Op 19 augustus 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarige slachtoffers. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank na een onderzoek ter terechtzitting op 5 augustus 2025. De verdachte, geboren in 1968, was aanwezig en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Elzinga. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.
De tenlastelegging omvatte ontuchtige handelingen met twee meisjes, geboren in 2009, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud waren. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij zij de verklaringen van de aangeefsters als betrouwbaar beschouwde. De verdediging betoogde echter dat de verklaringen inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling.
De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters kritisch beoordeeld en vastgesteld dat er op essentiële onderdelen tegenstrijdigheden waren. Ondanks enkele overeenkomsten in hun verklaringen, waren de inconsistenties zodanig dat de rechtbank niet met de vereiste mate van zekerheid kon vaststellen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. Daarom heeft de rechtbank de verdachte integraal vrijgesproken van de beschuldigingen.
Daarnaast hebben de aangeefsters zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces met vorderingen tot schadevergoeding. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de feiten niet bewezen waren en heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat de aangeefsters hun eigen proceskosten moeten dragen.