ECLI:NL:RBNNE:2025:2909

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
LEE 23-4251 en LEE 24-1752
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van punten voor ernstige inbreuken op het Gemeenschappelijk Visserij Beleid en afwijzing van kwijtscheldingsverzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 15 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen de oplegging van tien punten wegens ernstige inbreuken op het Gemeenschappelijk Visserij Beleid ongegrond verklaard. Eiser, de kapitein van een vissersvaartuig, had geen verplicht vertrekbericht verzonden en had de toegang tot het schip voor inspecteurs van de NVWA geweigerd. De rechtbank oordeelt dat de toekenning van punten door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland terecht was, aangezien de overtredingen als ernstig zijn gekwalificeerd. Eiser had verzocht om kwijtschelding van de punten, maar dit verzoek werd afgewezen omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor schrapping. De rechtbank concludeert dat de opgelegde punten in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De rechtbank bevestigt dat de puntenoplegging niet onevenredig is en dat de gevolgen voor eiser, zoals mogelijke terugvorderingen van subsidies, inherent zijn aan het systeem van puntentoekenning. De beroepen blijven ongegrond en de bestreden besluiten blijven in stand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/4251 en 24/1752

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2025 in de zaken tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. van Lohuizen),
en

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, verweerder

(gemachtigde: P.J. Kooiman).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de oplegging van punten in verband met het begaan van overtredingen die zijn gekwalificeerd als ernstige inbreuken op het Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB) en de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding van die punten. Eiser heeft in totaal tien punten toegekend kregen voor het begaan van twee overtredingen. Eiser is het daar niet mee eens. Verder heeft eiser verzocht om schrapping van twee van de tien opgelegde punten.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder tien punten heeft mogen toekennen en het kwijtscheldingsverzoek heeft mogen afwijzen. Eiser krijgt geen gelijk en de beroepen zijn dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze hebben.

Procesverloop

LEE 23/4251
2. Op 14 november 2022 heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautentiteit (NVWA) geconstateerd dat het [vissersvaartuig] voorafgaand aan de visreis geen verplicht DEP-vertrekbericht had verstuurd via het Elektronisch Registratie Systeem (ERS). Hierop besloot de NVWA diezelfde ochtend een visserijcontrole uit te voeren aan boord van [vissersvaartuig] .
2.1.
Eiser (de kapitein) verleende geen toegang tot [vissersvaartuig] . De NVWA heeft vervolgens medewerking aan de inspectie en toegang tot [vissersvaartuig] gevorderd. Aan de vorderingen van de buitengewoon opsporingsambtenaar werd geen medewerking verleend.
2.2.
Op 23 maart 2023 zijn aan [eiser] tien punten opgelegd voor het begaan van de door verweerder als ernstig vastgestelde inbreuken op 14 november 2022. Drie punten zijn toegekend voor het niet (tijdig) verzenden van het verplichte vertrekbericht. Zeven punten zijn toegekend voor het niet aan boord laten van de met controle belaste functionarissen.
2.3.
Met het bestreden besluit van 7 september 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
LEE 24/1752
3. Eiser heeft op 12 oktober 2023 een kwijtscheldingsverzoek ingediend op grond van artikel 133, derde lid, van de Uitvoeringsverordening. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen.
3.1.
Met het bestreden besluit van 28 februari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
3.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
3.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 12 februari 2025 gezamenlijk op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en M. Lucassen namens de NVWA. De rechtbank heeft het onderzoek in beide zaken op zitting gesloten en doet uitspraak in beide zaken.

Beoordeling door de rechtbank

LEE 23/4251: heeft verweerder tien punten mogen toekennen?
4. De rechtbank overweegt eerst dat de puntentoekenning haar grondslag vindt in artikel 92 van de Controleverordening nr. 1224/2009. Dit artikel voorziet in een puntensysteem op grond waarvan bij ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 42, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening nr. 1005/2008 punten worden toegekend aan de houder van een visvergunning. De minister kent op grond van artikel 126, tweede lid, van de Uitvoeringsverordening nr. 404/2011 voor elke ernstige inbreuk punten toe, tot maximaal 12 punten voor de inbreuken samen. Indien de houder van de visvergunning binnen drie jaar vanaf de datum van de laatste ernstige inbreuk geen nieuwe ernstige inbreuk begaat, worden alle punten op de visvergunning geschrapt.
Ontbreken verwijtbaarheid
5. Eiser stelt dat hij niet expres het DEP-vertrekbericht te laat had verstuurd. Hij had geen kwade bedoelingen en er is geen sprake van opzet. Hij heeft geen enkel voordeel gehad bij het te laat versturen van het bericht.
5.1.
Het betoog van eiser slaagt niet. De rechtbank overweegt als volgt.
5.2.
Uit artikel 15 van verordening nr. 1224/2009 blijkt dat de kapitein van een unievissersvaartuig groter dan 12 meter de logboekgegevens elektronisch dient te versturen. Uit de artikelen 37 en 47 eerste lid onder b van uitvoeringsverordening nr. 404/2011, blijkt dat de kapitein een elektronisch bericht van vertrek moet versturen vóór het vertrek uit de haven. Op grond van artikel 17 aanhef en onder b van de Beleidsregel wordt de overtreding van artikel 128, eerste lid van de Uitvoeringsregeling zeevisserij, in samenhang met artikel 114 eerste lid van de uitvoeringsverordening nr. 404/2011 als ernstige inbreuk aangemerkt. Artikel 126, gelezen in verbinding met bijlage XXX, nr. 1, van de Uitvoeringsverordening wordt dwingend voorgeschreven dat drie punten worden toegekend voor deze ernstige inbreuk.
5.3.
Ten aanzien van het betoog van eiser dat hij de overtreding niet opzettelijk heeft begaan, wordt overwogen dat opzet geen wettelijk vereiste is voor het plegen van de overtreding. Hetzelfde geldt voor het betoog van eiser dat de overtreding hem niet kan worden aangerekend. Verwijtbaarheid maakt evenmin onderdeel uit van de overtreding. De vraag of eiser de overtreding kan worden verweten, is derhalve niet van belang bij de beantwoording van de vraag of de overtreding is begaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht drie punten heeft opgelegd aan eiser.
5.4.
Verderop in deze uitspraak zal de rechtbank zich buigen over de vraag of verweerder het door eiser gestelde ontbreken van verwijtbaarheid als bijzondere omstandigheid had moeten aanmerken op grond waarvan hij had kunnen afzien van de oplegging van strafpunten.
Bewijs overtreding
6. Eiser herkent zich niet in het rapport van bevindingen. Eiser stelt dat hij de functionarissen nooit de toegang aan boord heeft ontzegd. Dit blijkt volgens eiser uit het feit dat hij meerdere keren telefonisch contact heeft gezocht met de bemanning van de boot [naam boot] . Tijdens het gesprek met de inspecteurs liep eiser weg naar de brug van het vissersvaartuig omdat het vaartuig vissende was en er risico was op schade aan de netten of tuigen. Eiser moest het schip bijsturen om instabiliteit of schade te voorkomen. Eiser erkent dat hij geïrriteerd was, maar stelt dat hij aan het einde van het gesprek met de functionarissen heeft gezegd “kom maar aan boord”. Van het ontzeggen van toegang was geen sprake.
6.1.
Het betoog van eiser slaagt niet. De rechtbank overweegt als volgt.
6.2.
Het bemoeilijken van werkzaamheden van toezichthouders is ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder h, van Verordening nr. 1005/2008 een vorm van IOO-visserij, die gelet op artikel 42 van die Verordening als een ernstige inbreuk moet worden gezien. Voor de beantwoording van de vraag of voldoende bewijs is geleverd voor de overtredingen geldt gelet op de waarborgen die voortvloeien uit artikel 6, tweede lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, als uitgangspunt dat op het bestuursorgaan de bewijslast rust van een overtreding. In geval van twijfel dient aan de betrokkene het voordeel van de twijfel te worden gegund. [1]
6.3.
Een bestuursorgaan mag, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend rapport, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het rapport weergeven. Indien die bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
6.4.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen in de rapporten. Eiser heeft geen concrete feiten of omstandigheden naar voren gebracht die afbreuk doen aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze bevindingen. Uit de bevindingen blijkt duidelijk dat eiser meermalen de toegang tot het schip heeft geweigerd, ondanks dat hem ruimschoots de gelegenheid is geboden om aan de vordering van de inspecteurs te voldoen. Eiser is tweemaal naar de stuurhut gelopen. Indien hij het schip in veiligheid moest brengen, had hij dit reeds bij de eerste gelegenheid kunnen doen. Ook had eiser de inspecteurs op dat moment kunnen informeren over de noodzaak tot bijsturing, of hen reeds toegang tot het schip kunnen verschaffen. Voor eisers enkele stelling dat hij aan het einde van het gesprek met de functionarissen heeft gezegd “kom maar aan boord”, zijn geen aanknopingspunten aanwezig in de rapporten. De rechtbank acht deze stelling gelet op eisers uitlatingen en gedrag, zoals deze in de rapporten zijn omschreven, ook niet aannemelijk. Gelet hierop komt aan zijn stelling geen gewicht toe.
6.5.
De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen in de rapporten voldoende bewijs bieden voor de ernstige inbreuk. Verweerder was op grond van artikel 126, eerste lid, van Uitvoeringsverordening nr. 404/2011 in samenhang bezien met bijlage XXX, onder 10, gehouden om hiervoor zeven punten aan eiser toe te kennen.
Bijzondere omstandigheden en evenredigheid
7. Eiser voert aan dat de vermeende inbreuken geen schade hebben veroorzaakt, noch aan het mariene milieu, de duurzaamheid van visbestanden, noch aan de sociaaleconomische positie van vissers die zich aan de regels houden. Ten aanzien van het vertrekbericht stelt eiser dat sprake is van een slordigheidje, dat te zwaar wordt bestraft met drie punten. Hij heeft geen enkel voordeel gehad bij het te laat versturen van het bericht. Door de aanwezigheid van andere satellietvolgapparatuur kon het vissersvaartuig alsnog gevolgd worden. Eiser had ook geen voordeel bij het belemmeren van een controle. Hij heeft zijn best gedaan door contact op te nemen met de boot [naam boot] om de functionarissen alsnog aan boord te vragen. Volgens eiser zijn zeven strafpunten in dit geval onevenredig ten opzichte van de doelen van de beleidsregel. Eiser kan mogelijk te maken krijgen met mogelijke terugvorderingen van subsidies, dit brengt onherstelbare financiële schade met zich mee. De toekenning van in totaal tien punten dreigt de onderneming van eiser te beëindigen. De puntenoplegging is daarmee onevenredig.
7.1.
Verweerder stelt dat [vissersvaartuig] heeft al 9 keer eerder dat jaar een fout heeft gemaakt met betrekking tot het DEP vertrekbericht en dat van een eenmalig 'vergeetmomentje' dus geen sprake is. De aanwezigheid van andere satellietvolgapparatuur ontslaat eiser niet van de wettelijke verplichting om het DEP-vertrekbericht vóór vertrek uit de haven te verzenden. Het feit dat het bericht alsnog is verzonden, doet niet af aan de al gedane overtreding. Verder volgt uit de toelichting bij de Beleidsregel dat een inbreuk niet als ernstig kan worden beschouwd, als sprake is van een kennelijke overmacht- of crisissituatie of een kennelijke verschrijving of vergissing. Daarvan is hier geen sprake. De pogingen van eiser om contact op te zoeken met de NVWA nadat de inspectie aan boord niet had plaatsgevonden, zijn ook niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid. Eiser had de functionarissen de toegang immers al meermaals geweigerd.
7.2.
Volgens artikel 2, tweede lid, van de Beleidsregel beoordeelt de minister de ernst van de inbreuk op basis van de omstandigheden van het geval, zoals de aard van inbreuk, de daaruit voortvloeiende schade, de waarde van de schade aan de visbestanden en het mariene milieu in kwestie, en de omvang van de inbreuk.
7.3.
Op grond van artikel 2, derde lid, van de Beleidsregel worden de inbreuken op de regels van het GVB zoals omschreven in de artikelen 4 tot en met 20 van de Beleidsregel aangemerkt als ernstige inbreuken, tenzij zich in het concrete geval een of meer bijzondere omstandigheden voordoen die de mate van ernst van de inbreuk dusdanig doen verminderen, dat de desbetreffende inbreuk redelijkerwijs niet kan worden aangemerkt als een ernstige inbreuk.
7.4.
In de toelichting op de Beleidsregel staat hierover: “Gedacht kan worden aan de omstandigheid dat sprake is van een kennelijke overmacht of crisissituatie of een kennelijke verschrijving of vergissing. Steeds moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.”
7.5.
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht handelt verweerder overeenkomstig zijn beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
7.6.
Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder worden gevolgd in zijn stelling dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden. Verweerder kan bij de vaststelling van de ernst van de inbreuken op het GVB in beginsel volstaan met een toets aan de betreffende artikelen uit de Beleidsregel en kan dus als uitgangspunt nemen dat bij het niet voldoen aan deze artikelen voldoende is gemotiveerd dat sprake is van ernstige inbreuken op het GVB. Een individuele beoordeling ten aanzien van de aard van de inbreuk, de aard van de schade, de waarde ervan en de omvang van de inbreuk is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet vereist. De rechtbank verwijst ter ondersteuning van dit oordeel naar de uitspraak van de ABRvS van 19 april 2023. [2]
7.7.
De rechtbank volgt eiser voorts niet in zijn stelling dat de relevante criteria in dit geval, anders dan in deze uitspraak van de ABRvS, niet reeds zijn afgewogen in de toelichting op de Beleidsregel. Uit de toelichting op de toepasselijke artikelen van de Beleidsregel volgt dat deze factoren ook in dit geval op voorhand zijn afgewogen. De rechtbank betrekt daarbij ook de verklaring van gemachtigde van verweerder ter zitting dat de inbreuken die hier aan de orde zijn – in het bijzonder het weigeren van toegang aan de functionarissen – naar hun aard zo ernstig zijn dat deze, ongeacht of er al dan niet schade heeft plaatsgevonden, als ernstige inbreuken worden aangemerkt. Dat de schade aan het mariene milieu in deze concrete gevallen mogelijk beperkt is, neemt daarom niet weg dat het om ernstige inbreuken gaat. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat eiser mogelijk geen voordeel genoten heeft.
7.8.
Dat de puntentoekenning gevolgen kan hebben voor de mogelijkheid om subsidie te krijgen, is geen bijzondere omstandigheid omdat dit een gevolg is, dat voor iedereen geldt die werkzaam is in de visserij en inherent is aan het systeem van de puntentoekenning. [3]
7.9.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder het betoog van eiser dat de overtredingen hem niet kunnen worden verweten niet heeft hoeven aanmerken als een bijzondere omstandigheid om af te zien van het opleggen van de strafpunten.
7.10.
Van schending van het evenredigheidsbeginsel is de rechtbank ook niet gebleken. Als eventueel besloten wordt om een terugvordering op te leggen, dan is het mogelijk om tegen dat besluit rechtsmiddelen aan te wenden en kan eiser gronden aanvoeren die de evenredigheid van de terugvordering betreffen.
7.11.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat verweerder tien punten heeft mogen toekennen aan eiser.
LEE 24/1752: zijn de punten terecht niet geschrapt?
8. Eiser stelt dat een onjuiste toepassing is gegeven aan artikel 133 derde lid van de Uitvoeringsverordening. Door deze interpretatie van het artikel wordt goed gedrag juist bestraft. Eiser betwist dat alleen inbreukpunten die zijn toegekend voorafgaand aan de toetreding tot het keurmerk in aanmerking komen voor schrapping. In de tekst van sub d staat geen beperking. Nergens in artikel is genoemd dat een visser pas na toewijzing van de punten zich kan beroep op lid 3 sub (d) van artikel 133. De toepassing is onevenredig, discriminatoir en in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Vissers die uit eigen beweging toetreden tot het keurmerk worden benadeeld, terwijl vissers die toetreden met het oog op puntenreductie juist beloond worden.
8.1.
Verweerder stelt dat puntenschrapping enkel aan de orde kan zijn indien een benadeelde zich na toekenning van de punten aansluit bij een keurmerk. Volgens verweerder blijkt dit uit de systematiek van de puntenstelsel. Dat stelsel zou volgens verweerder beogen de betrokkene te laten leren van de overtreding die heeft geleid tot de puntentoekenning. De mogelijkheid tot puntenschrapping is bedoeld om goed gedrag te stimuleren en te bevorderen. Anders dan eiser stelt, is het juist strijdig met dit doel om de punten te schrappen die zijn toegekend na toetreding. Het slechte gedrag wordt dan beloond terwijl de visser zich door de eerdere toetreding nadrukkelijk heeft gecommitteerd aan de (strengere) regels van dat keurmerk.
8.2.
Artikel 133 van de Uitvoeringsverordening biedt een benadeelde de mogelijkheid om een schrappingsverzoek in te dienen. Deze bepaling biedt daarvoor een viertal opties, die staan opgesomd in lid 3 van het artikel.
“Mits aan de houder van een visvergunning voor een vissersvaartuig in totaal meer dan twee punten zijn toegekend, worden twee punten geschrapt indien:
a. a) het vissersvaartuig waarmee de met punten bestrafte inbreuk is gepleegd, nadien werkt met VMS of meedoet aan de elektronische registratie en melding van gegevens uit het visserijlogboek en uit de aangiften van overlading/aanlanding, zonder van rechtswege verplicht te zijn tot het gebruik van deze technologieën, of
b) de houder van de visvergunning na de toewijzing van de punten vrijwillig deelneemt aan een wetenschappelijke campagne ter verbetering van de selectiviteit van vistuig, of
c) de houder van de visvergunning lid is van een producentenorganisatie en zich akkoord verklaart met een visserijplan dat de producentenorganisatie tijdens het jaar na de toekenning van de punten heeft vastgesteld en in het kader waarvan de vangstmogelijkheden van de houder van de visvergunning met 10 % worden gereduceerd, of
d) de houder van de visvergunning zich aansluit bij een visserijtak waarop een milieukeurregeling van toepassing is die tot doel heeft keurmerken voor producten die afkomstig zijn uit een goed beheerde zeevisserij, te certificeren en te bevorderen, en die gericht is op het duurzame gebruik van visserijhulpbronnen.”
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet in aanmerking komt voor puntenschrapping omdat hij niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 133, derde lid, onder d. Degene aan wie punten zijn toegekend moet zich namelijk hebben aangesloten bij MSC nádat aan hem punten zijn toegekend. Dit is ook het geval bij de andere onderdelen van lid 3 (a t/m c), het moet gaan om maatregelen die door de betrokkene zijn genomen na de toekenning van punten. Van een onjuiste toepassing van deze bepaling, zoals eiser betoogt, is dan ook geen sprake. Eisers betoog dat de bepaling niet op juiste wijze wordt geïnterpreteerd, omdat goed gedrag wordt bestraft, faalt derhalve.
8.4.
Ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel overweegt de rechtbank dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel alleen slaagt als er sprake is van gelijke gevallen. Hiervan is geen sprake als de relevante feiten en omstandigheden verschillend zijn, zoals het geval is in de door eiser genoemde situaties. Van een schending van het gelijkheidsbeginsel is derhalve geen sprake.
8.5.
De rechtbank concludeert dat verweerder het kwijtscheldingsverzoek van eiser terecht heeft afgewezen.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrechtArtikel 3:46Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.

Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Visserijwet 1963
Artikel 3a
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van op grond van internationale overeenkomsten of van besluiten van volkenrechtelijke organisaties opgelegde verplichtingen of verleende bevoegdheden regelen worden gesteld in het belang van de visserij.
2. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in het eerste lid, kunnen mede voorschriften worden gegeven in het belang van de naleving van de aldaar bedoelde regelen.
3. De in het tweede lid bedoelde voorschriften kunnen mede inhouden het opleggen van een verplichting aan hen die vis van een aanvoerder betrekken en hen, die hun bemiddeling verlenen bij het veilen van vis tot het voeren van een administratie en tot het doen van opgave aan een bij die voorschriften aangewezen autoriteit van de hoeveelheden vis door hen van een aanvoerder betrokken onderscheidenlijk aan hen ter veiling aangeboden.
Uitvoeringsregeling zeevisserij
Artikel 105 Elektronisch invullen/verzenden visserijlogboekgegevens
1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 15, eerste en tweede lid, van de controleverordening en met de artikelen 36, eerste lid, 37, 38, tweede lid, 39, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 40, derde lid, 41, derde en vierde lid, en 47 van de uitvoeringsverordening controleverordening.
Artikel 128 Bewaking, inspecties en procedures
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 73, zevende lid, 75, eerste lid, en 84, vierde lid, van de controleverordening, en met de artikelen 113, tweede lid, 114, eerste lid, en 122, vijfde lid, in samenhang met de artikelen 113, tweede lid, en 114, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.
Artikel 141 Bijhouden gegevens
Degene die ingevolge deze regeling en de in artikel 1, tweede lid, genoemde verordeningen gegevens moet vermelden of anderszins moet bijhouden of moet verstrekken, doet dit volledig, naar waarheid en binnen de gestelde termijnen.
Beleidsregel ernstige inbreuken GVB 2020
Artikel 2 Beoordeling ernst inbreuk
1. Voor de toepassing van artikel 90, eerste lid, van de controleverordening, en artikel 42 van verordening nr. 1005/2008 wordt de ernst van een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid beoordeeld overeenkomstig deze beleidsregel.
2. De minister beoordeelt de ernst van de inbreuk, bedoeld in het eerste lid, op basis van de omstandigheden van het geval, zoals de aard van inbreuk, de daaruit voortvloeiende schade, de waarde van de schade aan de visbestanden en het mariene milieu in kwestie, en de omvang van de inbreuk.
Artikel 8 Schending verplichtingen inzake het registreren en melden vangstgegevens of met de vangst verband houdende gegevens
1. Als een ernstige inbreuk, bedoeld in artikel 42, onderdeel a, in samenhang met artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van verordening nr. 1005/2008, wordt aangemerkt:
c. overtreding van:
(i) artikel 105, eerste lid, in samenhang met artikel 141 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij en met artikel 15, eerste of tweede lid, van de controleverordening;
2. De in het eerste lid, onderdelen a en c, bedoelde kerngegevens zijn:
c. de tijdstippen van vertrek, terugkeer en aanlanding;
Artikel 17 Bemoeilijken taakuitoefening door functionarissen of waarnemers
Als ernstige inbreuk als bedoeld artikel 42, onderdeel a, in samenhang met artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van verordening nr. 1005/2008, wordt aangemerkt een overtreding van:
b. artikel 128, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij in samenhang met artikel 113, tweede lid, of 114, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.
Reglement zee- en kustvisserij 1977
Artikel 3
1. In het belang van de visserij is Onze Minister bevoegd regelen te stellen:
a. ter uitvoering van op grond van internationale overeenkomsten of van besluiten van volkenrechtelijke organisaties opgelegde verplichtingen of verleende bevoegdheden;
b. ter verzekering van de instandhouding dan wel uitbreiding van de visvoorraden.
2. Bij het stellen van regelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b,
a. kan, voor zover de regelen betrekking hebben op de visserij in de wateren, bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel b, van de wet, mede rekening worden gehouden met de belangen van de natuurbescherming;
b. wordt, voor zover de regelen betrekking hebben op de visserij in de wateren, bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de wet, mede rekening gehouden met de belangen van de natuurbescherming.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011
Artikel 133 Schrapping van punten
1. Indien een visvergunning overeenkomstig artikel 129 is geschorst, worden de punten op basis waarvan deze visvergunning is geschorst, niet geschrapt. Nieuwe aan de houder van de visvergunning toegewezen punten worden met het oog op de toepassing van artikel 129 opgeteld bij de bestaande punten.
2. Met het oog op de toepassing van artikel 92, lid 3, van de controleverordening geldt dat bij schrapping van punten overeenkomstig artikel 92, lid 4, van de controleverordening de houder van de betrokken visvergunning wordt beschouwd als een houder van een visvergunning die niet overeenkomstig artikel 129 van de onderhavige verordening is geschorst.
3. Mits aan de houder van een visvergunning voor een vissersvaartuig in totaal meer dan twee punten zijn toegekend, worden twee punten geschrapt indien:
a) het vissersvaartuig waarmee de met punten bestrafte inbreuk is gepleegd, nadien werkt met VMS of meedoet aan de elektronische registratie en melding van gegevens uit het visserijlogboek en uit de aangiften van
overlading/aanlanding, zonder van rechtswege verplicht te zijn tot het gebruik van deze technologieën, of
b) de houder van de visvergunning na de toewijzing van de punten vrijwillig deelneemt aan een wetenschappelijke campagne ter verbetering van de selectiviteit van vistuig, of
c) de houder van de visvergunning lid is van een producentenorganisatie en zich akkoord verklaart met een visserijplan dat de producentenorganisatie tijdens het jaar na de toekenning van de punten heeft vastgesteld en in het kader waarvan de vangstmogelijkheden van de houder van de visvergunning met 10 % worden gereduceerd, of
d) de houder van de visvergunning zich aansluit bij een visserijtak waarop een milieukeurregeling van toepassing is die tot doel heeft keurmerken voor producten die afkomstig zijn uit een goed beheerde zeevisserij, te certificeren en te bevorderen, en die gericht is op het duurzame gebruik van visserijhulpbronnen.
Voor elke periode van drie jaar na de datum van de laatste ernstige inbreuk kan de houder van een visvergunning één keer gebruik maken van elk van de onder a), b), c) en d), opgenomen opties om het aantal toegewezen punten te reduceren, op voorwaarde dat dit niet leidt tot schrapping van alle punten op de visvergunning.
4. De houder van de visvergunning wordt ervan in kennis gesteld wanneer punten overeenkomstig lid 3 zijn geschrapt. De houder van de visvergunning wordt tevens in kennis gesteld van het aantal resterende punten.
Verordening (EG) Nr. 1005/2008 - IOO Verordening
Artikel 3 Vissersvaartuigen die 100-visserij bedrijven
1. Van een vissersvaartuig wordt aangenomen dat het IOC-visserij heeft bedreven indien wordt aangetoond dat het, in strijd met de instandhoudings- en beheersmaatregelen die gelden in het gebied waar het die activiteiten heeft verricht:
b) zijn verplichtingen inzake het registreren en melden van vangstgegevens of met de vangst verband houdende gegevens, waaronder gegevens die middels systeem van de controle op vissersvaartuigen via satelliet moeten worden verzonden of voorafgaande kennisgevingen overeenkomstig artikel 6, niet heeft vervuld, of [ ... ]
2. De in lid 1 vermelde activiteiten worden beschouwd als ernstige inbreuken overeenkomstig artikel 42, naargelang van de ernst van de betrokken inbreuk, welke wordt beoordeeld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat, op grond van criteria als aangerichte schade, waarde, omvang van de inbreuk of herhaling.
Artikel 42 Ernstige inbreuken
1. Voor de doeleinden van deze verordening wordt onder "ernstige inbreuk" verstaan:
a) de activiteiten die op grond van de in artikel 3 bepaalde criteria worden beschouwd als IOO-visserij;
b) het verrichten van zakelijke activiteiten die rechtstreeks samenhangen met IOO-visserij, onder meer de handel in of de invoer van visserijproducten;
c) de vervalsing van documenten als bedoeld in deze verordening of het gebruik van dergelijke valse of ongeldige documenten.
2. De ernst van de inbreuk wordt beoordeeld door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, op grond van de criteria omschreven in artikel 3, lid 2.
Artikel 45 Begeleidende sancties
De in dit hoofdstuk bedoelde sancties kunnen gepaard gaan met andere sancties of maatregelen, en met name:
1. de inbeslagneming van het bij de inbreuk betrokken vissersvaartuig;
2. de tijdelijke stillegging van het vissersvaartuig;
3. de inbeslagneming van verboden vistuig, vangsten of visserijproducten;
4. de schorsing of intrekking van de vismachtiging;
5. de vermindering of intrekking van visserijrechten;
6. de tijdelijke of permanente uitsluiting van het recht nieuwe visserij rechten te verkrijgen;
7. een tijdelijke of permanente ontzegging van toegang tot overheidssteun of - subsidies;
8. de schorsing of intrekking van de status van "erkend marktdeel nemer" die is verleend overeenkomstig artikel 16, lid 3
Verordening (EG) Nr. 1224/2009 – Controle verordening
Artikel 15 Elektronisch invullen en verzenden van visserijlogboekgegevens
1. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen met een lengte van 12 m over alles of meer registreert de in artikel 14 bedoelde informatie elektronisch en stuurt die informatie minstens eenmaal per dag elektronisch door naar de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat.
Artikel 92 Puntensysteem voor ernstige inbreuken
1. De lidstaten passen op ernstige inbreuken zoals bedoeld in artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 een puntensysteem toe op basis waarvan de houder van een visvergunning voor een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid een passend aantal punten krijgt.
Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 404/2011 - Uitvoeringsverordening Controleverordening
Artikel 47 Frequentie van de doorgifte
1. Op zee geeft de kapitein van een EU-vissersvaartuig de elektronische visserijlogboekgegevens ten minste eenmaal daags, maar niet later dan om 24.00 uur, door aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat, ook al is er niets gevangen. Hij verstuurt deze gegevens ook:
a) op verzoek van de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat;
b) onmiddellijk na de laatste visserijactiviteit;
c) vóór het binnenvaren van een haven;
d) bij elke inspectie op zee;
e) bij in de EU-wetgeving of door de vlaggenstaat omschreven gebeurtenissen.
Artikel 114 Verplichtingen van de kapitein tijdens de inspectie
1. De kapitein van een vissersvaartuig dat wordt geïnspecteerd, of diens vertegenwoordiger, moet:
a) het veilig en efficiënt aan boord gaan van de functionarissen overeenkomstig de voorschriften van goed zeemanschap mogelijk maken wanneer het desbetreffende sein uit het internationale seinboek wordt gegeven of wanneer een vaartuig of een helikopter met een functionaris aan boord via radiocommunicatie te kennen geeft dat deze functionaris aan boord van het vissersvaartuig wil komen;
c) het inspectiewerk van de functionarissen faciliteren door, binnen de grenzen van de redelijkheid, de gevraagde bijstand te verlenen;
f) de functionarissen toegang verschaffen tot alle delen van het vaartuig, alle al dan niet verwerkte vangsten, al het vistuig en alle relevante informatie en documenten;
Artikel 126 Het toewijzen van punten
1. Het aantal punten voor ernstige inbreuken wordt door de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat overeenkomstig bijlage XXX toegewezen aan de houder van de visvergunning voor het betrokken vissersvaartuig,
Artikel 129 Schorsing en definitieve intrekking van een visvergunning
1. Indien de houder van een visvergunning 18, 36, 54 en 72 punten heeft geaccumuleerd, gaat, respectievelijk, de eerste, tweede, derde en vierde schorsing van de visvergunning automatisch in voor de betrokken in artikel 92, lid 3, van de controleverordening bedoelde perioden, 2. Wanneer een houder van een visvergunning 90 punten heeft geaccumuleerd, wordt zijn visvergunning automatisch definitief ingetrokken.
Bijlage XXX Voor ernstige inbreuken toe te wijzen punten
1. Niet-naleving van de verplichte registratie en rapportage van vangstgegevens of met de vangst verband houdende gegevens, waaronder gegevens die via het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen moeten worden doorgegeven (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1005/2008)
3 punten
10. Het bemoeilijken van de werkzaamheden van functionarissen bij het uitvoeren van hun taak van controle op de naleving van de geldende instandhoudings- en beheersmaatregelen, of van de werkzaamheden van waarnemers bij het uitvoeren van hun taak, namelijk de naleving van de geldende EU-regels na te gaan (artikel 90, lid 1, van de controleverordening, juncto artikel 42, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 1, onder h), van Verordening (EG) nr. 1005/2008)
7 punten

Voetnoten

1.Vergelijk overweging 4.8.3 van het arrest van de Hoge Raad van 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6324, en de uitspraak van de Afdeling van 10 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:234.
2.ABRvS 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1537, r.o. 7.
3.ABRvS 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1537, r.o. 9.2.