4.1.Met de vergunningen van 14 december 2022 en 6 februari 2024 heeft het college afgeweken van de in artikel 3.2.1, onder a en onder i, van de planregels opgenomen bouwregels over bouwen binnen het bouwvlak en over de bouwhoogte. Deze vergunningen zijn met het bestreden besluit in stand gelaten. Het beroep van eisers richt zich niet tegen het bouwen buiten het bouwvlak. Op zitting hebben eisers verder aangegeven dat zij het beroep tegen de bouwhoogte intrekken. Het beroep van eisers richt zich daarmee alleen tegen het standpunt van het college dat artikel 3.2.1, onder c en onder e, van de planregels niet in de weg staan aan het verlenen van de door eisers bestreden omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’. De rechtbank bespreek de hiertegen gerichte beroepsgronden.
5. Voordat de rechtbank de beroepsgronden inhoudelijk beoordeelt, zal de rechtbank ingaan op het procesbelang van eisers en het relativiteitsvereiste.
Procesbelang en relativiteit
6. In het verweerschrift heeft het college het procesbelang van eisers in twijfel getrokken. Procesbelang is het belang dat eisers hebben bij de uitkomst van de procedure. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit procesbelang bij een beoordeling van zijn beroep, tenzij komt vast te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Eisers hebben aangegeven dat zij zich verzetten tegen de bouw. Zij zijn het niet eens met de bouw van de recreatiewoningen en willen niet dat de verleende vergunningen in stand blijven. Dat kunnen zij met de beroepsprocedure bereiken. Dit levert voldoende procesbelang op.
7. Op zitting is besproken of het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht mogelijk in weg staat aan het gegrond verklaren van het beroep. De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is. Eisers beroepen zich erop dat het college niet heeft onderkend dat het vergunde bouwplan (ook) in strijd is met de onderdelen c en e van artikel 3.2.1 van de planregels. Met die planregels heeft de gemeenteraad beoogt een faseringsregeling op te nemen die ervoor zorgt dat het bouwen en gebruiken van de recreatiewoningen die het bestemmingsplan toelaat, niet leiden tot negatieve effecten op de natuur (in het bijzonder het nabij het plangebied liggende Natura 2000-gebied Duinen Terschelling). Op grond van artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Eisers beroepen zich op strijd met planregels die mede zijn vastgesteld ter bescherming van het belang van de bescherming van de natuur. De afstand van het perceel van eisers tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied bedraagt maximaal 50 meter. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de planregels waarop eisers zich beroepen kennelijk niet ook strekken ter bescherming van het behoud van een goed woon- en leefklimaat van eisers.De rechtbank zal de beroepsgronden van eisers daarom inhoudelijk bespreken.
Is sprake van strijd met artikel 3.2.1, onder c, van het bestemmingsplan?
8. Eisers voeren aan dat het college met de in 2022 verleende omgevingsvergunningen voorbij gaat aan artikel 3.2.1, onder c, van de planregels. Artikel 3.2.1, onder c, van het bestemmingsplan bepaalt dat het aantal recreatiewoningen tot 2023 ten hoogste twee bedraagt. De gelijktijdige vergunningverlening voor vier recreatiewoningen in 2022, waaronder de twee verleende omgevingsvergunningen waar het beroep zich tegen richt, is volgens eisers daarom in strijd met het bestemmingsplan.