In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, betreft het een tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland over de aansprakelijkheid van twee WAM-verzekeraars na een verkeersongeval. Op 30 oktober 2021 vond er een ongeval plaats tussen een voetganger en een snorfiets-bestuurder, waarbij de bestuurder geen eigen WAM-verzekering had. Beide verzekeraars, UVM en Univé, stonden geregistreerd bij de RDW als WAM-verzekeraars van de snorfiets. De benadeelde heeft UVM aangesproken, die vervolgens een schadevergoeding heeft uitgekeerd van € 62.615,38. UVM vordert nu regres van Univé, omdat beide verzekeraars volgens haar hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade.
De rechtbank oordeelt dat beide WAM-verzekeraars niet kunnen tegenwerpen dat zij geen WAM-verzekeraar zijn, en dat zij hoofdelijk verbonden zijn op basis van artikel 6:102 BW. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een samenloop van verzekeringen zoals bedoeld in artikel 7:961 BW, en dat beide partijen ieder de helft van de schade moeten vergoeden. De zaak wordt verwezen naar de rol voor uitlaten over de omvang van de schade, waarbij de rechtbank partijen de gelegenheid biedt om met elkaar in overleg te treden over de verdere procedure.