ECLI:NL:RBNNE:2025:2375

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
KL-11388439 \ CV EXPL 24-5950 E
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en zorgkosten door VGZ Zorgverzekeraar N.V. en tegenvordering tot afmelding als wanbetaler bij het CAK door gedaagde

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. (hierna: VGZ) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van zorgpremie en zorgkosten die zijn gemaakt in de periode waarin [gedaagde] onverzekerd was. VGZ heeft de zorgverzekering van [gedaagde] in december 2022 beëindigd vanwege twijfels over haar inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). In juni 2023 heeft [gedaagde] zich opnieuw verzekerd bij VGZ, maar VGZ vordert nu betaling van premies en zorgkosten over de periode waarin de verzekering niet geldig was. De kantonrechter oordeelt dat VGZ de zorgverzekering niet met terugwerkende kracht mocht herstellen, waardoor [gedaagde] niet verplicht is om de gevorderde bedragen te betalen. Daarnaast heeft VGZ [gedaagde] aangemeld als wanbetaler bij het CAK, wat de kantonrechter onterecht acht. De kantonrechter wijst de vordering van VGZ af en veroordeelt VGZ om [gedaagde] met terugwerkende kracht af te melden bij het CAK. De vorderingen van [gedaagde] tot betaling van diverse bedragen worden afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd zijn. De proceskosten worden voor VGZ vastgesteld op nihil, aangezien [gedaagde] geen professionele rechtsbijstand heeft ingeschakeld.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: 11388439 \ CV EXPL 24-5950
Vonnis van 24 juni 2025
in de zaak van
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
te Arnhem,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonende op een geheim adres in de gemeente [gemeente] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .
De zaak in het kort
[gedaagde] had een zorgverzekering bij VGZ. VGZ heeft de zorgverzekering in december 2022 beëindigd, omdat er twijfels waren of de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) wel klopte. In juni 2023 is [gedaagde] opnieuw verzekerd bij VGZ. VGZ vordert betaling van premie en zorgkosten die zijn gemaakt in de tussenliggende periode. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] dit niet hoeft te betalen, omdat VGZ de zorgverzekering niet met terugwerkende kracht mocht herstellen. Daarnaast heeft VGZ [gedaagde] aangemeld bij het CAK als wanbetaler. [gedaagde] wil dat VGZ dit terugdraait. De kantonrechter wijst deze vordering toe. [gedaagde] heeft ook betaling gevorderd van enkele bedragen. De kantonrechter wijst deze vorderingen af, omdat deze onvoldoende onderbouwd zijn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, tevens vermeerdering van eis in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] had in 2022 een zorgverzekering bij VGZ, net als haar ouders.
2.2.
Op 29 november 2022 heeft VGZ [gedaagde] een e-mail gestuurd, waarin staat dat de gemeente waar [gedaagde] woont aan VGZ heeft laten weten dat haar adres langer dan vier maanden in onderzoek is. Daarom twijfelt VGZ of zij het juiste adres van [gedaagde] heeft. Alleen als het juiste adres bij VGZ bekend is, kan [gedaagde] volgens de Zorgverzekeringswet bij VGZ verzekerd blijven, aldus de e-mail. VGZ heeft [gedaagde] gevraagd om ervoor te zorgen dat zij met het juiste adres bij de gemeente staat ingeschreven, als zij in Nederland woont. Voor het geval [gedaagde] in het buitenland woont en in Nederland werkt, heeft VGZ [gedaagde] gevraagd (onder andere) een loonstrook toe te sturen.
2.3.
In december 2022 heeft VGZ de zorgverzekeringen van [gedaagde] en haar ouders beëindigd.
2.4.
Tussen 1 december 2022 en 19 december 2022 heeft VGZ in negen betalingen in totaal € 2.649,63 overgemaakt naar de bankrekening van de ouders van [gedaagde] .
2.5.
Op 3 maart 2023 heeft het CAK een brief gestuurd aan [gedaagde] waarin staat dat zij geen zorgverzekering heeft en dat zij voor 3 juni 2023 een zorgverzekering moet afsluiten. Op 12 juni 2023 heeft het CAK opnieuw een brief gestuurd aan [gedaagde] , waarin staat dat zij niet binnen de termijn van drie maanden een zorgverzekering heeft afgesloten en dat zij daarom een boete van € 472,25 moet betalen. Verder staat in de brief dat [gedaagde] opnieuw een termijn van drie maanden krijgt om een zorgverzekering af te sluiten.
2.6.
In juni 2023 is opnieuw een zorgverzekeringsovereenkomst tussen VGZ en [gedaagde] tot stand gekomen. VGZ heeft deze zorgverzekering met terugwerkende kracht laten ingaan vanaf het moment dat de verzekering door haar beëindigd was.
2.7.
Op 24 september 2024 heeft de gemachtigde van VGZ een brief gestuurd aan [gedaagde] , waarin staat dat zij € 2.029,80 aan declaraties en premie moet betalen en € 111,46 aan rente, en dat hier een bedrag van € 799,55 van wordt afgetrokken omdat [gedaagde] dit al heeft betaald. In totaal moet [gedaagde] volgens deze brief nog € 1.341,71 betalen. [gedaagde] heeft dit niet gedaan.

3.Het geschil

in conventie en in reconventie
3.1.
VGZ vordert - samengevat - dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van € 1.569,48, te vermeerderen met de wettelijke rente en proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van VGZ. [gedaagde] heeft een tegenvordering ingesteld (een vordering in reconventie). Zij heeft - na vermeerdering van eis - gevorderd dat VGZ wordt veroordeeld tot:
  • het met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2023 afmelden van [gedaagde] als wanbetaler bij het CAK,
  • betaling van € 159,00 aan eigen bijdrage voor een advocaat,
  • betaling van een restitutie van € 75,00,
  • terugbetaling van het teveel betaalde van € 34,60,
  • betaling van een restitutie van de te veel betaalde premie van € 532,91 op 11 november 2023,
  • betaling van restitutie van de meerkosten van de premie bij het CAK, tot 1 januari 2025 begroot op € 576,00,
  • betaling van restitutie van de meerkosten van de premie bij het CAK, van 1 januari 2025 tot 1 april 2025 begroot op € 180,00, en daarna voor elke maand € 12,00,
  • betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 253,83,
  • betaling van de wettelijke rente, tot op heden geschat op € 117,04,
  • betaling van de proceskosten.
3.3.
VGZ voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
VGZ mocht de zorgverzekering niet met terugwerkende kracht herstellen
4.1.
VGZ heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat zij de zorgovereenkomst in december 2022 terecht heeft beëindigd, omdat geen adres van [gedaagde] bekend was. Toen in juni 2023 bleek dat [gedaagde] wel verzekeringsplichtig was, is de zorgovereenkomst terecht met terugwerkende kracht weer ingegaan. Het hebben van een zorgverzekering is in Nederland verplicht en dat betekent, aldus nog steeds VGZ, dat iedere inwoner in Nederland verplicht is om (maandelijks) in ieder geval haar basispremie te voldoen. Volgens [gedaagde] mocht VGZ de zorgovereenkomst niet met terugwerkende kracht laten ingaan.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat de verplichting van een verzekerde om een verzekeringspremie te betalen volgt uit het bestaan van een verzekeringsovereenkomst. Dat geldt ook in het geval van een zorgverzekering. Als er geen (zorg)verzekering is afgesloten, bestaat dus ook geen verplichting tot betaling van premie, nog daargelaten de vraag aan wie in zo’n geval dan premie verschuldigd zou zijn. Dat er in bepaalde gevallen een plicht bestaat om een verzekering af te sluiten (zoals voor een zorgverzekering volgt uit de Zorgverzekeringswet) betekent nog niet dat, al dan niet met terugwerkende kracht, gedaan kan worden alsof die verzekering er altijd is geweest. Daarvoor is dan een (specifieke) grondslag vereist, die er bijvoorbeeld wel is voor een ‘nieuwe’ verzekeringsplichtige (zie artikel 5 lid 5 sub a van de Zorgverzekeringswet). Voor het geval zoals hier aan de orde bestaat een dergelijke grondslag niet.
4.3.
Het voorgaande betekent dat het VGZ niet vrijstond om de zorgverzekering van [gedaagde] met terugwerkende kracht in te laten gaan. [gedaagde] hoeft daarom geen premie te betalen over de periode dat zij onverzekerd was. Ook aan de vordering tot betaling van de zorgkostennota’s heeft VGZ ten grondslag gelegd dat [gedaagde] deze op grond van de zorgverzekeringsovereenkomst moet betalen. Maar gelet op het voorgaande bestond deze verzekering niet in de betreffende periode. VGZ heeft geen andere grondslagen aangevoerd op grond waarvan zij betaling van de zorgkosten vordert. De vorderingen van VGZ zullen daarom worden afgewezen.
VGZ wordt veroordeeld in de proceskosten
4.4.
VGZ is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [gedaagde] heeft verzocht om toekenning van salaris voor haar gemachtigde. De kantonrechter wijst dit niet toe, omdat de gemachtigde van [gedaagde] haar vader is en er dus geen sprake is van professionele rechtsbijstand. [gedaagde] heeft niet gesteld dat zij kosten heeft moeten maken voor de bijstand door haar vader. De proceskosten van [gedaagde] worden daarom vastgesteld op nihil.
in reconventie
VGZ moet [gedaagde] afmelden bij het CAK
4.5.
VGZ heeft [gedaagde] per 1 december 2023 aangemeld bij het CAK. Volgens [gedaagde] was dit onterecht. Zij moet hierdoor een hogere premie betalen voor haar zorgverzekering. [gedaagde] wil dat VGZ haar met terugwerkende kracht afmeldt bij het CAK. Volgens VGZ was de aanmelding bij het CAK wel terecht, omdat sprake was van een betaalachterstand van minimaal zes maanden.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter was de aanmelding bij het CAK onterecht. Hiervoor is namelijk al geoordeeld dat [gedaagde] geen premie en zorgkostennota’s hoeft te betalen over de periode dat zij onverzekerd was. Uit de door [gedaagde] ingediende rekeningafschriften blijkt dat zij vanaf juni 2023 de maandelijkse premie heeft betaald. Er was dan ook geen betaalachterstand in december 2023, zodat er geen reden was voor de aanmelding bij het CAK.
4.7.
Dit betekent dat VGZ [gedaagde] met terugwerkende kracht per 1 december 2023 moet afmelden bij het CAK. Deze vordering van [gedaagde] zal worden toegewezen.
VGZ hoeft geen schadevergoeding te betalen voor de hogere premie via het CAK
4.8.
[gedaagde] wil dat VGZ haar een vergoeding betaalt voor de hogere premie die zij aan het CAK heeft moeten betalen. De kantonrechter wijst deze vordering af. Het is namelijk te verwachten dat het CAK na de afmelding de onterecht geïnde premie aan [gedaagde] zal terugbetalen. Er is dan geen sprake van schade aan de zijde van [gedaagde] . De kantonrechter ziet daarom nu geen grond voor toewijzing van deze vordering. [1]
De vordering van € 159,00 wordt afgewezen
4.9.
[gedaagde] heeft betaling van € 159,00 gevorderd, omdat VGZ de zorgverzekering volgens haar onterecht heeft beëindigd en [gedaagde] rechtsbijstand nodig had om weer verzekerd te worden. Het bedrag van € 159,00 is de eigen bijdrage die [gedaagde] heeft moeten betalen voor de rechtsbijstand.
4.10.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. [gedaagde] heeft gesteld dat zij, nadat er onduidelijkheid was ontstaan over haar inschrijving in het BRP en ze werd gevraagd om meer informatie, loonstrookjes heeft opgestuurd naar VGZ. VGZ heeft echter betwist dat zij loonstrookjes van [gedaagde] heeft ontvangen. Gelet op deze betwisting had het op de weg van [gedaagde] gelegen om haar standpunt nader te onderbouwen, bijvoorbeeld met stukken waaruit blijkt dat de loonstrookjes naar VGZ zijn verstuurd. Dat heeft zij niet gedaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij de loonstrookjes heeft opgestuurd naar VGZ. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat het destijds beëindigen van de zorgverzekering door VGZ onterecht was, zodat de op die stelling gebaseerde vordering tot schadevergoeding niet toewijsbaar is. Dit betekent dat deze vordering zal worden afgewezen.
De vorderingen van € 75,00 en € 34,60 worden afgewezen
4.11.
[gedaagde] heeft betaling gevorderd van een ‘restitutie’ van € 75,00 en ‘het teveel betaalde’ van € 34,60. Zij heeft echter niet gesteld waar die restitutie en dat teveel betaalde op zien. De kantonrechter zal deze vorderingen daarom afwijzen.
De vordering van € 532,91 wordt afgewezen
4.12.
[gedaagde] heeft betaling gevorderd van € 532,91 vanwege restitutie van de te veel betaalde premie op 11 november 2023. Uit het overzicht en de bankafschrijvingen die [gedaagde] heeft ingediend als productie A blijkt echter niet dat zij een bedrag van € 532,91 aan VGZ heeft betaald. Daarom is niet gebleken dat [gedaagde] te veel premie heeft betaald. Deze vordering zal daarom afgewezen worden.
De buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente worden afgewezen
4.13.
Omdat de vorderingen van [gedaagde] worden afgewezen, zullen ook de daaraan gekoppelde vorderingen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente afgewezen worden.
VGZ wordt veroordeeld in de proceskosten
4.14.
Omdat VGZ [gedaagde] moet afmelden bij het CAK, geldt VGZ als de in het ongelijk gestelde partij. Zij moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Ook in reconventie geldt dat geen salaris gemachtigde zal worden toegewezen, omdat geen sprake is van professionele rechtsbijstand. De proceskosten van [gedaagde] worden daarom vastgesteld op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van VGZ af,
5.2.
veroordeelt VGZ in de proceskosten van [gedaagde] , tot op heden vastgesteld op nihil,
in reconventie
5.3.
veroordeelt VGZ om [gedaagde] met terugwerkende kracht per 1 december 2023 af te melden als wanbetaler bij het CAK,
5.4.
veroordeelt VGZ in de proceskosten van [gedaagde] , tot op heden vastgesteld op nihil,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. van Eijk en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.
57910

Voetnoten

1.Vergelijk Rechtbank Overijssel 13 april 2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:1719.