In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen de hoogte van de toegekende bijstand voor de kosten van aanvangswerkzaamheden en maandelijkse werkzaamheden van bewindvoering en mentorschap over de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023. Eiser, die een Wajong-uitkering ontvangt, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, die aanvankelijk was afgewezen omdat zijn draagkracht hoger was dan de gemaakte kosten. Na bezwaar werd het toegekende bedrag verhoogd, maar eiser was van mening dat het college uitging van een te hoge draagkracht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college beoordelingsvrijheid heeft bij de vaststelling van de draagkracht en dat de oorspronkelijke berekening van de draagkracht in overeenstemming was met het beleid van het college. Eiser voerde aan dat de inhoudingen door de bewindvoerder als verplichte inhoudingen moeten worden beschouwd, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De inhoudingen verminderen niet het inkomen dat beschikbaar is voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft gehandeld en dat het beroep ongegrond is verklaard.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 19 juni 2025. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.