ECLI:NL:RBNNE:2025:3231

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
18.393706.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en zorgmachtiging na gijzeling van docent door leerling met mes

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 december 2024 in Groningen een docent heeft gegijzeld in een klaslokaal. De verdachte, een leerling geboren in 2006, heeft gedurende ongeveer 20 minuten de docent wederrechtelijk van de vrijheid beroofd met een uitgeschoven stanleymes in zijn hand. Tijdens de gijzeling verkeerde de verdachte in een psychose, wat leidde tot visuele hallucinaties en wanen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar was. Hierdoor is de verdachte van alle rechtsvervolging ontslagen. De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend op basis van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg (Wfz). De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 22 juli 2025, waarbij de verdachte aanwezig was en bijgestaan door een advocaat. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door een officier van justitie. De rechtbank heeft de feiten als bewezen verklaard, maar heeft de verdachte niet strafbaar geacht vanwege zijn geestelijke toestand. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en de zorgmachtiging verleend, waarmee de verdachte onder behandeling zal komen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.393706.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 augustus 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
verblijvende in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 juli 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Y.A. Samseij, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G. Brontsema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 december 2024 te Groningen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door (in een klaslokaal naar die [slachtoffer] toe te lopen)
-Zijn (rechter)arm om die [slachtoffer] heen te slaan en/of die [slachtoffer] (stevig) vast te pakken en/of vast te houden en/of
-Die [slachtoffer] te beletten om weg te gaan en/of
-Door in zijn (rechter) hand een (uitgeschoven) (stanley) mes (ongeveer 3 à 4 centimeter) vast te houden en/of te tonen aan die [slachtoffer] en/of
-Door het mes voor die [slachtoffer] uit vast te houden en/of naast de hals en/of schouder van die [slachtoffer] vast te houden (gedurende een periode van ongeveer 20 minuten) en/of
-Daarbij te zeggen: ”Ik wil naar Amerika, ze gaan mij prikken.” Of woorden van soortgelijke aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 9 december 2024 te Groningen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (in een klaslokaal naar die [slachtoffer] toe te lopen)
-Zijn (rechter)arm om die [slachtoffer] heen te slaan en/of die [slachtoffer] (stevig) vast te pakken en/of vast te houden en/of
-Daarbij in zijn (rechter) hand een (uitgeschoven) (stanley) mes (ongeveer 3 à 4 centimeter) vast te houden en/of te tonen aan die [slachtoffer] en/of
-Door het mes voor die [slachtoffer] uit vast te houden en/of naast de hals en/of schouder van die [slachtoffer] vast te houden.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2. De feiten zijn te bewijzen op grond van de aangifte van [slachtoffer] , de getuigenverklaringen van beveiliger [getuige] en verbalisant [verbalisant 1] alsmede de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder feit 1 en het derde gedachtestreepje onder feit 2. De raadsvrouw heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
Feit 1
Uit de aangifte noch anderszins is gebleken dat sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Aangever was in staat om de beveiliging te bellen en er was voldoende
gelegenheid voor hem om het klaslokaal te verlaten.
Feit 2, derde gedachtestreepje
Uit de aangifte is af te leiden dat verdachte het mes voor aangever uithield. Verdachte heeft het mes dus niet naast de hals of schouder van aangever gehouden. De verklaring van de beveiliger op dit punt is - gezien de aangifte- ongeloofwaardig.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 december 2024, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] , d.d. 11 december 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Vandaag, maandag 9 december 2024, omstreeks 14.00 uur, bevond ik mij in klaslokaal [nummer] . Ik was alleen in dit lokaal.
Op genoemde tijdstip kwam een jongen, naar later bleek verdachte, het lokaal binnenlopen.
Ik zag en voelde dat verdachte zijn rechterarm om mij heen sloeg. Ik zag dat verdachte in zijn rechterhand een uitgeschoven stanleymes vast hield. Ik zag dat het mes ongeveer 3 à 4 centimeter was uitgeschoven. Ik zag dat verdachte het mes vast had en voor mij uithield. Ik hoorde dat verdachte tegen mij zij 'ik wil naar Amerika, ze gaan mij prikken'. Ik vroeg aan verdachte of hij het mes weg wilde leggen. Verdachte gaf meermaals te kennen dat hij dit niet wilde doen en deed dit dan ook niet. Verdachte stond nog steeds achter mij en hield nog steeds zijn arm om mij heen. Verdachte hield tevens nog steeds het mes voor zich uit.
Hierop kwam al snel een beveiligingsmedewerker het lokaal binnen lopen. Op enig moment lukte het ons om verdachte te overtuigen om het mes in te schuiven. Ondanks dat verdachte het mes had ingeschoven, bleef verdachte mij stevig vasthouden. Het ingeschoven mes hield hij in zijn hand.
Van begin tot eind heeft verdachte mij ongeveer 20 minuten lang, opzettelijk, stevig vastgehouden met dus het mes in zijn hand. Ik kon al die tijd geen kant op en was bang dat verdachte mij wat aan zou doen. Ik vond verdachte zeer onvoorspelbaar.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 december 2024, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik zag dat een leerling die ik ken als [verdachte] samen met de docent [slachtoffer] in het lokaal stond. Ik zag dat [verdachte] naast [slachtoffer] stond en dat hij zijn rechterhand op de schouder van [slachtoffer] had. Verder zag ik dat [verdachte] een groen werkmes in zijn hand had. Dit is een soort van uitschuifbaar mes dat veel op school wordt gebruikt. Ik zag dat [verdachte] het mes bij de hals van [slachtoffer] had. Ik zag vervolgens op een gegeven moment dat [verdachte] het lemmet van het mes terugschoof in de behuizing.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 9 december 2024, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , volgde collega [verbalisant 2] het lokaal in. Ik zag dat er een jongen stond, waarvan later bleek verdachte [verdachte] . Ik zag dat hij met zijn rechterarm om een andere man heen stond. Ik zag dat [verdachte] een voorwerp in zijn rechterhand vast had, dat leek op een breekmes.
Dit breekmes hield hij vast in zijn rechterhand en hield hij bij de schouder c.q. nek van het slachtoffer.
4. De door verdachte ter terechtzitting van 22 juli 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
U vraagt mij of het klopt dat ik een leraar in een lokaal van [school] heb vastgehouden en daarbij een mes heb gebruikt. Ja, dat klopt.

Bewijsoverwegingen

Feit 1
De rechtbank is -anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving als bedoeld in artikel 282 Sr. De stelling van de raadsvrouw dat uit de aangifte valt op te maken dat er voor aangever voldoende gelegenheid was om het klaslokaal te verlaten, wordt door de bewijsmiddelen weersproken. Immers, aangever heeft verklaard dat hij ongeveer 20 minuten lang door verdachte stevig is vastgehouden, terwijl verdachte een mes in de hand had, en dat hij al die tijd geen kant op kon. Getuige [getuige] heeft bevestigd dat het stanleymes dat verdachte in zijn hand had in ieder geval een deel van die tijd uitgeschoven is geweest. Daarbij komt dat verdachte mede door zijn uitlatingen een verwarde en onvoorspelbare indruk maakte. Deze omstandigheden maken dat aangever gedurende enige tijd niet vrij was om te gaan en staan waar hij wilde. De vrijheidsberoving is daarmee gegeven. De omstandigheid dat aangever door verdachte in de gelegenheid is gesteld om de beveiliging te bellen, doet daaraan niet af, omdat verdachte ook toen aangever is blijven vasthouden met het mes in zijn hand.
Feit 2
De rechtbank acht het feit zoals onder alle drie gedachtestreepjes ten laste is gelegd bewezen en overweegt daartoe met betrekking tot de positie van het mes als volgt.
Aangever heeft verklaard dat verdachte het mes voor aangever uithield, wat op zich nog niets zegt over de positie waarin het mes zich ten opzichte van het lichaam van aangever bevond.
Uit de verklaring van getuige [getuige] en het relaas van verbalisant [verbalisant 1] volgt, dat verdachte het mes respectievelijk “bij de hals van [slachtoffer] had” en “bij de schouder c.q. nek van het slachtoffer hield”. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze twee, elkaar ondersteunende, verklaringen te twijfelen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 december 2024 te Groningen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door in een klaslokaal naar die [slachtoffer] toe te lopen
-zijn rechterarm om die [slachtoffer] heen te slaan en die [slachtoffer] stevig vast te pakken en vast te houden en
-die [slachtoffer] te beletten om weg te gaan en
-door in zijn rechterhand een uitgeschoven stanleymes (ongeveer 3 à 4 centimeter) vast te houden en te tonen aan die [slachtoffer] en
-door het mes voor die [slachtoffer] uit vast te houden en naast de hals en/of schouder van die [slachtoffer] vast te houden gedurende een periode van ongeveer 20 minuten en
-daarbij te zeggen: ”Ik wil naar Amerika, ze gaan mij prikken;
2.
hij op 9 december 2024 te Groningen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door in een klaslokaal naar die [slachtoffer] toe te lopen
-zijn rechterarm om die [slachtoffer] heen te slaan en die [slachtoffer] stevig vast te pakken en vast te houden en
-daarbij in zijn rechterhand een uitgeschoven stanleymes (ongeveer 3 à 4 centimeter) vast te houden en te tonen aan die [slachtoffer] en
-door het mes voor die [slachtoffer] uit vast te houden en naast de hals en/of schouder van die [slachtoffer] vast te houden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische Pro Justitia onderzoeksrapportage van 30 mei 2025.
De conclusie van het rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Verdachte was sinds een korte tijd psychotisch. Er was sprake van visuele hallucinaties (verdachte zag dat drones hem volgden) en van wanen. Verdachte dacht dat de politie in Nederland hem liet volgen. Hij was achterdochtig. Hij kreeg sms-berichten die hij niet kon plaatsen. Een en ander werd hem teveel. Verdachte
wist niet meer wat hij moest doen. Hij vertrouwde de politie niet en wilde het land ontvluchten.
De stoornis van verdachte vormt het enige recidiverisico. Behandeling is nodig om het recidiverisico terug te dringen en om verdere achteruitgang van betrokkene te voorkomen. Verdachte heeft echter geen ziektebesef. Behandeling zal klinisch moeten beginnen en vermoedelijk moeten bestaan uit het toedienen van (dwang)medicatie. Gedwongen behandeling kan alleen plaatsvinden in de kaders van een zorgmachtiging en van een Tbs-maatregel met dwangverpleging. Daar het recidiverisico alleen gevormd wordt door de stoornis, is een Tbs-maatregel niet en een zorgmachtiging wel aangewezen.
De psycholoog ziet het ten laste gelegde als een schreeuw om hulp, voortkomend uit de angst die en het wantrouwen dat verdachte door zijn psychose voelde en waardoor hij geen andere mogelijkheden had om zijn probleem op te lossen. Verdachte werd volledig in beslaggenomen door zijn psychose. De psycholoog adviseert het tenlastegelegde niet toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert, met de officier van justitie en de raadsvrouw, dat verdachte niet strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten, nu hem deze feiten wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kunnen worden toegerekend.
De rechtbank zal daarom verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
De rechtbank merkt op dat heden aan verdachte een zorgmachtiging is verleend op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg (Wfz), overeenkomstig het advies van de gedragsdeskundigen. Het daartoe strekkende rekest met nummer [nummer] is tegelijk met deze strafzaak behandeld.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en te kwalificeren zoals voormeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Heft op de voorlopige hechtenis, met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Nieuwenhuis, voorzitter, mr. H.J. Schuth en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 augustus 2025.