ECLI:NL:RBNNE:2025:3387

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
18.009014.25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door een vader met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd, als bedoeld in art. 249 (oud) Sr.

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 augustus 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarig kind. De verdachte heeft gedurende vijf jaar, vanaf het moment dat het slachtoffer drie jaar oud was, meermalen ontuchtige handelingen gepleegd met zijn dochter. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, waarbij zij consistent en genuanceerd zijn. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn betrokkenheid bij de handelingen erkend, wat de rechtbank als bewijs heeft meegenomen. De tenlastelegging omvatte onder andere het strelen en knijpen van de ontblote delen van het lichaam van het slachtoffer en het laten aanraken van zijn ontblote en stijve penis door het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat het misbruik heeft plaatsgevonden in de ouderlijke woning, een plek waar een kind zich veilig zou moeten voelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van €7.500,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de zaak in overweging genomen, zoals de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.009014.25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 augustus 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 juli 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.D. Arends, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks in de periode 13 maart 2001 tot en met 12 maart 2011 te Groningen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001 door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, aan/over haar (ontblote) rug en/of billen en/of borsten en/of vagina en/of benen te strelen en/of knijpen en/of door die [slachtoffer] verdachtes (ontblote en/of stijve) penis aan te laten raken, terwijl (een deel van) verdachtes (ontblote en/of stijve) penis voor die [slachtoffer] zichtbaar is.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het feit dat zij te bewijzen acht op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte ter terechtzitting waarin hij de ten laste gelegde feitelijke handelingen, die als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, heeft bekend.
Voor wat betreft de pleegperiode heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
Gelet op de uitlatingen die verdachte heeft gedaan tegenover een medewerker van GGD, inhoudend dat hij aangeefster vanaf haar eerste levensjaren seksueel heeft misbruikt (p. 209) dient de pleegperiode aan te vangen op de geboortedatum van aangeefster.
De pleegperiode dient conform de gewijzigde tenlastelegging te eindigen op 12 maart 2011, nu het dossier hele sterke aanwijzingen bevat dat het misbruik heeft plaatsgevonden tot het tiende levensjaar van aangeefster. Die aanwijzingen bestaan bijvoorbeeld uit een anonieme melding bij het AMK in mei 2010 inhoudende dat verdachte een erectie zou krijgen als hij met zijn 9-jarige dochter speelt en mogelijk grensoverschrijdend gedrag zou vertonen (pagina 36) en een melding van de leerplichtambtenaar van oktober 2010 met verontrustende signalen over mogelijk seksueel misbruik door verdachte van aangeefster (pagina 367).
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Op grond van de verklaring van verdachte dat hij zijn dochter twee keer onzedelijk heeft betast en de verklaring van [slachtoffer] dat de handelingen zijn gestopt rond haar zevende levensjaar, is de ten laste gelegde periode veel te ruim gesteld.
Verder dient vrijspraak te volgen van het strelen van de vagina, nu als enige bewijsmiddel daarvoor aanwezig is, de verklaring van verdachte. Op grond van artikel 341, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering kan een verdachte niet enkel en alleen worden veroordeeld op basis van zijn of haar eigen verklaring.
Ook dient vrijspraak te volgen van het laten aanraken van de blote dan wel stijve penis, terwijl de penis zichtbaar is geweest. Verdachte heeft dit onderdeel van de tenlastelegging ontkend, met uitzondering van het feit dat de eikel van zijn penis wel eens zichtbaar is geweest voor aangeefster. Daarbij komt dat aangeefster hier pas over heeft verklaard nadat zij EMDR-therapie had gevolgd. Nu niet kan worden beoordeeld in hoeverre die therapie van invloed is geweest op de inhoud van de aangifte, kan de verklaring van aangeefster hieromtrent niet voor het bewijs worden gebruikt. Immers, de betrouwbaarheid van de aangifte op dit punt is niet komen vast te staan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter terechtzitting van 31 juli 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
U vraagt mij of ik de blote rug, billen, borsten en benen van [slachtoffer] heb geaaid en in haar blote billen heb geknepen. Dat klopt. Dat heb ik gedaan. Ook heb ik twee keer haar blote vagina gestreeld. Ook is het gebeurd dat mijn stijve penis zichtbaar voor haar boven mijn broeksband uitkwam en dat zij die in mijn broek terugduwde.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 september 2023, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] , d.d. 20 december 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001:
(p. 12) V: Hoe noem je het waar je aangifte van komt doen?
A: Ik zou zeggen seksueel misbruik, dat is het mooie woord. Maar ik zou het zelf jarenlange aanranding noemen.
V: Tegen wie doe je aangifte? A: [verdachte]
(p. 13) A: Ik ben tot ongeveer mijn 7e door [verdachte] aangeraakt op de manier die, als ik terugkijk waren eigenlijk alle aanrakingen van hem vervelend. Toen ik een jaar of 7 was merkte ik dat ik het niet meer wilde en zijn handen op mijn lichaam niet fijn vond. Toen ik me realiseerde dat het niet normaal was wat [verdachte] deed, was het al zo lang een soort van wel normaal voor me. Tot die tijd was het wel dagelijks zoals hij het noemde dat we gingen kroelen. Hij zat dan aan mijn rug en aan mijn billen en ook wel aan mijn voorkant, ik had nog geen tieten maar hij raakte me wel daar aan. Dan werd hij stijf, dat was wel heel duidelijk voor mij. Het was ook normaal voor mij, onder het excuus van 'dit is een speciale band met papa en dit hoeft mama ook niet te weten'. Zijn stijve eikel kwam over de rand van zijn onderbroek. Het was zo normaal voor mij in die tijd om dat te zien dat hij eerst dan zijn eikel terug deed in zijn onderbroek, dat ik op gegeven moment die eikel terug deed. Dus dat ik die handeling overnam, ik deed dan zijn eikel terug in zijn onderbroek.
V: Wat is je eerste herinnering aan de aanrakingen van [verdachte] ?
A: Ik weet nog wel dat toen ik heel klein was, vliegtuigje speelde met [verdachte] en als ik dan viel, ik gelijk weer in zijn handen lag. Toen was ik wel klein.
V: Wat deden die handen op dat moment?
A: Hij zat heel erg aan mijn billen. En hij wreef heel veel over mijn rug. Die aanraking is in de basis niet een aanraking met een seksuele intentie, maar hoe hij dat bij mij deed was niet hoe het hoorde. Het was vooral dat hij als hij dan over mijn rug ging, dan hij dan via de achterkant bij mijn onderbroek in ging naar mijn billen.
V: Dat strelen over je rug, was dat op of onder de kleding? A: Onder, maar ook wel op.
V: Waar gebeurde dit?
A: Voornamelijk in het bed waarin ik met mijn moeder sliep, maar mijn moeder was er niet.
(p. 14) A: Maar ik heb ook wel vaak zijn geslachtsdeel gezien op deze momenten, dat we dan ook wel met de gezichten naar elkaar toe lagen. Ik bedoel wat ik eerder zei, dat het dan boven zijn broek uit kwam.
V: Je vertelde over aanrakingen op je rug, billen en de plek waar nu je borsten zitten. Wat deden [verdachte] handen daar precies?
A: Strelingen. Voelen en in mijn billen kneep hij ook echt.
A: Ik weet nog wel heel goed dat hij zei als zijn eikel naar boven kwam dat het niet de bedoeling was en dat ik het niet hoefde te zien. Dat het een
geheimpje was tussen ons tweeën dat mama het niet hoefde te weten en dat het speciale liefde was tussen ons. Ik weet nog dat de laatste keer dat het gebeurde, en ik zei tijdens de aanrakingen dat ik het niet fijn vond en dat ik het niet meer wilde, dat hij toen al met zijn hand in mijn broek zat en dat hij nog een paar keer kneep en zei 'maar het voelt zo fijn'.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden,
d.d. 29 oktober 2018, opgenomen op pagina 374 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Betreft Informatief gesprek op 16 oktober 2023 met [slachtoffer] .
Ik ben nu bij de politie, omdat ik tot mijn 7de misbruikt ben door mijn vader: [verdachte]
. Het is begonnen tussen mijn vader en mij, toen ik het mij nog niet herinnerde.

Bewijsoverwegingen

De rechtbank stelt voorop dat zij de verklaringen van aangeefster betrouwbaar acht. De aangifte is authentiek en wordt op essentiële onderdelen ondersteund door de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Aangeefster verklaart consistent en genuanceerd en geeft ook aan waar zij twijfels heeft; zo weet zij bijvoorbeeld niet meer of verdachte haar blote vagina heeft aangeraakt. Dit maakt haar aangifte betrouwbaar.
Feitelijke handelingen
De rechtbank acht alle feitelijke handelingen uit de tenlastelegging bewezen op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het bewijsverweer van de raadsvrouw met betrekking tot het laten aanraken van de ontblote en stijve penis van verdachte ziet de rechtbank als achterhaald, omdat verdachte deze gedraging ter terechtzitting, anders dan bij de politie, heeft bekend. Aan de betrouwbaarheid van de aangifte op dit punt behoeft daarom niet te worden getwijfeld.
Met betrekking tot het strelen over de blote vagina overweegt de rechtbank dat de bekennende verklaring van verdachte voldoende is om tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging te komen. Deze gedraging van verdachte past naar het oordeel van de rechtbank namelijk volledig in de context waarbinnen ook de overige door verdachte erkende handelingen hebben plaatsgevonden.
Namelijk, veelal naast elkaar liggend in bed, strelen over de blote benen en - met de hand in de onderbroek - knijpen in de blote billen. Daarnaast geldt dat voor een bewezenverklaring niet is vereist dat er ten aanzien van alle onderdelen van de tenlastelegging twee bewijsmiddelen moeten zijn.
Ontuchtige handelingen
Verdachte, een volwassen man, heeft verklaard dat hij zoveel genegenheid voor aangeefster, zijn nog jonge dochter, voelde dat er erotische gevoelens bij hem ontstonden, als hij met aangeefster aan het knuffelen was. Door alleen al het strelen van haar rug ontstonden die gevoelens wat bij hem steeds leidde tot een erectie, aldus verdachte. Aangeefster heeft de handelingen ook steeds als seksueel getint ervaren. Zij wist dat het strelen van haar rug al snel kon overgaan in het knijpen in haar blote billen en zij werd veelvuldig geconfronteerd met de aanblik van de stijve penis van verdachte, aldus aangeefster.
De rechtbank kwalificeert, onder de gegeven omstandigheden, alle ten laste gelegde handeling dan ook als seksuele gedragingen in strijd met de sociaal-ethische normen die aldus kunnen worden aangemerkt als ontuchtige handelingen.
Pleegperiode
Aangeefster heeft verklaard dat zij zich niet kan herinneren wanneer het misbruik is begonnen. Uit haar verklaring volgt dat er sprake is geweest van langdurig seksueel misbruik, waarvan zij zich op haar zevende jaar ging beseffen dat dit niet normaal was. Omdat herinneringen doorgaans teruggaan tot ongeveer vanaf het derde levensjaar, acht de rechtbank bewezen dat het misbruik vanaf 13 maart 2004 is aangevangen. Dat verdachte volgens een medewerker van de GGD zou hebben toegegeven dat hij [slachtoffer] in haar eerste levensjaren seksueel heeft misbruikt (pagina 209), acht de rechtbank onvoldoende om tot een eerdere aanvang van de pleegperiode te komen.
Aangeefster heeft verklaard dat het misbruik is doorgegaan tot haar zevende levensjaar. De
aanwijzingen in het dossier die volgens de officier van justitie nopen tot het oprekken van de pleegperiode tot 12 maart 2011, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot een langere pleegperiode te komen. Uit het dossier blijkt dat na 2009 toen de hulpverlening in het gezin van verdachte kwam, er gesproken is over mogelijk misbruik van aangeefster maar onvoldoende blijkt dat er na 2009 nog feitelijk misbruik heeft plaatsgevonden.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode 13 maart 2004 tot en met 12 maart 2009 te Groningen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, door die [slachtoffer] meermalen aan/over haar ontblote rug en billen en borsten en vagina en benen te strelen en knijpen en door die [slachtoffer] verdachtes ontblote en stijve penis aan te laten raken, terwijl een deel van verdachtes ontblote en stijve penis voor die [slachtoffer] zichtbaar is.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor de oplegging van een taakstraf. Subsidiair heeft de raadsvrouw verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant waarbij iemand die niet in staat was een taakstraf te verrichten is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting het rapport van Reclassering Nederland van 18 maart 2025 en het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 juni 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende vijf jaar veelvuldig ontuchtige handelingen gepleegd met zijn zeer jonge dochter, als bewezenverklaard. Het misbruik begon toen het slachtoffer drie jaar oud was.
Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van zijn jonge dochter die van zijn zorg afhankelijk was. Het seksueel misbruik vond plaats in de ouderlijke woning, een plaats waar een jong kind zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen, maar waar het slachtoffer al die tijd in een zeer onveilige situatie heeft geleefd.
Het slachtoffer heeft verklaard, dat zij bij de laatste keer dat het misbruik plaatsvond, tijdens de aanrakingen tegen verdachte had gezegd dat ze het niet fijn vond en het niet meer wilde. Verdachte zat toen met zijn hand in haar broek, kneep nog een paar keer en had gezegd “maar het voelt zo fijn”, aldus het slachtoffer. Deze reactie van verdachte, ook dat nog een paar keer knijpen terwijl zij had aangegeven het niet fijn te vinden, onderstreept naar het oordeel van de rechtbank het gegeven dat verdachte bij het plegen van het misbruik puur en alleen aan de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens heeft gedacht en dat hij het welzijn van zijn dochtertje daaraan ondergeschikt had gemaakt.
De ervaring leert dat seksueel misbruik van jeugdigen door een ouder veelal leidt tot langdurige psychische schade en daarnaast een verstoring van de seksuele ontwikkeling tot gevolg kan hebben. Uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het misbruik een groot
psychisch leed bij het slachtoffer heeft veroorzaakt, dat jarenlang heeft geduurd en waarvoor zij therapie heeft moeten volgen. En ofschoon het slachtoffer inmiddels vol zelfvertrouwen in haar schoenen staat, kamt zij nog steeds met klachten van slapeloosheid en nachtmerries en heeft zij moeite met aanrakingen op haar onderrug.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het feit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de ouderdom van de zaak, de leeftijd van de bijna 72-jarige verdachte en zijn blanco strafblad.
Ook heeft de rechtbank gelet op de kortere pleegperiode die de rechtbank bewezen acht ten opzichte van de periode waarop de officier van justitie haar strafeis heeft gebaseerd.
In genoemd reclasseringsrapport wordt geadviseerd om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Toezicht en interventies worden niet nodig geacht.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte moet worden opgelegd, een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Een afdoening van de zaak met een taakstraf of een gevangenisstraf van kortere duur, waarvoor de raadsvrouw heeft gepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van het feit.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 7.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat het gevorderde bedrag moet worden verminderd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat gevorderde bedrag niet billijk is omdat verdachte partieel moet worden vrijgesproken en er sprake is van een kortere pleegperiode dan de periode waarop de vordering is gebaseerd. De raadsvrouw heeft daarbij verwezen naar uitspraken van andere rechtbanken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat het slachtoffer door het jarenlange misbruik in mentale zin zo is beschadigd, dat zij daar nu nog steeds de negatieve psychische gevolgen van ondervindt. Zij heeft gedurende haar gehele pubertijd geworsteld met een langdurige depressie en gevoelens van verdriet, onbegrip en eenzaamheid. Daardoor heeft zij moeten stoppen met haar Havo-opleiding en heeft zij meerdere therapieën moeten volgen om te worden tot wie zij nu is, een zelfverzekerde, maar toch nog steeds enigszins gemankeerde jonge vrouw.
De rechtbank acht ter compensatie van deze geleden immateriële schade, een bedrag
van 7,500,00 alleszins redelijk en zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2009.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 249 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 8 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 7.500,00 (zegge: zevenduizend en vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 maart 2009 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 7.500,00 (zegge: zevenduizend en vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2009 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 72 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 augustus 2025.