning niet meer onder het overgangsrecht valt. Het bestemmingsplan is gewijzigd en het wonen is daar toegestaan. Voor de garage met de stalling van auto’s is in 2003 een omgevingsvergunning verleend. De toezichthouder van de gemeente heeft op 13 december 2022 een bezoek gebracht aan de locatie. Hij heeft – voor zover van belang voor deze zaak – geconstateerd dat er een klein gedeelte van de stallingsruimte is ingericht voor het onderhouden van auto’s. Deze ruimte heeft volgens de toezichthouder geen professionele uitstraling. Er is op het perceel geen enkel bouwwerk aangetroffen waarin automaterialen worden opgeslagen. Derde-partij is gepensioneerd automonteur en onderhoudt de trouwauto’s en de auto’s van vrienden en familie. De uitstraling is hobbymatig, aldus de toezichthouder. Het college meent daarom dat er geen sprake is van gebruik dat strijdig is met het bestemmingsplan. Er is daarom geen sprake van een overtreding, aldus het college.
7.2.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. [3] Op de locatie is – ten tijde en voor zover van belang – het bestemmingsplan Buitengebied 2011 van toepassing. De gronden hebben hierin de bestemming ‘Wonen – Vrijstaand’. De gronden mogen op grond van artikel 62 worden gebruikt voor onder andere vrijstaande woningen, bijbehorende bouwwerken en tuinen en erven. Tussen partijen is niet in geschil – en de rechtbank is het daarmee eens - dat het hebben van een professionele garage daar niet is toegestaan.
7.3.
De rechtbank is het eens met het college dat niet is vast komen te staan dat derde-partij een professioneel garagebedrijf heeft op de locatie. Uit het verslag met de foto’s die de toezichthouder op 13 december 2022 heeft gemaakt blijkt dat niet. Het verslag is duidelijk en wordt door eiser niet tegengesproken. Het college heeft voldoende zorgvuldig het onderzoek gedaan. De stelling van eiser dat autobanden inmiddels elders zijn opgeslagen, heeft eiser niet verder onderbouwd. Ook heeft eiser op de zitting niet kunnen aangeven wat de merkbare gevolgen zijn voor de omgeving (de ruimtelijke uitstraling) van de aanwezigheid het vermeende bedrijf. Het hobbymatig repareren van auto’s is niet in strijd met de woonbestemming. [4] Ook het stallen van trouwauto’s is daarmee niet in strijd. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel?
8. Uit wat eiser aanvoert, begrijpt de rechtbank dat eiser vindt dat de gemeente met twee maten meet. Toen hij er woonde mocht er niets op het perceel en nu mag er van alles. Bovendien kostte het eiser veel moeite om een omgevingsvergunning te krijgen voor de bouw van de stalling bij zijn huidige woning. Terwijl derde partij wel veel mag bijbouwen en dit achteraf wordt gelegaliseerd.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat er geen sprake is van gelijke gevallen. Het bestemmingsplan dat geldig was op het moment van het bestreden besluit, is een ander bestemmingsplan dan het bestemmingsplan dat geldig was toen eiser op de locatie woonde. Ook de vraag of en hoe een bepaald bouwwerk mag worden gebouwd, hangt niet samen met deze zaak over het bedrijfsmatig gebruik van een perceel. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van het verzoek in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten of een schadevergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.S. Schür rechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, […]

Bestemmingsplan Buitengebied 2011

artikel 62 Wonen - Vrijstaand
62.1
Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen-Vrijstaand aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. vrijstaande woningen;
b. bijbehorende bouwwerken;
c. tuin en erven;
[…]
met bijbehorende:
i. andere bouwwerken;
j. sport- en speelgelegenheden;
k. toegangswegen in- en uitritten;
l. parkeervoorzieningen;
m. groenvoorzieningen;
n. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 10 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4517.
2.Dat volgt uit artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
3.Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2077.