ECLI:NL:RBNNE:2025:3249

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
18.110992.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift in hypotheekfraudezaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift. De verdachte, geboren in 1968, werd bijgestaan door advocaat mr. N. Heidanus, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman. De tenlastelegging betrof het gebruik van valse documenten, waaronder een werkgeversverklaring, arbeidsovereenkomst en salarisspecificatie, die waren ingediend bij een hypotheekverstrekker om een hypothecaire lening te verkrijgen voor een appartement in Assen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze valse geschriften, wat heeft geleid tot de verstrekking van een hypotheek op basis van onjuiste informatie over het dienstverband van de hypotheekaanvrager. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de valsheid van de documenten, mede op basis van WhatsApp-berichten waarin instructies werden gegeven om de documenten aan te passen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, het tijdsverloop en het feit dat de verdachte niet eerder onherroepelijk was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.110992.24
Vonnis van de meervoudige kamer, Noordelijke Fraudekamer, voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 augustus 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 juni 2025 en 31 juli 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N. Heidanus, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 24 mei 2018 t/m 1 juni 2018 te Assen, Smilde, [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer (rechts)personen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van meerdere, althans een, vals(e) of vervalst(e) geschrift(en), zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst, te weten:
  • een werkgeversverklaring van (werkgever) [bedrijf ] te [plaats] betreffende [werknemer] als algemeen medewerker van [bedrijf ] ;
  • een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf ] en [werknemer] , getekend op 31 mei 2018;
  • een salarisspecificatie d.d. 30 april 2018 op naam van [werknemer] over de maand april 2018;
bestaande die vervalsing en/of die valsheid hierin dat (telkens) opzettelijk en in strijd met de waarheid zakelijk weergegeven is aangegeven dat [werknemer] werkzaam was/is geweest voor [bedrijf ] en/of een contract voor onbepaalde tijd had en/of in vaste dienst was en/of per 1 augustus 2018 gemiddeld 40 uren per week werkzaam zou zijn voor [bedrijf ] en/of 117 loonuren heeft gewerkt voor [bedrijf ] in de maand april 2018, bestaande dat gebruikmaken zakelijk weergegeven hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s), de hiervoor genoemde werkgeversverklaring en/of arbeidsovereenkomst en/of salarisspecificatie aan [bedrijf ] ten behoeve van de verkrijging van een hypothecaire geldlening voor het pand (appartement) aan de [adres] te Assen heeft/hebben verstrekt, althans doen toekomen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen wetenschap van de valsheid van de documenten heeft gehad en geen opzet heeft gehad op het gebruik van de betreffende documenten als echt en onvervalst. Tot slot heeft niet verdachte, maar hoogstwaarschijnlijk haar werknemer binnendienst de betreffende documenten verstrekt aan [bedrijf ] .
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een schriftelijk bescheid, te weten een werkgeversverklaring, opgenomen op pagina 5760 van het dossier Hille van de FIOD met nummer [nummer] d.d. 2 april 2024, voor zover inhoudend:
Naam werkgever: [bedrijf ] Naam werknemer: [werknemer]
De werknemer heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst.
Ondertekend op 17 mei 2018.
2. Een schriftelijk bescheid, te weten een arbeidsovereenkomst, opgenomen op paginas 5646 en 5647 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Arbeidsovereenkomst.
Ondergetekenden: [bedrijf ] en mevrouw [werknemer] .
Werknemer treedt op 1 augustus 2018 in dienst bij werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van algemeen medewerker. De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor gemiddeld veertig uren per week.
Ondertekend op 31 mei 2018.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een salarisspecificatie, opgenomen op pagina 5681van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Salarisspecificatie d.d. 30 april 2018. [bedrijf ] [werknemer] . Loon april 2018. Loonuren: 117.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 5 oktober 2022, opgenomen op pagina 8771 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[medeverdachte] :
[werknemer] heeft niet bij [bedrijf ] gewerkt. Die werkgeversverklaring is valselijk opgemaakt om het hypotheekbedrag te krijgen. Jullie vragen ook naar de arbeidsovereenkomst die is getekend op 31 mei 2018. De stukken met betrekking tot [bedrijf ] zijn valselijk opgemaakt.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen aan- en verkoop [adres] te Assen d.d. 20 april 2022, opgenomen op pagina 5612 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Via tussenpersoon [verdachte] van [bedrijf ] te [plaats] is op 24 mei 2018 bij [bedrijf ] een aanvraag ingediend om de aankoop van het pand [adres] te Assen te financieren. Voor de aanvraag van de financiering zijn diverse documenten aangeleverd:
Er is een werkgeversverklaring tussen [bedrijf ] en [werknemer] getekend op 17 mei 2018. Er is een arbeidsovereenkomst aangeleverd die is getekend op 31 mei 2018.
Er is een loonspecificatie van 30 april 2018 aangeleverd.
Uit ontvangen gegevens van het onderzoek 26Eufaula komen WhatsApp gesprekken naar voren tussen [naam] en [medeverdachte] . Daaruit is op te maken dat [medeverdachte] opdracht geeft aan [naam] om een salarisspecificatie van [bedrijf ] aan te passen en daarbij moet opletten dat deze overeenkomt met de werkgeversverklaring.
Daarnaast komen uit het onderzoek 26Eufaula WhatsApp gesprekken naar voren tussen [verdachte] van [bedrijf ] en [medeverdachte] .
Op 19 februari 2018 sturen ze de volgende berichten:
Op 31 mei 2018 sturen ze de volgende berichten:
In een OVC-opname van 1 september 2021 is te horen dat [werknemer] tegen [medeverdachte] zegt dat zij nog nooit op camping [bedrijf ] is geweest.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 12 oktober 2023, opgenomen op pagina 2694 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
verdachte:
Ik ben bemiddelaar in de hypotheek geweest van de [adres] in Assen in 2018. Ik heb de hypotheek ondergebracht bij [bedrijf ] . Ik kreeg van [medeverdachte] opdracht om de financiering te regelen. [medeverdachte] was mijn contactpersoon. Hij regelde de financiering met mij. De stukken zijn door ons bij [bedrijf ] aangeleverd. [bedrijf ] heeft de aanvraag op 29 mei 2018 teruggelegd bij ons met het verzoek een aantal aanpassingen te doen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte wordt verweten dat zij samen met anderen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften door deze geschriften te verstrekken aan [bedrijf ] ten behoeve van de verkrijging van een hypotheek door [werknemer] .
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en de aangehaalde OVC-opname vast dat de in de tenlastelegging genoemde werkgeversverklaring, arbeidsovereenkomst en salarisspecificatie vals waren. [bedrijf ] is derhalve ten onrechte voorgehouden dat [werknemer] voldoende inkomsten had om een hypotheek te verstrekken.
Verdachte heeft de valse documenten verstrekt aan [bedrijf ] . Dat niet verdachte, maar wellicht een medewerker van verdachte de documenten heeft verstrekt aan [bedrijf ] , staat niet aan een bewezenverklaring in de weg. Verdachte was immers eigenaar van [bedrijf ] en zij is degene geweest die als hypotheekbemiddelaar zich telkens heeft beziggehouden met het hypotheekdossier van [werknemer] . Het verstrekken van de stukken is dus in elk geval onder haar verantwoordelijkheid geschied.
De vraag die de rechtbank tot slot en vooral moet beantwoorden is of verdachte wetenschap had van de valsheid van de betreffende documenten.
Uit de hiervoor aangehaalde Whatsappberichten tussen medeverdachte [medeverdachte] en verdachte op 19 februari 2018 en 31 mei 2018 volgt dat verdachte zelf instructies heeft gegeven om het aantal werkuren en de hoogte van het uurloon van [werknemer] bij onder andere [bedrijf ] aan te passen, terwijl zij daarover niets te zeggen had. Bovendien schrijft verdachte bij die instructies dat een en ander geloofwaardiger overkomt.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn die Whatsappberichten voor geen andere uitleg vatbaar dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de valsheid van de betreffende documenten.
De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen van het gebruikmaken van valse geschriften dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 24 mei 2018 tot en met 1 juni 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met personen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste geschriften, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het echt en onvervalst, te weten:
  • een werkgeversverklaring van (werkgever) [bedrijf ] te [plaats] betreffende [werknemer] als algemeen medewerker van [bedrijf ] ;
  • een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf ] en [werknemer] , getekend op 31 mei 2018;
  • een salarisspecificatie d.d. 30 april 2018 op naam van [werknemer] over de maand april 2018;
bestaande die valsheid hierin dat opzettelijk en in strijd met de waarheid zakelijk weergegeven is aangegeven dat [werknemer] werkzaam is voor [bedrijf ] en/of een contract voor onbepaalde tijd had en/of in vaste dienst was en/of per 1 augustus 2018 gemiddeld 40 uren per week werkzaam zou zijn voor [bedrijf ] en/of 117 loonuren heeft gewerkt voor [bedrijf ] in de maand april 2018,
bestaande dat gebruikmaken zakelijk weergegeven hierin dat zij, verdachte, en haar mededaders, de hiervoor genoemde werkgeversverklaring en arbeidsovereenkomst en salarisspecificatie aan [bedrijf ] ten behoeve van de verkrijging van een hypothecaire geldlening voor het appartement aan de [adres] te Assen heeft verstrekt, althans heeft doen toekomen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren. Bij het bepalen van zijn eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met het tijdsverloop.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan hypotheekfraude door het gebruikmaken van valse geschriften. Eén van haar medeverdachten heeft ervoor gezorgd dat de hypotheekaanvrager op papier een dienstverband had bij een camping. Als bewijs van dit fictieve dienstverband werden een arbeidsovereenkomst, een werkgeversverklaring en een salarisspecificatie opgemaakt. Verdachte leverde deze geschriften in bij de hypotheekverstrekker. Op basis van het fictieve dienstverband en de valse documenten is vervolgens aan de hypotheekvrager een hypotheek verstrekt.
Hypotheekbanken moeten kunnen vertrouwen op de echtheid van de documenten die aanvragers verstrekken. Verdachte en haar medeverdachten hebben dat vertrouwen beschaamd. Dergelijke hypotheekaanvragen kunnen (het vertrouwen in) de economie en de financiële markten ondermijnen en kunnen het des te lastiger voor anderen maken om op eerlijke wijze een hypotheek te krijgen. De rechtbank rekent verdachte dit in het bijzonder aan omdat zij zelf beroepsmatig bemiddelde bij het verstrekken van hypotheken.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte meegewogen dat zij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 60 uren opleggen.
Nu verdachte nog steeds werkzaam is in dezelfde functie als ten tijde van het ten laste gelegde, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank doet dit om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen. Gelet op het tijdsverloop in deze zaak zal de rechtbank de proeftijd van het voorwaardelijke deel van de straf bepalen op 1 jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf voor de duur van 60 uren.
Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 30 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. F. Sieders en
mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 augustus 2025.